RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
Registratienummers: Awb 13/718, 13/786 en 13/799.
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekers]
allen wonende te Zwolle,
gemachtigde: mr. R.S. Wertheim,
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,
de burgemeester van Zwolle, verweerder,
Hardshock BV te Zwolle, derde partij,
gemachtigde: mr. E.F.J.A.M. de Wit.
Bij besluiten van 19 maart 2013 heeft de burgemeester aan de derde partij op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle (APV) een evenementenvergunning verleend voor het houden van het Hardshock Festival op 27 april 2013.
Verder heeft het college van burgemeester en wethouders op 19 maart 2013 aan de derde partij een ontheffing verleend van de APV voor het gebruik van geluidsversterkende apparatuur tijdens dit festival. Tot slot heeft het college eveneens op 19 maart 2013 aan de derde partij een omgevingsvergunning verleend om ten behoeve van het festival af te wijken van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
Verzoekers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
Op 3 april 2012 hebben verzoekers de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is aangevuld bij brief van 16 april 2013.
Het verzoek is ter zitting van 18 april 2013 behandeld. Verschenen zijn [naam], [naam] [naam], en [naam], bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.C.S. van Dop en B.A. van der Gronden. Voor de derde partij zijn verschenen J. Althoff en J. Verbeek, bijgestaan door hun gemachtigde.
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Aangezien het evenement plaatsvindt op 27 april 2013 kan verzoekers een spoedeisend belang niet worden ontzegd.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. De derde partij heeft op 21 december 2012 een evenementenvergunning op basis van de APV aangevraagd voor het Hardshock Festival. Dit festival zal plaatsvinden op 27 april 2013, van 12.00 tot 00.00 uur, bij de Wijthemenerplas te Zwolle. Tegelijk heeft de derde partij ontheffing gevraagd van de APV voor het gebruik van geluidsversterkende apparatuur tijdens het festival.
Op 28 januari 2013 heeft de derde partij een omgevingsvergunning gevraagd voor het bedoelde festival, aangezien dit plaatsvindt in strijd met de vigerende bestemming.
Diverse omwonenden en anderen hebben daartegen hun zienswijzen kenbaar gemaakt, waaronder ook verzoekers.
Op 19 maart 2013 hebben verweerders de gevraagde vergunningen en ontheffing verleend. Verzoekers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
3. Aangezien alle verzoekers in de directe nabijheid van het festivalterrein woonachtig zijn, kunnen zij als belanghebbende bij de bestreden besluiten worden aangemerkt.
4. Verzoekers stellen dat zij onevenredige overlast van het festival zullen ondervinden. Zij vrezen geluidoverlast. Ter zitting hebben verzoekers gesteld dat het hen primair hierom gaat. Verder zijn ze beducht voor overlast als gevolg van de toestroom van veel bezoekers en de bijbehorende stroom van vervoer van en naar het terrein. Tot slot vrezen zij dat bezoekers zich in de nabijheid van hun woningen zullen gaan ophouden. Deze bezwaren hebben verzoekers ter zitting laten vallen als van niet overwegend belang voor de beoordeling van hun verzoek om een voorlopige voorziening.
5. Op 1 januari 2013 is artikel 8:69a van de Awb in werking getreden. Hierin is bepaald dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Verzoekers hebben bezwaren ingebracht die zien op de wijze van indienen van de aanvraag, orde en veiligheid bij calamiteiten en de gezondheid van op het terrein werkende medewerkers en van bezoekers. Gelet op het bepaalde in voornoemd artikel 8:69a van de Awb vallen deze argumenten buiten het bestek van de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Verder hebben verzoekers gewezen op de gevolgen voor broedende vogels. Aangezien verzoekers niet zijn verenigd in een vogelwerkgroep of iets dergelijks zal de voorzieningen-rechter zich ook hierover niet uitlaten.
De voorzieningenrechter zal toetsen of de vrees van verzoekers voor geluidoverlast bij afweging van de betrokken belangen aanleiding geeft om een voorlopige voorziening te treffen.
6. Artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt – voor zover van belang - dat het verboden is zonder vergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of deels bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Niet in geschil is dat het houden van het Hardshock Festival op de bedoelde locatie in strijd is met de bestemming “Dagrecreatie” (en de gebruiksbepaling artikel 6A) van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
In artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 2º, van de Wabo is bepaald dat in deze gevallen de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit omgevingsrecht, Bor) aangewezen gevallen.
In artikel 4, aanhef en onder 8, van bijlage II van het Bor is bepaald dat voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 2º, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking komt het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van 3 per jaar en de duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van de voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
7. Het college heeft het besluit bij wijze van motivering voorzien van een Onderbouwing, waarin onder andere is getoetst aan de Beleidsregel evenementen in de openlucht 2012 (de Beleidsregel).
In artikel 4 van de Beleidsregel worden grootschalige evenementen gedefinieerd als evenementen voor meer dan 5000 bezoekers, die pas gehouden kunnen worden na het treffen van fysieke maatregelen en waarbij doorgaans het risico met betrekking tot de openbare orde en veiligheid groot is, en/of evenementen waarbij op basis van artikel 8 een maximale geluidbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C) is toegestaan.
In artikel 5 zijn voor het houden van grootschalige evenementen diverse locaties aangewezen, waaronder de locatie op of nabij de Wijthemenerplas. Volgens artikel 6, tweede lid, zijn hier maximaal 8, waarvan maximaal 3 grootschalige, evenementen toegestaan.
Artikel 7 bevat de regels voor de eindtijden: op vrijdag en zaterdag dient het gebruik van geluidversterkende apparatuur om 0.00 uur beëindigd te zijn. Uiterlijk 0.30 uur dient het evenement afgelopen te zijn en moeten de schenkpunten gesloten zijn.
In artikel 8, tweede lid, is bepaald dat voor alle evenementen voor muziek als inhoud (dus niet als achtergrondgeluid) een maximale geluidsbelasting van 85 dB(A)/95 dB(C) geldt. De geluidsbelasting dient op grond van het derde lid te worden gemeten op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten of op in de vergunning vastgestelde referentiepunten.
In artikel 10 is bepaald dat aan de vergunning nadere voorschriften kunnen worden gesteld, bijvoorbeeld over het inzetten van beveiliging, het voorkomen van (verkeer-)overlast, en dergelijke.
Het college heeft het Hardshock Festival aangemerkt als een grootschalig evenement met muziek als inhoud, waar maximaal 7500 bezoekers worden verwacht.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de aanvraag is opgenomen dat met de opbouw van het evenement zal worden gestart op 22 april 2013. Op 30 april 2013 is de afbraak ervan voorzien.
Gelet op de duur van het evenement en het feit dat het één van drie grootschalige evenementen is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college het verlenen van de omgevingsvergunning kon baseren op het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 2º van de Wabo en artikel 4, aanhef en onder 8 van bijlage II van het Bor.
Verzoekers hebben aangevoerd dat de termijn van 15 dagen wordt overschreden omdat het hoofdpodium na het Hardshock Festival niet volledig wordt afgebroken. Het podium wordt kaal gemaakt en blijft, met hekken eromheen, staan tot het volgende evenement, dat op 18 mei 2013 plaatsvindt. Het college heeft erkend dat dit afwijkt van wat in het bestreden besluit is vergund, maar acht dit een handhavingkwestie die los staat van deze procedure. De voorzieningenrechter acht dit niet onjuist.
9. Het college motiveert de omgevingsvergunning voor wat betreft de te verwachten geluidoverlast met verwijzing naar de in r.o. 7 genoemde Beleidsregel. Verzoekers hebben gesteld dat de in de Beleidsregel opgenomen maximum geluidsnormen zo buitensporig hoog zijn, dat reeds hierom de grenzen van een redelijke beleidsvorming is overschreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de exceptieve toetsing van de Beleidsregel en ziet daar dan ook van af. Wel zal de voorzieningenrechter onderzoeken welke geluidoverlast de bestreden besluiten in de praktijk zal hebben voor verzoekers en of hieraan gevolgen dienen te worden verbonden.
10. Conform artikel 8 van de Beleidsregel heeft het college bepaald dat voor het Hardshock Festival de maximale geluidsbelasting op het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object 85 dB(A)/95 dB(C) mag bedragen. Het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object is de woning aan de Heinoseweg 21. De afstand van het midden van het festivalterrein tot aan deze woning bedraagt ca. 494 meter. Voor de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening is evenwel bepalend dat verzoekers wonen op afstanden variërend van 584 meter tot 1081 meter.
Voor het onderzoek wat de geluidbelasting zal zijn op de woningen van verzoekers zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij de “Nota Evenementen met een luidruchtig karakter”, opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg te Heerlen in januari 1996. Toetsing aan deze nota is in de jurisprudentie bij herhaling geaccepteerd.
In de nota is gesteld dat het geluidniveau in een woning overdag varieert van 25 tot 35 dB(A). Indien het geluidniveau in de woning stijgt tot boven 40 dB(A) heeft dat gevolg dat de bewoners harder moeten gaan praten om verstaanbaar te zijn; dit wordt als zeer hinderlijk ervaren. Een geluidniveau van 50 dB(A) leidt ertoe dat de bewoners dubbel zo hard moeten praten om verstaanbaar te zijn. In de nota wordt dit als een zo ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer beoordeeld, dat dit de grens zou moeten zijn van wat van een omwonende gevraagd kan worden te accepteren. Alle geluid boven de 50 dB(A) wordt bijgevolg als onduldbare hinder gekwalificeerd.
Uitgaande van een gevelisolatie van 20 à 25 dB(A) mag de maximale gevelbelasting in de dagperiode 70 à 75 dB(A) bedragen teneinde het maximale geluidniveau in de woning maximaal 50 dB(A) te laten zijn. Voor de avond- en nachtperiode is dat 70 à 75 dB(A) resp. 65 à 70 dB(A).
De dagperiode is van 07.00 – 19.00 uur, de avondperiode is van 19.00 – 23.00 uur en de nachtperiode van 23.00 – 07.00 uur. In de nota is opgemerkt dat het gebruikelijk en verdedigbaar is om de aanvang van de nachtperiode met 1 of 2 uur te verschuiven op dagen die worden gevolgd door een vrije dag. De nachtperiode vangt dan aan om 24.00 of 01.00 uur. De voorzieningenrechter acht in dit geval – 27 april 2013 is een zaterdag – aanvaardbaar dat de nachtperiode aanvangt om 24.00 uur.
De nota bevat een overzicht aan de hand waarvan kan worden bepaald wat de gevolgen zijn van een bepaalde geluidemissie en of daardoor onduldbare hinder optreedt in nabijgelegen woningen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de derde partij onderbouwd en onweersproken gesteld dat het bronvermogen van het festival bij het podium dichtstbij de woningen van verzoekers circa 135 dB(A) bedraagt.
Uitgaande van een bronvermogen van 135-145 dB(A) bedraagt het geluid op een afstand van 100 meter tussen de 85 en 95 dB(A). Indien de afstand verder wordt vergroot kan gerekend worden met een afname van het geluid met ca. 6 dB(A) en 1 à 4 dB(A) bodemdemping per afstandsverdubbeling. In dit geval kan naar schatting worden uitgegaan van 2 dB(A) bodemdemping bij aanwezigheid van wateroppervlak en bebossing tussen het podium en de woningen van verzoekers.
Op een afstand van 200 meter bedraagt het geluid dan 77-87 dB(A), op 400 meter afstand 69-79 dB(A) en op 800 meter 61-71 dB(A).
De dichtstbij gesitueerde woning van een verzoeker ligt op een afstand van 584 meter. Aangezien de woningen van verzoekers zijn gebouwd in de periode 2008-2012 gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de isolatiewaarde van de gevels zeker 20 à 25 dB(A) bedraagt (in 1996 was dit de gemiddelde gevelisolatie).
De voorzieningenrechter overweegt dat aldus niet is te verwachten dat in de woning van de meest nabij wonende verzoeker en dus evenmin in de woningen van de verderop wonende verzoekers onduldbare hinder als bedoeld in de nota optreedt. De voorzieningenrechter volstaat met de uitkomsten van dit onderzoek, omdat gegeven het spoedeisende karakter van het geschil geen gelegenheid bestaat om een deskundige in te schakelen. De voorzieningen-rechter beseft voorts dat verzoekers gedurende het festival geluidoverlast zullen ondervinden bij verblijf in hun tuinen. Zij kunnen zich echter terugtrekken in hun woningen, wat gelet op de duur van het evenement aanvaardbaar is.
De uitkomst is dat de voorzieningenrechter in de bij de woningen van verzoekers te verwachten geluidoverlast geen aanleiding ziet om een voorlopige voorziening te treffen.
11. Verzoekers hebben voorts betoogd dat het college heeft gehandeld in strijd met de door hem gewekte verwachtingen. Verzoekers zijn op deze locatie komen wonen nadat hen van gemeentezijde rust en privacy is voorgespiegeld. In het bestemmingsplan “Bos en Buitenplaatsen Wijthmen” is ingestoken op bos en natuurbouw, buitenplaatsen en recreatie; functies die, mits optimaal ingezet, elkaar wederzijds kunnen versterken.
De voorzieningenrechter overweegt dat met het bestreden besluit niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan “Bos en Buitenplaatsen Wijthmen”, maar van het bestemmingsplan “Buitengebied”, waarin de Wijthmenerplas is bestemd voor “Dagrecreatie”. Aan de bestemmingen uit het andere bestemmingsplan wordt dan ook niets afgedaan. Het college heeft daarbij gebruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid om af te wijken van dit bestemmingsplan.
Bij afweging van de betrokken belangen heeft het college gewicht kunnen toekennen aan de duur van het Hardshock Festival. Er is geen sprake van een langdurig afwijken van de planvoorschriften. Het eigenlijke evenement vindt immers alleen plaats op 27 april 2013 van 12.00 tot 24.00 uur.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de belangenafweging in dit geval in het voordeel van de derde partij kunnen laten uitvallen. Ook hierin bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
De evenementenvergunning en ontheffing op basis van de APV
12. In artikel 2.2.2, eerste lid, van de APV is bepaald dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Artikel 4.1.6, eerste lid, van de APV – voor zover van belang - verbiedt het in de open lucht (en buiten een inrichting als bedoeld in de wet milieubeheer) in werking hebben van geluidsapparaten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.
Het tweede lid biedt het college de mogelijkheid hiervoor ontheffing te verlenen.
Artikel 1.8 van de APV bepaalt dat de vergunning of ontheffing kan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.
13. De voorzieningenrechter heeft in het voorgaande geen aanleiding gezien met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het Hardshock Festival een voorlopige voorziening te treffen, aangezien het door het festival veroorzaakte geluidniveau niet leidt tot onduldbare hinder in de woningen van verzoekers.
De in artikel 1.8 onder d van de APV opgenomen weigeringgrond doet zich naar voorlopig oordeel dan ook niet voor.
De overige weigeringgronden kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 8:69a van de Awb, in het geval van verzoekers evenmin tot het treffen van een voorlopige voorziening leiden.
14. De slotsom is dat de bestreden besluiten voorshands voor rechtmatig worden gehouden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
15. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en door hem en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.