ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9537

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 13/45, 13/46, 13/47 en 13/50
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gedoogverklaring voor een coffeeshop in Steenwijk en de ervaren overlast door omwonenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de gedoogverklaring die de gemeente Steenwijkerland heeft verleend voor een coffeeshop in Steenwijk. De eisers, bewoners in de nabijheid van de coffeeshop, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester, waarin deze gedoogverklaring werd verleend. De eisers stelden dat zij ernstige overlast ondervonden van de coffeeshop, waaronder geluidsoverlast, parkeeroverlast en overlast door rondhangende klanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente, naar aanleiding van klachten van de eisers, het handhavingsbeleid heeft toegepast en extra voorschriften heeft toegevoegd aan de gedoogverklaring. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende maatregelen had genomen om de overlast te beperken en dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat de overlast zodanig ernstig was dat de gedoogverklaring niet verleend had mogen worden. De rechtbank concludeerde dat de gedoogverklaring op goede gronden was verleend en dat het beroep van de eisers ongegrond was. De uitspraak werd gedaan op 12 april 2013.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/45, 13/46, 13/47 en 13/50 (gevoegd ter zitting)
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser A],
[eiser B],
[eiser C],
[eiser D] en
[eiser E],
allen wonende te Steenwijk,
eisers,
gemachtigde: mr. F. Postma,
en
de burgemeester van Steenwijkerland,
verweerder,
gemachtigde: mr. V.A. Textor.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij], wonende te Steenwijkerwold (de exploitant).
Procesverloop
Verweerder heeft het ontwerpbesluit gedoogverklaring coffeeshop (uitgebreide procedure) van 8 augustus tot en met 19 september 2012 ter inzage gelegd.
Eisers hebben hun zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 12 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de exploitant een gedoogverklaring verleend voor de verkoop van softdrugs, als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, vanuit een verkooppunt gelegen aan de [adres] te Steenwijk.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2013. Eisers [eiser A], [eiser C] en [eiser D] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde en G.J. Rotman. De derde-partij is verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen onbetwiste, feiten als vaststaand aan:
- bij besluiten van 11 maart 1999, 25 maart 1999 en 26 april 2000 heeft verweerder aan de exploitant een gedoogverklaring verleend voor de exploitatie van een coffeeshop in het pand [adres] te Steenwijk;
- bij besluiten van 1 november 2004 en 16 augustus 2007 heeft verweerder aan de exploitant een gedoogverklaring verleend voor de exploitatie van een coffeeshop in het pand [adres] te Steenwijk;
- bij brief van 9 maart 2012 hebben omwonenden van de coffeeshop, waaronder eisers, behoudens [eiser E], een buurtdossier met klachten over de coffeeshop aan verweerder overgelegd;
- bij brief van 27 juni 2012 heeft de exploitant de onderhavige gedoogverklaring aangevraagd.
De ontvankelijkheid
2. Tussen partijen is niet in geschil dat eisers in de directe nabijheid van de coffeeshop woonachtig zijn. Gelet op de standpunten van partijen en de door hen overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat de belangen van eisers rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken.
Het geschil
3. Eisers stellen dat verweerder het bestreden besluit niet had mogen nemen.
Na weergave van het dit geschil betreffende toetsingskader, behandelt de rechtbank de stellingen van eisers puntsgewijs, waarbij (voor zover noodzakelijk) de standpunten van verweerder eveneens worden behandeld.
Het toetsingskader
4. Bij de beoordeling van het geschil plaatst de rechtbank het volgende voorop.
4.1. Verweerder heeft bij besluit van 25 juni 2012 het Coffeeshopbeleid Gemeente Steenwijkerland 2012 (het coffeeshopbeleid) vastgesteld. Blijkens paragraaf 1.1 van het coffeeshopbeleid gaven de wijzigingen in het landelijk beleid en het feit dat de geldigheid van de aan de exploitant verleende gedoogverklaring in augustus 2012 afliep aanleiding om het coffeeshopbeleid vast te stellen.
Blijkens paragraaf 4.3.2. van het coffeeshopbeleid is er sprake van een integrale beoordeling van elke aanvraag en wordt een gedoogverklaring alleen afgegeven indien er een exploitatievergunning is verleend en is voldaan aan alle in het coffeeshopbeleid genoemde criteria.
In paragraaf 4.4.3. van het coffeeshopbeleid worden voorwaarden gesteld aan het gedogen van een coffeeshop. Deze luiden, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…) 2. De AHOJG criteria worden in de gedoogverklaring opgenomen: (…)
O. geen Overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten (…)
7. Overlast
- Overlast is niet toegestaan en reden tot bestuurlijke maatregelen. Na sluitingstijd wordt de directe omgeving gereinigd (…)”.
Bij het coffeeshopbeleid is als bijlage 1 het Handhavingsarrangement coffeeshop vastgesteld, waarin ten aanzien van ernstige en aantoonbare overlast, die verwijtbaar is aan de exploitant, staat vermeld:
Gemeente
Politie
OM
1e keer binnen jaar
Constateringsbrief
Registratie
2e keer binnen jaar
Last onder dwangsom
Registratie
3e keer binnen jaar
Verbeuren dwangsom
Registratie
4e keer binnen jaar
Tijdelijke sluiting van 1 maand
Registratie
5e keer binnen jaar
Intrekken gedoogverklaring en exploitatievergunning en sluiting coffeeshop
PV/Handhaving
Vervolging
In paragraaf 5.4. van het coffeeshopbeleid staat vermeld dat na een geconstateerde overtreding van de exploitatievergunning of de gedoogverklaring altijd een vervolgactie plaatsvindt.
4.2. In het bestreden besluit staat vermeld, voor zover thans van belang:
“(…) Voorwaarden: (…)
3. De toegang tot de coffeeshop is gesitueerd aan de voorzijde van de [adres].
De uitgang aan de achterzijde mag alleen in noodgevallen worden gebruikt als nooduitgang/vluchtdeur. (…)
4. De achtertuin van het pand [adres] is uitsluitend te gebruiken voor privédoeleinden door de bewoners van het pand. (…)
13. De inrichting mag niet voorzien zijn van een terras. (…)
16. De inrichting mag geen overlast (hinder op een onacceptabel niveau) geven en mag het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving niet nadelig beïnvloeden. Onder overlast kan bijvoorbeeld worden verstaan: parkeeroverlast, geluidshinder, stankoverlast, vervuiling en/of voor of nabij de inrichting rondhangende klanten. (…)
28. Dagelijks dient na sluiting van de inrichting de directe omgeving ervan te worden gereinigd conform de voorschriften in het Activiteitenbesluit artikel 2.13. (…)”.
De standpunten van partijen
5. Eisers voeren het volgende aan.
5.1. Er is sprake van ernstige en ontoelaatbare overlast in hun woon- en leefsituatie, veroorzaakt door de coffeeshop. Dit betreft:
- rook- en geuroverlast doordat klanten van de coffeeshop in en rondom de coffeeshop wiet roken, waarvan, behalve eisers, ook gasten in het hotel van eiser [eiser E] hinder ondervinden;
- overlast door afval op straat doordat klanten afval, zoals (gevulde) wietzakjes en kapot gegooide bierflesjes, op straat gooien;
- overlast door rondhangende klanten die lawaai maken, een bedreigende indruk maken en dealen;
- parkeeroverlast doordat klanten hun auto’s (met draaiende motor) in de buurt van de coffeeshop parkeren en hun fietsen en brommers door de hele straat zetten, hetgeen de doorgaande weg belemmert;
- overlast door het gebruik van klanten en kamerbewoners van de nooddeur aan de achterzijde van de coffeeshop, waardoor geluidsoverlast ontstaat;
- overlast door het gebruik van de tuin achter de coffeeshop als terras, hetgeen niet is toegestaan, waardoor een wietgeur in de tuinen van de omliggende woning komt te hangen;
- overlast door het gebruik van het platdak op de eerste verdieping van de coffeeshop als dakterras, hetgeen niet is toegestaan en waardoor een inbreuk op de privacy van de omwonenden wordt gemaakt en geluidsoverlast ontstaat;
- overlast doordat het pad aan de achterzijde van de coffeeshop ten onrechte ook door klanten wordt gebruikt, hetgeen er toe leidt dat eiser [eiser D], die een recht van overpad op dat pad heeft, het pad niet meer durft te gebruiken.
5.2. Van deze overlast is door eisers en andere omwonenden veelvuldig melding gemaakt bij de gemeente en de politie, maar in strijd met het coffeeshopbeleid en het handhavings-arrangement, wordt niet opgetreden.
De exploitant ontkent het bestaan van overlast of uit dreigementen naar eisers.
5.3. Op basis van het coffeeshopbeleid kan alleen een gedoogverklaring worden verleend indien aan de voorwaarden uit paragraaf 4.4. van het coffeeshopbeleid is voldaan. Eén van deze voorwaarden is dat de door eisers vermelde overlast niet is toegestaan. Bovendien is de door eisers vermelde overlast strijdig met het onderdeel Overlast uit de AHOJG-criteria van het openbaar ministerie.
Verweerder heeft weliswaar in antwoord op de zienswijzen van eisers vier voorwaarden toegevoegd aan de gedoogverklaring, maar gevreesd wordt dat dit de overlast niet zal opheffen. Dit ten eerste omdat de openingstijden in het weekend zijn verruimd en ten tweede omdat het opstellen van extra voorwaarden niet de garantie geeft dat deze zullen worden nageleefd door de exploitant. Aangezien eerder door de gemeente en politie niet is opgetreden, bestaat bovendien twijfel of nu wel tot handhaving overgegaan zal worden.
