ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/720060-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Stoové
  • A. Venekatte
  • J. Teekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en zware mishandeling van een buschauffeur door een psychisch gestoorde verdachte

In deze zaak is de verdachte beschuldigd van het aanvallen van een buschauffeur op 23 januari 2013 in Almelo, waarbij hij geprobeerd heeft de chauffeur van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, niet volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk poging tot zware mishandeling, maar heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van zijn psychische toestand. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte gedurende een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden behandeld. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan zowel het slachtoffer als de eigenaar van de bus, Connexxion Openbaar Vervoer N.V. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele schadeposten die niet direct voortvloeiden uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen, omdat het nieuwe feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05/720060-13
Datum vonnis: 28 mei 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] in [plaats],
wonende in [plaats],
nu verblijvende in de PPC te Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 mei 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. Greven, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 januari 2013 in Almelo:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel
subsidiair: die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel
meer subsidiair: heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Almelo, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk, terwij1 die [slachtoffer] een autobus aan het besturen was meermalen met kracht en/of onverhoeds, die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (met een afbreek/Stanleymes) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Almelo aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steek/snijwond in de buik en/of meerdere bloedende verwondingen op/aan het hoofd en/of meerdere bloeduitstortingen op/aan het hoofd en/of aan de romp en/of de ledematen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, terwijl die [slachtoffer] een autobus aan het besturen was, meermalen met kracht en/of onverhoeds, die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (met een afbreek/Stanleymes) heeft gestoken;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 januari 2013 te Almelo, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk terwijl die [slachtoffer] een autobus aan het besturen was, meermalen met kracht en/of onverhoeds, die [slachtoffer] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of (met een afbreek/Stanleymes) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. Omdat het feit verdachte niet kan worden toegerekend, moet hij van alle rechtsvervolging worden ontslagen en moet hij op grond van artikel 37 Sr. voor de duur van 1 jaar worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. Beide civiele vorderingen kunnen geheel worden toegewezen.
De officier van justitie merkt daarbij op dat hij geen concreet antwoord heeft op de vraag wanneer verdachte eventueel in een ziekenhuis geplaatst kan worden, doch dat hij weet dat er momenteel niet of nauwelijks wachttijden zijn, zodat plaatsing op korte termijn te realiseren moet zijn.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de rechtbank te Almelo van 3 mei 2011 (parketnummer 08/710021-11) voorwaardelijke deel van de opgelegde straf, vordert de officier van justitie dat deze wordt afgewezen omdat veroordeelde weliswaar een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd, doch dat nieuwe feit niet aan veroordeelde kan worden toegerekend.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank zal de mededeling op de dagvaarding dat verdachte terecht dient te staan voor de meervoudige kamer in het arrondissement “Gelderland” zitting houdende te Almelo, lezen als arrondissement “Overijssel”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Verdachte wordt door die verbetering niet in enig belang geschaad.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken.
Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte is op 23 januari 2013 in Almelo in de door [slachtoffer] bestuurde Connexxion-bus gestapt. Over hetgeen zich in die bus heeft afgespeeld - waarover [slachtoffer] en meerdere getuigen hebben verklaard - zegt verdachte dat hij zich daar niets van kan herinneren, maar dat hij geen enkele reden heeft om aan te nemen dat die personen niet naar waarheid hebben verklaard.
5.2 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het zeer wel denkbaar dat het met kracht slaan op het hoofd en het lichaam van iemand die een groot en zwaar voertuig bestuurt een fatale afloop heeft.
Dat wordt nog eens versterkt indien bij zo’n onverhoedse aanval een mes wordt gebruikt. Meerdere personen hebben verdachte met een stanleymes gezien en na de worsteling is onder de stoel van de bestuurder een dergelijk mes aangetroffen, terwijl de bestuurder op zijn buik een verwonding heeft die veroorzaakt kan zijn door een dergelijk scherp voorwerp. Het primair tenlastegelegde kan, met de voorwaardelijke opzettheorie, bewezen worden verklaard.
De officier van justitie is voorts van oordeel dat uit de uitgebrachte rapportages - en met name uit het rapport van de psychiater Westerborg - blijkt dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake is geweest van enig besef van zijn daad en wat de strekking daarvan kon zijn. De officier van justitie verwijst daarbij naar pagina 16 van dat rapport en wel wat onder 4c is weergegeven, te weten: “Betrokkene kent wel het verschil tussen goed en kwaad, maar door zijn psychotische decompensatie kon hij niet handelen naar dit inzicht”.
De raadsvrouw heeft primair betoogd, zoals in haar pleitnota is weergegeven, dat haar cliënt lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis en dat om die reden het opzet niet bewezen verklaard kan worden, zodat vrijspraak dient te volgen. De raadsvrouw verwijst in dat verband naar dezelfde passage in het psychiatrisch rapport als waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, doch zij onderstreept dat de handelingen van haar cliënt volledig werden bepaald door de psychose en dat die psychose allesbepalend was voor zijn gedrag.
Subsidiair is zij van mening dat, ook indien opzet wel bewezen verklaard kan worden, vrijspraak dient te volgen voor het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw is van oordeel dat haar cliënt geen strafbare dader is en dat hij, indien een bewezenverklaring volgt, dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Zij is tevens van mening dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, aangezien haar cliënt dient te worden vrijgesproken dan wel dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tot slot is de raadsvrouw van oordeel dat bij vrijspraak de civiele vorderingen niet kunnen worden toegewezen en dat bij een ontslag van alle rechtsvervolging de civiele vorderingen weliswaar kunnen worden toegewezen, maar dat matiging op grond van artikel 6:165 van het Burgerlijk Wetboek geboden is, terwijl in beide situaties de schadevergoedingsmaatregel niet kan worden opgelegd.
5.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is op 23 januari 2013 in de gemeente Almelo in de door [slachtoffer] bestuurde Conexxion-bus gestapt. Verdachte was op dat moment de enige passagier. Onder het rijden heeft verdachte [slachtoffer] aangevallen en vele keren met kracht tegen het hoofd geslagen.
Gelet op het toegepaste geweld en de aard van de aan [slachtoffer] toegebrachte verwondingen, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft aangevallen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte een mes in zijn hand had maar hij weet niet of verdachte daarmee ook heeft gestoken of gesneden en niet staat vast dat de verwondingen van [slachtoffer] met een mes zijn toegebracht.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte de opzet heeft gehad om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers was verdachte van mening dat de buschauffeur hem “over wilde nemen” (wilde doden) en dat hij, om dat te voorkomen, de buschauffeur moest aanvallen om hem uit te schakelen. Derhalve heeft bij verdachte niet ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbroken.
5.4 De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 januari 2013 te Almelo ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, terwijl die [slachtoffer] een autobus aan het besturen was, meermalen met kracht en onverhoeds die [slachtoffer] op/tegen het hoofd heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 302 en artikel 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.
7. De strafbaarheid van de verdachte en de op te leggen maatregel
De rechtbank stelt vast dat M.A. Westerborg, psychiater en D. Breukers, forensisch psycholoog, verdachte hebben onderzocht en over hem hebben gerapporteerd op respectievelijk 26 april 2013 en 4 april 2013.
De deskundigen verklaren over verdachte onder meer het navolgende.
De psychiater M.W. Westerborg:
in klinisch opzicht is er sprake van een hoog recidiverisico wanneer betrokkene niet behandeld wordt voor zijn psychotische stoornis. Immers, uit de inhoud van zijn psychose kan worden afgeleid dat hij zijn omgeving als zeer bedreigend en vijandig ervaart. Hij wordt dan extreem angstig en moet zich dan verdedigen tegen zijn belagers. Onder die omstandigheden is betrokkene onvoorspelbaar in zijn gedrag en gevaarlijk voor zijn omgeving. Betrokkene kan goed functioneren als de psychiatrische stoornis adequaat wordt behandeld. Betrokkene dient gedurende langere tijd in een daartoe gespecialiseerde kliniek (waar men psychosen goed kan behandelen) te worden behandeld.
Het instellen op medicatie, in combinatie met psycho-educatie kan naar de mening van rapporteur goed plaatsvinden binnen de setting van de GGZ. Om die reden adviseert rapporteur betrokkene te plaatsen in een psychiatrische instelling (bij voorkeur geen PAAZ).
De psycholoog D. Breuker:
de kans op een herhaling hangt voornamelijk samen met de psychotische stoornis. Op het moment dat betrokkene opnieuw in een ernstige psychose terecht zou komen, kan hij zich vanuit paranoïde wanen weer zo bedreigd en angstig gaan voelen dat hij zich genoodzaakt voelt om zich daartegen met geweld te verweren of te beschermen.
De psychotische stoornis zal behandeld moeten worden met medicatie en rust. Daarnaast zal betrokkene psycho-educatie moeten krijgen over de psychose en de beperkingen en risico's die hiermee samenhangen. Diagnostisch zal verdere moeten worden bekeken of de psychose bij betrokkene aanwezig is in het kader van een schizofrene ontwikkeling. Daar zal dan verder het beleid op moeten worden afgestemd. Behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis wordt noodzakelijk geacht om een recidive te verkleinen. Een behandeling voor de duur van minimaal een jaar zal nodig zijn om betrokkene voldoende lang te kunnen behandelen, zodat de psychose tijd heeft om helemaal op te klaren en er een behandel- en nazorgtraject kan worden georganiseerd.
Geadviseerd wordt om betrokkene een gedwongen psychiatrische behandeling op te leggen voor de duur van een jaar, in het kader van een artikel 37.
De deskundigen zijn eensgezind in de - zakelijk weergegeven - conclusie dat verdachte leed aan een psychose die zijn gedrag ten tijde van het tenlastegelegde handelen volledig heeft bepaald en dat hij daarom als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de rapporten van de deskundigen grondig is onderbouwd en dat de eensluidende conclusies en het eensluidende advies logisch volgen uit de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank komt op basis van de rapportages tot de conclusie dat verdachte ter zake van het bewezen verklaarde feit niet strafbaar is, nu dit hem wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend. Daarom dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het opleggen van de maatregel van artikel 37 Sr is noodzakelijk en geboden, aangezien verdachte gevaarlijk is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
8. De schade van benadeelden
8.1 De vordering van de benadeelde partijen
[Slachtoffer], wonende te [plaats] aan de [adres], heeft zich door tussenkomst van zijn gemachtigde mr. F. Boor, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.076,17 (vierduizend zesenzeventig euro en zeventien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering (groten)deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom gedeeltelijk toewijzen voor een bedrag van € 4.047,62 te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft de bos bloemen en de fles kruidenbitter voor helpende collega’s is geen schades die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling met betrekking tot die posten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Connexxion Openbaar Vervoer N.V., gevestigd te Hilversum, heeft zich door tussenkomst van haar gemachtigde mr. F. Boor, voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 14.173,07 (veertienduizend honderd drieënzeventig euro en zeven cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terecht¬zitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 13.648,07 te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij Conexxion heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis, tot op heden begroot op € 525,=.
9. De vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging (onder parketnummer 08/710021-11) behoort te worden afgewezen, omdat verdachte ter zake van het onderhavige nieuwe strafbare feit wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 37 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid en maatregel
- verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats] aan de [adres], van een bedrag van € 4.047,62 (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 28,55 niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer N.V., gevestigd te Hilversum, van een bedrag van € 13.648,07 (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2013);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij Connexxion gemaakt, tot op heden begroot op € 525,=, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/710021-11
- wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Venekatte en mr. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van hetgeen zich op 23 januari 2013 in de gemeente Almelo in de autobus van Connexxion heeft afgespeeld en waarover [slachtoffer] en meerdere getuigen hebben verklaard, kan ik mij niets meer herinneren, maar ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat die personen niet naar waarheid hebben verklaard.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5KL 2013029168, doorgenummerd als blz. 1 tot en met bladzijde 125. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Blz. 39-40: De verklaring van aangever [slachtoffer]:
ik ben buschauffeur bij Connexxion en reed vandaag, 23 januari 2013 op de lijn 23 in Almelo. Op een gegeven moment stapte er een jongen bij mij de bus in en die jongen vroeg aan mij of ik de politie wilde bellen. Dit vroeg hij omdat hij zei dat hij vermoord zou worden. Ik heb hierop de politie gebeld.
Ineens werd die jongen helemaal gek. Ik zat op dat moment achter mijn stuur en ik bestuurde op dat moment nog steeds mijn bus. Ik zag en voelde dat die jongen mij hard sloeg. Ik voelde dat hij mij in mijn gezicht sloeg. Ik zag en voelde dat die jongen mij de hele tijd sloeg. Het hield niet op. De klappen die ik kreeg in mijn gezicht deden mij pijn. Hij sloeg mij iedere keer met kracht op mijn hoofd. De klappen die ik ontving van die jongen kwamen in mijn gehele gezicht terecht. Ik kon mij alleen maar afweren. Het slaan in mijn gezicht hield maar niet op.
Als u aan mij vraagt of ik nu pijn heb dan heb ik veel pijn in mijn gezicht. Mijn neus is dik en mijn hoofd doet pijn;
en op blz. 43:
toen we op de Brugstraat reden schreeuwde hij tegen mij dat ik de politie had gebeld. Ook dit ging gepaard met scheldwoorden. Direct daarna begon hij op mij in te slaan. Hij sloeg mij in mijn gezicht. Dit ging niet zacht. Hij haalde zijn volle vuist naar achteren en sloeg mij met kracht in mijn gezicht. Ik denk dat hij dit wel 15 a 20 keer gedaan heeft.
Blz 49-50: de verklaring van de getuige [M]:
ik ben vandaag, 23 januari 2013, getuige geweest van een mishandeling. Ik kan u daarover het volgende vertellen:
ik woon samen met mijn vriendin aan de [adres] te [plaats]. Dit is een zogenaamde drive-in woning. Hiermee bedoel ik, dat de woonverdieping op de eerste verdieping zit. Ik was thuis samen met mijn vriendin. Tussen 19:30 uur en 19:45 uur, zat ik samen met mijn vriendin op de bank in de woonkamer. Opeens hoorden wij getoeter en daarna een harde knal, ik keek naar buiten en zag een boom, welke voor onze woning stond omvallen.
Ik ben toen samen met mijn vriendin naar het raam gelopen en zag een jongen met een grijs t-shirt/vest herhaaldelijk op de buschauffeur van de rode lijnbus inslaan. De buschauffeur en de jongen waren beiden in de bus. Ik zag dat de jongen met vuistslagen op de buschauffeur insloeg. Ik zag dat dit met kracht ging. Ik zag dat de jongen meerdere malen met beide vuisten op de buschauffeur insloeg.
Blz. 51-52: de verklaring van de getuige [V]:
ik ben getuige geweest van een zware mishandeling gepleegd door die jongen die in de bus op de grond ligt en die is aangehouden door de politie. Ik kan u hierover het volgende verklaren:
vandaag, 23 januari 2013 reed ik in een auto. Ik reed in Almelo over de Ootmarsumsestraat. Voor mij reed een bus van Connexxion. Ik zag dat de bestuurder van de Connexxion rare bochten aan het maken was, ik vond dit raar. Vervolgens sloegen wij rechtsaf langs het kanaal. Vervolgens sloeg de bus linksaf de Brugstraat op. Ik zag dat daarbij de buschauffeur de gehele linkerkant van de weg nodig had. Ik zag vervolgens dat de bus tot stilstand kwam tegen een boom. Ik ben direct richting de bus gerend.
In de bus zag ik dat de chauffeur achter zijn stuur zat. Ik zag dat die jongen op de chauffeur stond in te slaan. Ik zag dat die jongen alleen maar sloeg en sloeg.
De door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde medische verklaring van de arts [S] van 2 april 2013, voor zover inhoudende:
bij betrokkene, de heer [slachtoffer], [adres] te [plaats], werd het volgende geconstateerd: ogenschijnlijk bloeduitstorting rondom rechter oog; bloeding linker oog; enkele verwondingen op de neusrug (2) en bij rechter onderlip.