ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ8311

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 12/2093
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffing BIZ-bijdrage door gemeenteraad Losser; geschil over leegstand onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de heffing van de BIZ-bijdrage door de gemeenteraad van Losser. Eiser, eigenaar van een leegstaand pand in Losser, was van mening dat hij ontheffing van de BIZ-bijdrage diende te krijgen, omdat zijn onroerende zaak al jaren leegstond. De gemeenteraad had echter in de Verordening op de heffing van de BIZ-bijdrage bepaald dat leegstaande objecten niet van de heffing waren uitgesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad bevoegd was om eiser voor het belastingjaar 2012 in de BIZ-heffing te betrekken, ondanks de stemmen in de gemeente om leegstaande objecten niet langer te belasten.

De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Experimentenwet BI-zones en de gemeentelijke Verordening besproken. Artikel 1 van de Experimentenwet stelt dat de gemeenteraad een heffing kan instellen voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. De rechtbank concludeert dat de gemeenteraad van Losser de mogelijkheid om tarieven te differentiëren heeft benut, maar dat de leegstand van het pand van eiser niet automatisch leidt tot ontheffing van de BIZ-bijdrage. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de gemeenteraad de heffing op de juiste wijze heeft vastgesteld en gepubliceerd.

De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, met H. Blekkenhorst als griffier. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: AWB ZWO 12/2093
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in het geding tussen
(eiser],
wonende te Losser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Losser,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft op 29 februari 2012 aan eiser voor het belastingjaar 2012 ten aanzien van de onroerende zaak [zaak] te Losser een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd ten bedrage van € 840,--. Het door eiser daartegen gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 20 juli 2012 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is bij brief van 22 augustus 2012 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brieven van 8 oktober 2012 en 30 januari 2013.
Het beroep is op 21 februari 2013 ter zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. D. Prook, werkzaam bij het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Twente.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Na sluiting van het onderzoek is van eiser een brief met dagtekening 24 februari 2013 ontvangen. Deze brief van eiser heeft voor de rechtbank geen aanleiding gevormd om het onderzoek te heropenen.
2. Het geschil
In geschil is of verweerder eiser terecht in de heffing van de BIZ-bijdrage heeft betrokken.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij voor ontheffing van de BIZ-bijdrage in aanmerking komt, omdat ten aanzien van de onroerende zaak [zaak]te Losser al jaren sprake is van leegstand. Het is onterecht dat een bijdrage van € 840,-- per jaar moet worden betaald om de omzet en winst van de winkeliers in het dorp te vergroten, terwijl een leegstaand pand alleen maar geld kost. Eiser heeft aldus wel de kosten, maar niet de baten. Bovendien valt de onroerende zaak buiten de kom van het dorp.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser terecht voor de BIZ-bijdrage is aangeslagen.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
3. Beoordeling van het geschil
3.1 In artikel 1, eerste lid, van de Experimentenwet BI-zones is bepaald dat de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing kan instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de BIZ-bijdrage een belasting is die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
3.2 Op 15 november 2011 heeft de gemeenteraad van Losser de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Losser (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is bekendgemaakt in de Nieuwe Dinkellander van 20 december 2011. De Verordening is aldus op de juiste wijze gepubliceerd en in werking getreden.
3.3 In artikel 1 onder a van de Verordening wordt onder BI-zone verstaan het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven.
In artikel 3 van de Verordening is een aan artikel 1, tweede lid, van de Experimentenwet BI-zones gelijkluidende bepaling opgenomen.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de BIZ-bijdrage gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
In artikel 8, eerste lid, van de Verordening is een indeling van de onroerende zaken in waardenklassen weergegeven. Ingevolge de aanhef en onder b van voormeld artikellid bedraagt de BIZ-bijdrage bij een waarde van meer dan € 100.000,--, maar minder dan
€ 300.000,-- € 840,--.
In artikel 8, tweede lid, van de Verordening zijn de objecten genoemd, waarvoor in afwijking van het eerste lid van dit artikel de BIZ-bijdrage € 0,-- bedraagt.
3.4 De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat zijn onroerende zaak buiten het zonegebied ligt en overweegt daartoe als volgt.
Bij de door verweerder overgelegde en op 15 november 2011 vastgestelde Verordening is een situatietekening van de BI-zone van het centrum in Losser gevoegd, waaruit blijkt dat eisers onroerende zaak buiten de BI-zone valt. Uit het eveneens door verweerder overgelegde gemeenteraadsbesluit van 8 mei 2012 volgt dat voor wat betreft de begrenzing van de BI-zone, aangegeven op de kaart bij de Verordening, een kennelijke fout is gemaakt en dat deze met terugwerkende kracht wordt gerepareerd door de verbeterde BI-zonekaart als behorende bij voormelde Verordening vast te stellen overeenkomstig de bij dit gemeenteraadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart. De rechtbank stelt vast dat blijkens laatstbedoelde kaart de onroerende zaak van eiser wel binnen de BI-zone valt.
Verder volgt uit de door eiser overgelegde stukken dat eiser bij brief van 16 november 2011 van de gemeente Losser is geïnformeerd over de draagvlakmeting voor het oprichten van een BI-zone in het centrum van Losser. In deze brief is verder aangegeven dat eiser als gebruiker of (in geval van leegstand) als eigenaar van een WOZ-object gelegen in dit BIZ-gebied een stembiljet ontvangt waarop hij kan aangeven of hij het wel of niet eens is met de oprichting van een BIZ in het gebied. Bij brief van 18 november 2011 van de gemeente Losser is eiser een stembiljet als hiervoor bedoeld toegezonden. Eiser was aldus in november 2011 reeds bekend met de omstandigheid dat zijn onroerende zaak deel zou gaan uitmaken van de BI-zone.
3.5 Naar aanleiding van eisers standpunt dat hij voor ontheffing van de BIZ-bijdrage in aanmerking komt omdat ten aanzien van zijn onroerende zaak sprake is van leegstand, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit artikel 8 van de Verordening volgt dat de gemeenteraad van Losser van de in artikel 2, tweede en derde lid, van de Experimentenwet BI-zones geboden mogelijkheid om de tarieven voor de BIZ-bijdrage te differentiëren, gebruik heeft gemaakt. In het tweede lid van dit artikel heeft de gemeenteraad een aantal objecten aangewezen waarvoor de BIZ-bijdrage
€ 0,-- bedraagt. Een leegstaand object is in deze opsomming niet opgenomen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de gemeenteraad een leegstaand object niet van het heffen van de BIZ-bijdrage heeft willen uitsluiten.
Dat er – blijkens de door eiser overgelegde stukken, waaronder een intern document van de gemeente Losser van 4 december 2012 en een krantenartikel van 16 januari 2013 – sinds eind 2012 in Losser stemmen opgaan om leegstaande objecten niet langer in de BIZ-bijdrage te betrekken, laat onverlet dat verweerder op grond van de Verordening bevoegd was om eiser voor het belastingjaar 2012 in de BIZ-heffing te betrekken.
3.6 De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eiser terecht in de heffing van de BIZ-bijdrage heeft betrokken.
3.7 Het beroep is ongegrond.
4. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door deze en
H. Blekkenhorst als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: