ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9353

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/08/136742 / KG ZA 13-76
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot plaatsing van een mededeling in Quote en zekerheidstelling voor proceskosten

In deze zaak vordert eiser dat gedaagde wordt veroordeeld tot het plaatsen van een mededeling in de eerstvolgende uitgave van Quote. Gedaagde vordert op zijn beurt dat eiser een tekst in dezelfde uitgave plaatst en dat eiser zekerheid stelt voor de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in kort geding. Eiser heeft gesteld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door in een artikel in Quote onjuiste informatie over hem te bevestigen, wat heeft geleid tot reputatieschade. Gedaagde heeft hiertegen verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat eiser rectificatie van de onrechtmatige mededelingen in het artikel van Quote. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechter heeft een bedrag van € 4.000,- als voldoende geacht voor de zekerheidstelling. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindvonnis. De rechter heeft partijen opgedragen om schriftelijk te bevestigen of aan de verplichting tot zekerheidstelling is voldaan, en houdt verdere beslissingen aan in afwachting van deze bevestiging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/136742 / KG ZA 13-76
datum vonnis: 3 mei 2013 (ib)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
verweerder in het incident tot zekerheidstelling,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. B.S. Friedberg te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het incident tot zekerheidstelling,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. C.P.B. Kroep Enschede.
Het procesverloop
In convenie, in reconventie en in het incident
1. [eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding met bijbehorende producties. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] producties in het geding gebracht en heeft hij een eis in reconventie geformuleerd. De eis in reconventie is voorafgaand aan de zitting door [gedaagde] aangepast.
2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 15 april 2013. Toen zijn verschenen: [eiser] vergezeld van mr. B.S. Friedberg en [gedaagde] vergezeld van mr. C.P.B. Kroep. [gedaagde] heeft ter zitting allereerst het incident tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten ex artikel 224 Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) opgeworpen. In dat incident is in samenspraak met partijen niet aanstonds beslist en is de beslissing aangehouden. Wel zijn partijen om praktische redenen in de gelegenheid gesteld om hun inhoudelijke standpunten al vast toe te lichten. Na verder debat waarbij een vergelijk niet tot de mogelijkheden bleek te behoren, is door partijen aan het slot van de zitting gevraagd om nog geen vonnis te wijzen. Dit om partijen nog in de gelegenheid te stellen om na afloop van de zitting een vergelijk te treffen. Partijen hebben bij (afzonderlijke) brieven van 18 april 2013 de voorzieningenrechter bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen, en dat daarom alsnog vonnis moet worden gewezen. Bij de brief van 18 april 2013 heeft [eiser] nog enkele stukken willen inbrengen. Bij brief van 22 april 2013 heeft [gedaagde] hierop in afwijzende zin gereageerd. Vervolgens is op 22 april 2013 aan partijen meegedeeld dat de voorzieningenrechter in dit stadium van het geding geen acht meer kan slaan op nieuwe gedingstukken en zijn die daarom buiten beschouwing gelaten.
3. Het vonnis is uiteindelijk bepaald op vandaag.
De standpunten van partijen
In conventie
4. [eiser] vordert - kort samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - om [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van de mededeling door [gedaagde], als vermeld in de dagvaarding onder “3” in de eerstvolgende beschikbare uitgave van Quote, op diens kosten en onder overlegging van een deugdelijke schriftelijke bevestiging van de aanstaande plaatsing aan [eiser], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
5. [eiser] legt daaraan - kort samengevat - ten grondslag dat [gedaagde] in het artikel in het nummer van februari 2013 van Quote zaken aan Quote heeft bevestigd welke hij niet heeft kunnen bevestigen en dit maakt, mede gezien de ernst van de beschuldiging die uit de bevestiging voortvloeit – dat het handelen van [gedaagde] als onrechtmatig aangemerkt dient te worden. Door deze onrechtmatige daad lijdt [eiser] aanzienlijke reputatieschade waardoor hij ook in ernstige mate gehinderd wordt in zijn carrière.
6. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
7. Op de stellingen van partijen wordt later, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
8. [gedaagde] wenst te vorderen - kort samengevat en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - om [eiser] te veroordelen om de tekst, als vermeld in de pleitnota van
mr. C.P.B. Kroep van 15 april 2013, onder “VI Conclusie”, onder “In reconventie”, in de eerstvolgende beschikbare uitgave van Quote op diens kosten te doen plaatsen, onder overlegging van een deugdelijke schriftelijke bevestiging van de aanstaande plaatsing aan [gedaagde], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten
9. [gedaagde] legt daaraan - kort samengevat - ten grondslag dat de passage over de bodyguard, de dreigmails en de foto in het artikel van 2 november 2012 op de website van Quote onrechtmatig is jegens hem en daarom rectificatie behoeft. De mededelingen van [eiser] zijn onnodig grievend en hebben geen ander doel dan om [gedaagde] te beschadigen in zijn goede naam en eer, wat ook het geval is. Voorts is er geen hoor en wederhoor toegepast.
10. [eiser] heeft verweer gevoerd.
11. Op de stellingen van partijen wordt later, voor zover vereist, nader ingegaan.
De beoordeling
In het incident
12. De incidentele vordering is tijdig – immers voor alle weren - en op de juiste wijze door [gedaagde] ingesteld.
13. Ingevolge het bepaalde in artikel 224 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dienen personen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland wanneer zij een vordering bij een Nederlandse rechter instellen op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden. In het tweede lid van artikel 224 Rv is bepaald in welke gevallen geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat.
14. Nu [eiser] de stelling van [gedaagde] dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, niet heeft weersproken en ook geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit voortvloeit dat zich een van de uitzonderingen voordoet zoals is bedoeld in artikel 224, tweede lid Rv, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] verplicht is om zekerheid te stellen voor de eventuele proceskosten.
15. Voor de wijze waarop deze zekerheidstelling voor eventuele proceskosten dient te geschieden, dient aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in artikel 6:51 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hoewel zekerheid op meerdere wijzen kan worden aangeboden, ligt zekerheidstelling door middel van een bankgarantie af te geven door een Nederlandse bank het meest voor de hand. [gedaagde] vordert een zekerheidstelling voor een bedrag van
€ 5.000,-.
16. De voorzieningenrechter acht een zekerheidstelling voor een bedrag van € 4000,- toereikend. Dit omdat het een eventuele proceskostenveroordeling in zowel de conventie, de reconventie als het incident moet kunnen dekken. Dit betekent dat eerst in na te melden zin moet worden beslist.
17. De beslissing over de in dit incident gevallen proceskosten wordt aangehouden totdat bij eindvonnis wordt beslist
In conventie en in reconventie
17. De voorzieningenrechter acht het in dit stadium van de procedure geraden om elke beslissing in conventie en in reconventie aan te houden totdat duidelijkheid bestaat over de zekerheidstelling.
18. Benadrukt wordt dat partijen niet in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt nogmaals mondeling toe te lichten en/of nadere schriftelijke stukken in te dienen, nu zij de zaak op 15 april 2013 integraal hebben toegelicht..
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In het incident:
Verplicht [eiser] op straffe van niet-ontvankelijkheid om binnen drie weken na de datum van dit vonnis zekerheid te stellen voor betaling van de proceskosten waartoe hij veroordeeld zou kunnen worden, door middel van het stellen van een bankgarantie van een Nederlandse bank ten behoeve van [gedaagde] ten bedrage van € 4.000,- , met dien verstande dat de garantie getrokken kan worden door overlegging van een in deze zaak uitvoerbaar verklaard vonnis waarbij ten laste van [eiser] een proceskostenveroordeling is uitgesproken.
Houdt de beslissing over de in het incident gevallen proceskosten aan totdat bij eindvonnis wordt beslist.
In conventie en in reconventie:
Draagt partijen op om de voorzieningenrechter schriftelijk te berichten of aan voormelde verplichting tot zekerheidstelling (tijdig) is voldaan.
Houdt in afwachting van die berichtgeving elke nadere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.