ECLI:NL:RBOVE:2013:CA0360

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 13/272
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontheffing voor bouwen van een 'huis van allure' en aanvragen van NSW-status

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vloedgraven Varkenshouderij B.V. en de Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied Olst-Wesepe. Eiseres, Vloedgraven Varkenshouderij B.V., had een verzoek ingediend voor ontheffing van het inrichtingsplan om een 'huis van allure' te bouwen en een Natuurschoonwet 1982 (NSW) status aan te vragen. Dit verzoek werd op 4 augustus 2012 door verweerster afgewezen, en het daartegen ingediende bezwaar werd op 7 december 2012 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank overweegt dat de Wet herziening gerechtelijke kaart op 1 april 2013 in werking is getreden, waardoor de rechtbank Overijssel bevoegd is om deze zaak te behandelen. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is genomen vóór 1 januari 2013, waardoor het oude recht van toepassing is. Verweerster heeft in haar besluit gemotiveerd dat de gevraagde ontheffing de verwezenlijking van het inrichtingsplan ernstig zou belemmeren, wat door de rechtbank wordt onderschreven. De rechtbank concludeert dat verweerster in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de ontheffing te weigeren, omdat de plannen van eiseres de ruilmogelijkheden in het kader van het inrichtingsplan zouden blokkeren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het besluit van verweerster in stand. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/272
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Vloedgraven Varkenshouderij B.V., gevestigd te Olst,
eiseres,
gemachtigde: mr. ing. E. Oostra,
en
de Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied Olst-Wesepe,
verweerster,
en
[derde-belanghebbende],
wonende te Olst, derde-belanghebbende.
Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2012 heeft verweerster het verzoek van eiseres, dat ziet op het verlenen van ontheffing voor het bouwen van een ‘huis van allure’ en het aanvragen van een Natuurschoonwet 1982 (NSW) status, afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 7 december 2012 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 16 april 2013 behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Vloedgraven, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door H.D. Haan (voorzitter van de Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied Olst-Wesepe), en mr. H.J.W. Leenen (Dienst Landelijk Gebied). Derde-belanghebbende is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote.
Het onderhavige beroep is ingediend bij de rechtbank Oost-Nederland. Met ingang van
1 april 2013 is de zogeheten Splitswet (Staatsblad 2012, 666) in werking getreden. Hierdoor is het per 1 januari 2013 ingevolge de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) gevormde arrondissement Oost-Nederland gesplitst in de arrondissementen Gelderland en Overijssel. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Overijssel.
Overwegingen
1.1. Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op grond van artikel 17 van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: de Wilg) bij besluit van 1 juni 2010 het ontwerp-inrichtingsplan Olst-Wesepe vastgesteld. Dit ontwerp-inrichtingsplan heeft van 15 juni 2010 tot en met 27 juli 2010 ter inzage gelegen, is vastgesteld op 18 januari 2011 en is – voor zover hier van belang – onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juni 2012. Het inrichtingsplan Olst-Wesepe (hierna: het inrichtingsplan) voorziet onder meer in herverkavelingsplannen ten behoeve van de landinrichting.
1.2. Gedeputeerde Staten hebben de uitvoering van het inrichtingsplan gewijzigd vanwege bezuinigingen. Daartoe is een ontwerp-wijzigingsplan van het inrichtingsplan opgemaakt bij besluit van 10 april 2012, welk wijzigingsplan bij besluit van 13 november 2012 is vastgesteld.
1.3. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wilg is het, met ingang van het tijdstip waarop het ontwerp van het inrichtingsplan ter inzage is gelegd tot het tijdstip waarop het inrichtingsplan voor de betrokken onroerende zaken is verwezenlijkt, behoudens ontheffing, verboden handelingen te verrichten die de verwezenlijking van het inrichtingsplan ernstig belemmeren. De ontheffing wordt verleend door gedeputeerde staten van de provincie waar de betrokken onroerende zaken geheel of grotendeels zijn gelegen.
Gedeputeerde Staten hebben de haar toekomende bevoegdheden op grond van de Wilg gedelegeerd aan verweerster. Aan haar komt aldus onder meer de bevoegdheid toe een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 35 van de Wilg.
1.4. Eiseres is rechthebbende van enkele percelen gelegen bij het adres Dingshofweg 3b te Olst. Deze percelen zijn bij voornoemd inrichtingsplan aangewezen als onderdeel van het landinrichtingsgebied. Eiseres drijft op deze percelen een varkenshouderij, maar is voornemens deze te beëindigen en in plaats daarvan een woon-zorgcomplex te realiseren. Daarnaast wil eiseres een ‘huis van allure’ bouwen en een NSW-status aanvragen voor drie percelen. Eiseres heeft daartoe op 27 april 2012 een ontheffing van het inrichtingsplan gevraagd bij verweerster. Verweerster heeft bij besluit van 4 augustus 2012 een ontheffing verleend voor de herbestemming van de varkenshouderij. Zij heeft echter bij dat besluit geweigerd ontheffing te verlenen voor het bouwen van een ‘huis van allure’ op de door eiseres voorgestelde locatie op het kadastrale perceel E2695 en het aanvragen van een NSW-status voor drie percelen ten zuiden van de Dingshofweg (kadastraal bekend als E2695, E1407 en E4036).
