ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1125

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/994513-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Wentink
  • A. Stam
  • J. van der Lecq
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van een geschrift in het kader van de Flora- en Faunawet

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 3 november 2009 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in De Lutte, had een verklaring van toestemming op grond van artikel 36 lid 1 van de Flora- en Faunawet overhandigd aan een verbalisant van de politie. Deze verklaring was valselijk gedateerd op 16 oktober 2009, terwijl de verdachte wist dat dit niet de juiste datum was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dit vervalste geschrift heeft gebruikt, met de bedoeling om de politie te misleiden in een strafrechtelijk onderzoek naar haar man.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verbalisant in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte bewust het vervalste document heeft overhandigd. De officier van justitie had een geldboete van 500 euro geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet recht deed aan de ernst van het feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure en heeft de taakstraf verminderd als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de verdachte schuldig heeft verklaard aan het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/994513-11
Datum vonnis: 27 mei 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1965 in [plaats],
wonende in [woonplaats, adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Pieters en van hetgeen door de door verdachte gemachtigde raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachtegebruik heeft gemaakt van een vals geschrift.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op of omstreeks 3 november 2009 te De Lutte gemeente Losser opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) geschrift, te weten een
verklaring toestemming artikel 36 lid 1 van de Flora- en Faunawet - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat
geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij dit
geschrift heeft overhandigd aan [verbalisant], zijnde brigadier van politie
(pagina 60 proces-verbaal) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
voornoemd geschrift valselijk was gedateerd op 16 oktober 2009.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 500 euro.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bewust het vervalste geschrift aan de verbalisant heeft overhandigd.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet opzettelijk het geschrift aan de verbalisant heeft gegeven met de bedoeling dat dit als onvervalst gebruikt zou gaan worden.
5.2 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte], de vrouw van [medeverdachte 1], op 3 november 2009 bij hem thuis is gekomen en dat zij een artikel 36, eerste lid, verklaring bij zich had, dat hij medelijden met haar had en heeft besloten de verklaring te ondertekenen. De datum die in de verklaring is opgenomen als datum van ondertekening is 16 oktober 2009. De verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat op 3 november 2009 een onderzoek is ingesteld in de woning van verdachte [verdachte] en dat bij het verlaten van de woning mevrouw [verdachte] hem een schriftelijke toestemmingsverklaring op grond van artikel 36 lid 1 Flora- en faunawet heeft overhandigd. Verdachte heeft verklaard dat zij van het gebeurde afwist omdat zij gebeld is door haar man en dat deze haar heeft verteld dat hij ‘s nachts was aangehouden voor het schieten van een varken. Verder heeft zij verklaard dat zij er achter is gekomen dat het om de grond van [getuige 1] ging en dat [getuige 1] en zij samen hebben afgesproken die datum (de rechtbank leest: de datum 16 oktober 2009) aan te houden.
Verdachte wist dat dit niet de datum was waarop de verklaring was opgesteld, terwijl dat wel op dat geschrift is vermeld. Vervolgens heeft zij dit geschrift bewust overhandigd aan de brigadier van politie die belast was met het strafrechtelijk onderzoek tegen haar man.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het aan haar tenlastegelegde heeft begaan.
5.4 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 november 2009 te De Lutte gemeente Losser opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst geschrift, te weten een verklaring toestemming artikel 36 lid 1 van de Flora- en Faunawet - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij dit geschrift heeft overhandigd aan [verbalisant], zijnde brigadier van politie
en bestaande die vervalsing hierin dat voornoemd geschrift valselijk was gedateerd op 16 oktober 2009.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 225 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
8. De op te leggen straf of maatregel
8.1 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking. Verdachte heeft bewust een geschrift, waarvan zij wist dat daarop een onjuiste datum stond vermeld, aan een brigadier van politie overhandigd die bezig was met een onderzoek naar een door haar man mogelijk begaan strafbaar feit. Verdachte heeft daardoor bewust getracht de politie in het opsporingsonderzoek op het verkeerde been te zetten. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan en is van oordeel dat een geldboete van € 500,--, zoals geëist door de officier van justitie, onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Een werkstraf, zijnde een taakstraf, voor de duur van 50 uren acht de rechtbank een meer passende straf voor het gebruikmaken van een vervalst geschrift onder de omstandigheden zoals bewezen verklaard. De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met het feit dat de behandeling van de zaak onredelijk lang heeft geduurd en dat de redelijke termijn is geschonden. Het feit is gepleegd op 2 november 2009. Op 4 november 2013 is verdachte voor het eerst als verdachte gehoord en is de redelijke termijn gaan lopen. De rechtbank wijst op 27 mei 2013 vonnis. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. De zaak heeft voor het eerst op zitting gestaan van de politierechter van 5 juli 2012. De politierechter heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank. Op de zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken van 13 mei 2013 is de zaak inhoudelijk behandeld. Aldus wordt pas na ruim drie jaar en zes maanden na de aanhouding van verdachte vonnis gewezen. Er is niet van omstandigheden gebleken die een dergelijke lange duur rechtvaardigen. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door vermindering van de taakstraf, in die zin dat de rechtbank twintig procent op voornoemde taakstraf in mindering zal brengen, hetwelk resulteert in de oplegging van een taakstraf van 40 uren.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 40 uren;
- beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Wentink, voorzitter, mr. Stam en mr. Van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5AJ 2009048894-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
(1)
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 11 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de getuige:
Afgelopen dinsdagmorgen 3 november 2009, is [verdachte], de vrouw van [medeverdachte 1] bij mij thuis geweest. Ze had toen een artikel 36 eerste lid verklaring bij zich. Dat is dezelfde verklaring die u mij toont. Ik kreeg medelijden met haar en heb toen besloten de verklaring te ondertekenen. De verklaring is ondertekend met 16 oktober 2009.
(2)
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten:
Door ons verbalisanten is een onderzoek ingesteld in perceel [adres, plaats].
Bij het verlaten van de woning overhandigde mevrouw [verdachte] mij, [verbalisant], een schriftelijke toestemming op grond van artikel 36 lid 1 Flora- en Faunawet afkomstig van jachthouder [getuige 1].
(3)
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 4 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik wist van het gebeurde af omdat ik gebeld ben door mijn man ’s nachts om 00.30 uur, waarin hij vertelde te zijn aangehouden voor het schieten van een varken. Ik kwam er
’s morgens achter dat het om de grond van [getuige 1] ging. [getuige 1] en ik hebben samen afgesproken die datum aan te houden.
(4)
Een geschrift zijnde een toestemming van de jachthouder om het genot van de jacht in zijn gezelschap uit te oefenen, artikel 36, eerste lid, Flora- en Faunawet, ondertekend door [getuige 1] en gedateerd 16 oktober 2009.