5.4. Gelet op de gestelde overlast wordt niet aan de criteria uit paragraaf 4.4. van het coffeeshopbeleid voldaan, zodat verweerder het bestreden besluit ten onrechte heeft genomen.
6. Verweerder voert het volgende aan.
6.1 In het bestreden besluit zijn afdoende voorschriften opgenomen om overlast te voorkomen, dan wel, gelet op het handhavingsarrangement, te sanctioneren. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de voorschriften onvoldoende zijn om overlast te voorkomen. Daarbij komt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de beweerde overlast door afval en parkeren door de coffeeshop wordt veroorzaakt. Voorts is een aantal van de klachten van eisers niet gerelateerd aan de coffeeshop, zodat deze buiten het geding vallen.
6.2. De klachten dat de gemeente en de politie een passieve houding aannemen bij bestrijding van de overlast worden niet herkend. Zo is naar aanleiding van klachten van Haveman (naar de rechtbank begrijpt: de echtgenote van eiser [eiser E]) over overschrijding van de in het bestreden besluit genoemde openingstijden handhavend opgetreden en is de exploitant overeenkomstig het handhavingsarrangement bij brief van 30 januari 2013 een eerste waarschuwing gegeven.
6.3. Aangezien er geen sprake is van onevenredige overlast, bestond geen aanleiding om het bestreden besluit niet te nemen. Daarbij is van belang dat de [straat] in de binnenstad is gelegen en een multifunctioneel karakter heeft, waarin detailhandel, dienstverlening en wonen centraal staan. In de straat zijn meerdere horecagelegenheden gevestigd. Het is inherent aan het wonen in de binnenstad dat verschillende functies naast elkaar enige overlast kunnen opleveren.
Het is onjuist dat de openingstijden van de coffeeshop in het bestreden besluit zijn verruimd.
Overwegingen
7.1. Het is de rechtbank aannemelijk geworden dat eisers overlast ervaren van (bezoekers van) de coffeeshop, waarbij de rechtbank opmerkt dat de klachten ten aanzien van de (bewoners van de) ruimte boven de coffeeshop buiten de grenzen van dit geding vallen. Voorts is het de rechtbank aannemelijk geworden dat eisers hiervan frequent melding hebben gemaakt bij de gemeente en/of de politie. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder hierop in het verleden afdoende heeft gereageerd. Ook is niet gebleken dat verweerder in het verleden uit eigen beweging afdoende heeft gecontroleerd of de exploitant zich aan de gestelde regels hield.
7.2. De rechtbank acht echter van doorslaggevend belang dat verweerder, mede met het oog op het bestreden besluit, het coffeeshopbeleid heeft vastgesteld, het in het coffeeshopbeleid opgenomen handhavingsbeleid inmiddels (naar aanleiding van klachten van eisers) ook daadwerkelijk heeft toegepast en “controleurs openbare ruimte” heeft aangesteld. Daarbij komt dat verweerder naar aanleiding van de klachten van eisers en ter voorkoming van overlast extra voorschriften in het bestreden besluit heeft opgenomen.
7.3. In dit licht is het de rechtbank niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een situatie dat redelijkerwijs een dusdanig ernstige en onevenredige overlast van de coffeeshop viel te verwachten, dat verweerder het bestreden besluit niet had mogen nemen. Ook is het de rechtbank niet aannemelijk geworden dat de in het bestreden besluit opgenomen voorschriften onvoldoende zijn om overlast tegen te gaan, dan wel te sanctioneren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het bestreden besluit op goede gronden heeft genomen.
7.4. Door eisers is ter zitting nog aangevoerd dat een voorwaarde voor het verlenen van een gedoogverklaring is dat een Bibob onderzoek moet zijn uitgevoerd.
De rechtbank overweegt dat deze grond tardief is aangevoerd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat uit paragraaf 4.4.1. van het coffeeshopbeleid blijkt dat de exploitant voor het verkrijgen van een exploitatievergunning zal worden onderworpen aan een Bibob onderzoek. Het is de rechtbank niet aannemelijk geworden dat in het kader van de exploitatie-vergunning, die laatstelijk op 12 november 2012 voor de duur van twee jaar is verleend, geen Bibob onderzoek heeft plaatsgevonden. De enkele stelling van eisers dat het onduidelijk is of het Bibob onderzoek zorgvuldig en juist is uitgevoerd, is in dat kader onvoldoende.
7.5. Ten aanzien van de stellingen van eisers dat de exploitant zich recent niet heeft gehouden aan de openingstijden, dat een raam van de coffeeshop onvoldoende is afgeplakt, dat klanten de achterzijde van de coffeeshop betreden en dat de exploitant tijdens een brand in het centrum de bevelen van de politie heeft overtreden, overweegt de rechtbank dat deze klachten zien op de periode nadat het bestreden besluit is genomen. De rechtbank komt derhalve niet toe aan behandeling van deze stellingen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en door hem en mr. A. Landstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2013.