1.5. Verweerster heeft de ontheffing in zoverre geweigerd, omdat de plannen van eiseres de ruilmogelijkheden in het kader van het ruilplan, en daarmee de mogelijkheden tot verbetering van de agrarische structuur, te zeer zouden blokkeren dan wel belemmeren.
2.1. De rechtbank overweegt als volgt.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing, zoals dat gold tot en met
31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór
1 januari 2013.
2.2. De kern van het geschil is of de bij het bestreden besluit gehandhaafde afwijzing ontheffing van het inrichtingsplan te verlenen voor het bouwen van een ‘huis van allure’ en het aanvragen van een NSW-status in rechte in stand kan blijven. De rechtbank stelt voorop dat verweersters bevoegdheid ontheffing van het inrichtingsplan te verlenen, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wilg, een discretionaire bevoegdheid is. Een beslissing waarbij het bestuursorgaan een dergelijke discretionaire bevoegdheid toekomt, kan door de rechtbank slechts terughoudend worden getoetst. Daarbij dient beoordeeld te worden of het bestuursorgaan bij het hanteren van die bevoegdheid een besluit heeft genomen dat in overeenstemming is met geschreven en ongeschreven rechtsregels en waartoe dit bestuursorgaan, na afweging van alle in aanmerking te nemen belangen, in redelijkheid heeft kunnen komen.
2.3. De rechtbank is met verweerster eens dat de gevraagde ontheffing betrekking heeft op handelingen die ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wilg verboden zijn zonder ontheffing uit te voeren. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het bouwen van een ‘huis van allure’ en het aanvragen van een NSW-status processuele handelingen betreffen die niet van feitelijke aard zijn en om die reden niet verboden zijn op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wilg. Daargelaten dat het bouwen van een ‘huis van allure’ geen processuele handeling is, ziet het verbod van artikel 35, eerste lid, van de Wilg naar het oordeel van de rechtbank op handelingen in algemene zin. Dit betekent dat het verbod niet is beperkt tot feitelijke handelingen, maar ook geldt voor processuele handelingen. De rechtbank vindt daarvoor steun in de Memorie van Toelichting bij de Wilg, waarin is opgenomen dat niet a priori van bepaalde handelingen en omstandigheden kan worden gesteld dat daaruit geen beletselen voor de realisatie van een inrichtingsplan voortvloeien (Kamerstukken II 2005-2006, 30 59, nr. 3, pag. 72.). Dat ter illustratie van verboden handelingen door de wetgever alleen feitelijke handelingen worden genoemd in de Memorie van Toelichting, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
2.4. Aan de orde is vervolgens de vraag of verweerster – na afweging van de betrokken belangen – de gevraagde ontheffing in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wilg is daarbij van belang of de door eiseres bedoelde handelingen de verwezenlijking van het inrichtingsplan ernstig belemmeren.
2.5. Verweerster heeft in het bestreden besluit gemotiveerd, onder verwijzing naar het inrichtingsplan, dat de landinrichting wordt gebruikt om de lappendeken aan verspreid liggende huis- en veldkavels te herschikken tot een werkbaar en efficiënt blokpatroon, zoals een moderne landbouwbedrijfsvoering vereist. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de focus door de wijziging van het inrichtingsplan nagenoeg uitsluitend is gelegd op de landbouwkundige verbeteringen, aangezien de bezuinigingen met name de natuurdoelstelling uit het inrichtingsplan treffen. Namens verweerster is ter zitting nader toegelicht dat thans wordt getracht een ontwerp-ruilplan voor de herverkaveling van de percelen van het inrichtingsgebied te maken en dat wordt beoogd dit ruilplan in december 2013 definitief vast te stellen. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de onderhavige percelen van eiseres een cruciale rol spelen bij het ruilplan. Volgens verweerster zou een ontheffing voor het bouwen van een ‘huis van allure’ en het aanvragen van een NSW-status voor de onderhavige percelen het thans in gang gezette ruilproces in ernstige mate kunnen frustreren. Zo ligt naast het kadastrale perceel E2695 van eiseres de huiskavel van de derde-belanghebbende. Indien de gevraagde ontheffing zou worden verleend, kan die huiskavel niet meer worden vergroot. Verder kunnen volgens verweerster dan ook niet meer aanmerkelijke verbeteringen in het verkavelingspatroon worden gerealiseerd voor andere omliggende percelen.
2.6. De rechtbank is gelet op het voorgaande, hetgeen overigens niet wordt betwist door eiseres, van oordeel dat verweerster zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiseres bedoelde handelingen een ernstige belemmering vormen voor de verwezenlijking van het inrichtingsplan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster de verwezenlijking van het inrichtingsplan in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de gestelde potentiële financiële belangen van eiseres. Het gehandhaafde besluit de gevraagde ontheffing te weigeren voor het bouwen van een ‘huis van allure’ en het aanvragen van een NSW-status dient daarom in rechte in stand te worden gelaten.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en
mr. A.E.M. Lever als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep.