ECLI:NL:RBOVE:2013:CA1911

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/700633-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het plaatsen van een nepbom en poging tot afpersing in Enschede

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plaatsen van een nepbom bij een advocatenkantoor en een poging tot afpersing van een medewerker van een tankstation. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in Enschede, werd op 12 november 2012 beschuldigd van het achterlaten van een zelfgemaakte nepbom bij het advocatenkantoor en op 19 november 2012 van het proberen af te persen van een medewerker van het tankstation door middel van een nepbom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op beide data betrokken was bij de misdrijven, waarbij hij de nepbommen had vervaardigd en geplaatst met de intentie om anderen te laten geloven dat deze konden ontploffen.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, forensisch bewijs en de bekentenis van de verdachte. De verdachte had een nepbom geplaatst bij het advocatenkantoor, wat leidde tot ontruimingen en de inzet van hulpdiensten. Bij het tankstation heeft hij geprobeerd een medewerker af te persen door te dreigen met explosieven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor ernstige strafbare feiten, opnieuw ernstige misdrijven had gepleegd die veel onrust en angst in de samenleving veroorzaakten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de noodzaak van behandeling van de verdachte, maar heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat er geen concreet behandelplan was. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700633-12
Datum vonnis: 4 juni 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [1988] in Enschede,
wonende in [woonplaats]
nu verblijvende in de P.I. Almelo, HvB De Karelskamp in Almelo.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 mei 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Verheul en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een zelfgemaakte nepbom op de [adres advocatenkantoor] te Enschede (ter hoogte van het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor]) heeft neergelegd met de bedoeling anderen te laten geloven dat die nepbom zou kunnen ontploffen;
feit 2: heeft geprobeerd één of meer werknemers van het tankstation [naam tankstation] gelegen aan de [adres tankstation] te Enschede af te persen met een nepbom, dan wel dat hij een zelfgemaakte nepbom bij dat tankstation heeft neergelegd met de bedoeling anderen te laten geloven dat die nepbom zou kon ontploffen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2012 in de gemeente Enschede een voorwerp,
te weten een zelfgemaakte nepbom, althans een op een explosief gelijkend
voorwerp, op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten
op de [adres advocatenkantoor] (ter hoogte van het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor]), heeft
achtergelaten of geplaatst, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te
doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2012 in de gemeente Enschede tezamen en in
vereniging met een ander of anderen , althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld één of meer werknemers van het [naam tankstation] tankstation
gelegen aan de [adres tankstation] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam tankstation]
tankstation, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
- één of meer medewerkers van dat tankstation heeft gebeld en tegen die
medewerker(s) heeft gezegd:"Ik heb een witte plastic zak bij jouw Clio
neergelegd. Zorg ervoor dat er binnen een paar minuten geld in de plastic zak
komt. Als je dit niet doet of de politie belt dan blaas ik de boel op met
explosieven", althans soortgelijke dreigende woorden en/of
- in de buurt van dat tankstation een pakketje geplaatst, welk pakketje het
uiterlijk had van een bom en/of
- de politie gebeld en gezegd "Weg bij dat pakketje anders gaat alles de
lucht in", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2012 in de gemeente Enschede een voorwerp,
te weten een zelfgemaakte nepbom, althans een op een explosief gelijkend
voorwerp, op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten
in de omgeving van het [naam tankstation] tankstation gelegen aan de [adres tankstation], heeft
achtergelaten of geplaatst, met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te
doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1 Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Door de verdediging is primair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De verdediging stelt dat er weliswaar aanwijzingen voor de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit zijn, maar dat dit onvoldoende wettig bewijs oplevert. Door de verdediging is subsidiair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het feit op of omstreeks 12 november 2012 is gepleegd, nu er geen bewijsmiddelen zijn op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat verdachte het pakketje op of omstreeks die datum bij het advocatenkantoor heeft neergelegd.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 12 november 2012 in Enschede aan de [adres advocatenkantoor] een zelfgemaakte nepbom heeft achtergelaten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte bekend op 14 november 2012 een zelfgemaakte nepbom te hebben geplaatst bij het [naam tankstation] tankstation aan de [adres tankstation] te Enschede. De politie heeft deze nepbom en de bom aangetroffen aan de [adres advocatenkantoor] onderzocht en met elkaar vergeleken.
De politie heeft geconstateerd dat de nepbommen de volgende overeenkomsten vertonen:
- in beide verdachte pakketjes is een waterachtige vloeistof aangebracht als “explosief”
- in beide pakketjes zit elektriciteitsdraad dat aan de buitenzijde van het pakketje een keer was opgewikkeld;
- in beide pakketjes waren de uiteinden daarvan niet aangesloten;
- beide pakketjes zijn gedeeltelijk zwart gespoten.
Daarnaast heeft de politie de woning van verdachte doorzocht. De politie relateert naar aanleiding daarvan dat er op de vloer van de woning een rood plastic koordje lag, dat ogenschijnlijk overeenkwam met het rode koordje dat hij het verdachte pakketje aan de [adres advocatenkantoor] is aangetroffen. Op het balkon van de woning stond een witte vuilnisbak. Daarin is onder meer een vuilniszak aangetroffen met een uitgeknipte onderhoek. Deze vuilniszak is gelegd bij het deel van de vuilniszak dat afkomstig was van het pakketje aan de [adres advocatenkantoor]. De verbalisant constateert in dat verband dat:
- de afgeknipte onderhoek van de vuilniszak ogenschijnlijk van hetzelfde materiaal is als de vuilniszak met de uitgeknipte onderhoek van het balkon;
- de bodem van de vuilniszakdelen op een vergelijkbare wijze waren vervaardigd;
- de kreuklijnen overeenkomstige patronen vormden, waardoor het leek alsof er een strook plastic tussen deze twee delen ontbrak.
Bij nader onderzoek bleek ook het pakketje aan de [adres tankstation] ([naam tankstation] tankstation) een afgeknipte onderhoek van een vuilniszak te bevatten. Deze onderhoek vormt een souche met de vuilniszak van het balkon van verdachte.
Op het balkon stond ook een barbecue met daarop een rol grijze vuilniszakken met rode plastic koordjes. De politie heeft het uitgeknipte deel vuilniszak van het pakketje aan de [adres advocatenkantoor] naast de opening van de vuilniszak, aanwezig op de rol vuilniszakken die op de barbecue van verdachte, is aangetroffen gelegd. De verbalisant heeft waargenomen dat:
- de afscheurranden gelijk zijn;
- het lipje van de vuilniszak van het pakketje aan de [adres advocatenkantoor] in de opening aan de bovenzijde van de vuilniszak van het balkon van verdachte past;
- er kennelijk vouwlijnen in elkaar overlopen. Bij nader onderzoek via de lichtbak constateert de verbalisant dat het lijnenbeeld van de delen van de vuilniszakken aangetroffen aan de [adres advocatenkantoor] en op de barbecue op het balkon van verdachte op elkaar aansluiten.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat:
- er grote overeenkomsten zijn tussen de nepbommen die aangetroffen zijn aan de [adres tankstation] en de [adres advocatenkantoor];
- verdachte heeft bekend dat hij de nepbom van de [adres tankstation] heeft gemaakt en daar heeft geplaatst;
- de onderhoek van de plastic zak aangetroffen in de nepbom aan de [adres advocatenkantoor] afkomstig kan zijn van de rol vuilniszakken die op het balkon van verdachte is aangetroffen;
- beide nepbommen één week na elkaar, in dezelfde gemeente, zijn aangetroffen.
De rechtbank concludeert daaruit dat verdachte degene is geweest die de nepbom aan de [adres advocatenkantoor] zelf heeft vervaardigd en daar heeft neergelegd. Het door de verdediging geschetste scenario dat een ander dan verdachte dit heeft gedaan, acht de rechtbank op grond van het bovenstaande zodanig onwaarschijnlijk dat die mogelijkheid in redelijkheid kan worden uitgesloten. Voor deze stelling is overigens ook geen enkel aanknopingspunt in het dossier te vinden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is geweest die een zelfgemaakte nepbom aan de [adres advocatenkantoor] heeft neergelegd.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de zelfgemaakte nepbom op of omstreeks 12 november 2012 op de [adres advocatenkantoor] ter hoogte van het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor] heeft achtergelaten of geplaatst.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Ten laste is gelegd dat verdachte op voornoemde datum een zelfgemaakte nepbom heeft achtergelaten of geplaatst. Het bestanddeel "plaatsen" dient te worden uitgelegd als "positioneren, neerleggen of neerzetten". Dit betreft aldus een actieve handeling, die op een bepaald moment wordt uitgevoerd. In die zin is artikel 142a Sr een aflopend delict.
Het bestaat immers uit het verrichten van een gedraging. Het delict is voltooid zodra deze gedraging is verricht.
Voor zover de tenlastelegging ziet op het plaatsen van het voorwerp, dient verdachte hiervan dan ook te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat verdachte het voorwerp op of omstreeks 12 november 2012 bij het advocatenkantoor heeft geplaatst.
Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 142a Sr, voor zover het ziet op het bestanddeel "achterlaten'' een voortdurend delict. Een voortdurend delict kan worden omschreven als een delict dat bestaat uit het doen voort¬duren van een verboden toestand. Het wordt gepleegd zolang de verboden toe¬stand voortduurt.
Vastgesteld kan worden dat verdachte op enig moment voor of op 12 november 2012 het voorwerp heeft neergelegd bij het advocatenkantoor, zoals hiervoor is overwogen. Verdachte heeft hiermee derden willen doen geloven dat een ontploffing kon worden teweeggebracht. Op maandag 12 november 2012 werd het voorwerp ontdekt door medewerkers van het advocatenkantoor en wordt de politie in kennis gesteld. Verdachte heeft aldus een verboden toestand doen ontstaan op het (onbekende) moment van plaatsing, maar laten voortduren tot aan de ontdekking van het voorwerp op 12 november 2012, zodat het feit -voor zover het ziet op "achterlaten'' op voornoemde datum- kan worden bewezen.
5.2 Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De verdediging is van mening dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die naar de medewerker van het pompstation heeft gegebeld. Voorts is aangevoerd dat het niet mogelijk is medewerkers van de [naam tankstation] af te persen door de politie te bellen en tegen de politie te zeggen dat zij uit de buurt van het pakketje moeten blijven, zonder dat dit ter kennis is gekomen van de werknemers van de [naam tankstation].
De verdediging heeft zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een nepbom heeft gemaakt die hij vervolgens bij het tankstation aan de [adres tankstation] in Enschede heeft neergelegd. Hij ontkent dat hij geprobeerd heeft een medewerker van dit tankstation af te persen door hem te bellen met de mededeling dat de boel opgeblazen zou worden met explosieven.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de aangetroffen nepbom verpakt zat in een plastic tas van Bristol, die aan de bovenkant dichtgeplakt was. Volgens verdachte was aan de buitenkant niet te zien wat in de plastic tas zat. Verdachte heeft ook verklaard dat hij met niemand heeft gesproken over het feit dat hij een bom had gemaakt en dat hij die bom bij het tankstation heeft neergelegd. Nu daarnaast uit het dossier geen enkele aanwijzing naar voren komt dat een ander dan verdachte kennis had van het feit dat zich in de plastic zak een nepbom bevond, concludeert de rechtbank dat verdachte –als enige- over daderwetenschap beschikte met betrekking tot de inhoud van de plastic zak.
In de nacht van 18 op 19 november 2012 omstreeks 00:39 uur is aangever [aangever] gebeld op de vaste lijn van het [naam tankstation] tankstation. Hij hoorde dat de beller een mannenstem had en zei: "Ik heb een witte plastic zak bij jouw Clio neergelegd. Zorg ervoor dat er binnen een paar minuten geld in de plastic zak komt. Als je dit niet doet of de politie belt dan blaas ik de boel op met explosieven". [aangever] heeft daarop de politie gebeld. Op het moment dat de politie ter plaatse is, komt bij de meldkamer in Driebergen een tweede telefonische melding binnen van een getuige/passant die zijn hond had uitgelaten aan de [straat] nabij het [naam tankstation] tankstation en een pakje was opgevallen. Deze melding werd gedaan met een telefoon voorzien van het IMEI nummer [nummer]. Ongeveer een uur later komt bij de meldkamer in Driebergen wederom een telefonische melding binnen over het pakketje bij het [naam tankstation] tankstation aan de [adres tankstation] in Enschede. Ook deze melding werd gedaan met een telefoon voorzien van het IMEI nummer [nummer].
Op 9 november 2012 is de mobiele telefoon met voornoemd IMEI-nummer meerdere keren gebeld door het mobiele nummer, dat op naam staat van de vriendin van verdachte,
[naam vriendin verdachte]. Op het moment van deze telefoongesprekken bevond de simkaart met nummer [06-nummer verdachte] zich in de telefoon met voornoemd IMEI-nummer. Volgens het Ciot stond het telefoonummer [06-nummer verdachte] op naam van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat het mobiele telefoonnummer [06-nummer verdachte] zijn telefoonnummer is.
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte in elk geval in de maand november 2012 in het bezit is geweest van de telefoon met IMEI-nummer [nummer]. Met deze telefoon is de meldkamer in Driebergen gebeld.
De medewerker van het tankstation is gebeld rond 00.39 uur. Het eerste telefoongesprek met de meldkamer werd ongeveer een kwartier later, te weten om 00.56 uur, gevoerd.
Nu verdachte daderwetenschap had over de inhoud van de plastic zak die bij de [naam tankstation] is aangetroffen, deze daderwetenschap is genoemd in het telefoongesprek met de medewerker van [naam tankstation] en verdachte in de maand november 2012 in het bezit was van de telefoon waarmee de meldkamer is gebeld, terwijl dit gesprek een kwartier later plaatsvond dan het gesprek met de medewerker van [naam tankstation] en in beide gesprekken door de beller melding wordt gemaakt van een op een bom gelijkend voorwerp, concludeert de rechtbank dat verdachte degene is geweest die het telefoongesprek met de medewerker van [naam tankstation] heeft gevoerd en hij zich aldus heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van die medewerker. Dat een ander dan verdachte de poging tot afpersing zou hebben gepleegd, zoals door verdachte betoogd, wordt verworpen op grond van de feiten dat
- verdachte als enige over daderwetenschap beschikte;
- de telefoon waarmee die nacht is gebeld aan verdachte gelinkt wordt;
- in de telefoongesprekken die gevoerd zijn met de aan verdachte gelinkte telefoon de beller melding maakt van een verdacht, tikkend, pakketje;
- het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor het scenario dat verdachte schetst;
- de verbalisanten relateren dat het pakketje geen tikkend geluid maakte, zodat de mogelijkheid dat een ander zou kunnen weten dat er een bom in de plastic zak zat, omdat die ander een tikkend geluid zou hebben gehoord zoals door verdachte aangevoerd, feitelijk onjuist is.
5.3 De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub1 en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 november 2012 in de gemeente Enschede een voorwerp, te weten een zelfgemaakte nepbom, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten op de [adres advocatenkantoor] ter hoogte van het advocatenkantoor [naam advocatenkantoor], heeft achtergelaten met het oogmerk (een) ander(en) ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht;
2.
hij op 19 november 2012 in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld één of meer werknemers van het [naam tankstation] tankstation gelegen aan de [adres tankstation] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [naam tankstation] tankstation,
- een medewerker van dat tankstation heeft gebeld en tegen die
medewerker heeft gezegd:"Ik heb een witte plastic zak bij jouw Clio
neergelegd. Zorg ervoor dat er binnen een paar minuten geld in de plastic zak
komt. Als je dit niet doet of de politie belt dan blaas ik de boel op met
explosieven", en
- in de buurt van dat tankstation een pakketje heeft geplaatst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 142a en 317 juncto 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: een voorwerp op een voor het publiek toegankelijke plaats achterlaten met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot afpersing.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Door het landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) zijn voor de artikelen 310-317 Sr in de categorie overvallen oriëntatiepunten vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat onderhavige poging tot afpersing niet behoort tot de categorie overvallen waarvoor door het LOVS oriëntatiepunten zijn vastgesteld. De rechtbank zal dan ook de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen betrekken. Door het LOVS zijn voor het achterlaten van de zelfgemaakte nepbom geen oriëntatiepunten vastgesteld, zodat de rechtbank ook hier de strafoplegging in vergelijkbare zaken in haar overwegingen zal betrekken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een zelfgemaakte nepbom bij een advocatenkantoor achtergelaten. Hierdoor heeft verdachte veel overlast veroorzaakt doordat omliggende panden ten behoeve van het onderzoek naar de nepbom uit voorzorg ontruimd dienden te worden en er veel hulpdiensten opgeroepen werden en ter plaatse zijn geweest. Uiteindelijk is de nepbom met behulp van de explosieven-opruimingsdienst onderzocht en ontmanteld. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd een medewerker van het [naam tankstation] tankstation aan de [adres tankstation] in Enschede af te persen door een nepbom bij zijn auto neer te leggen en vervolgens deze medewerker op te bellen en geld te eisen. Op deze bijzonder ernstige feiten dient te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, met name omdat verdachte door de feiten heeft gezorgd voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte in 2009 door het gerechtshof in Arnhem voor ernstige strafbare feiten, waaronder brandstichting, zonder noodzaak bellen van het alarmnummer, en het voorhanden hebben van een vuurwapen, is veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 12 februari 2013 en het psychiatrisch rapport van 15 februari 2013, voor zover verdachte daaraan zijn medewerking heeft verleend. Gelet daarop acht de rechtbank behandeling noodzakelijk. De rechtbank zal bij gebreke van een concrete diagnose en een concreet behandelplan echter niet overgaan tot het opleggen van een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld behandeling als bijzondere voorwaarde, maar een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen. Behandeling kan te zijner tijd eventueel plaastvinden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte op grond van artikel 15a Sr.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur moet worden opgelegd.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder sub 1 en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: een voorwerp op een voor het publiek toegankelijke plaats achterlaten met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat daardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot afpersing;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2012122314. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 mei 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte het volgende.
De nepbom die op 19 november 2012 bij het [naam tankstation] tankstation aan de [adres tankstation] in Enschede is gevonden, heb ik gemaakt en daar neergelegd. Ik heb het pakketje op de plek neergelegd waar het later is gevonden, naast het pand van het [naam tankstation] tankstation. Om het pakketje zat een tas van Bristol die aan de bovenkant dichtgeplakt was. Aan de buitenkant was niet te zien wat in de plastic tas zat. Ik heb met niemand gesproken over het feit dat ik die zelfgemaakte nepbom heb gemaakt en daar heb neergelegd. Het mobiele telefoonnummer [06-nummer verdachte] is mijn mobiele telefoonnummer.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 19 november 2012, pagina 152, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever het volgende.
Op zondag 18 november 2012 omstreeks 23.00 uur ben ik begonnen met mijn werk als pompbediende bij de [naam tankstation] aan de [adres tankstation] te Enschede. Ik ben naar mijn werk gegaan met mijn auto, dit is een witte Renault Clio. Deze auto had ik op de parkeerplaats geparkeerd, direct naast het pand van de [naam tankstation]. Omstreeks 00.39 uur werd er gebeld op de vaste lijn van de [naam tankstation]. Ik hoorde dat er aan de andere kant van de lijn een mannenstem sprak. Ik hoorde dat deze mannenstem zei: "Ik heb een plastic zak bij jou witte Clio neergelegd. Zorg ervoor dat er binnen een paar minuten al het geld in de plastic zak komt. Als je dit niet doet, of de politie belt dan blaas ik de boel op met explosieven".
3
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisanten] van
14 december 2012, pagina 155, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten het volgende.
Op 1 meter achter een hek van het tankstation werd op een gazon een pakketje aangetroffen in een plastic zak. Wij, verbalisanten, hebben beiden naast het pakketje geluisterd of er een tikkend geluid waar te nemen was. Wij, verbalisanten, konden geen tikkend geluid horen of waarnemen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 27 november 2012, pagina 159, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant het volgende.
Telefoongesprek alarmcentrale Driebergen Maandag 19 november 2012 00.57.08 uur, gevoerd met een telefoon voorzien van het imeinummer [nummer] :
Alarmcentrale: " met Alarmcentrale 112, wilt u politie,
brandweer of ambulance
Man: Politie Enschede.
Alarmcentrale: Politie Enschede , ik verbind u door met de politie daar. Blijft u aan de lijn
Man : Ja hoor."
Telefoon gesprek wordt vervolgens doorverbonden naar de meldkamer politie Twente.
Telefoongesprek meldkamer Twente Maandag 19 november 2012 00.57.21 uur gevoerd met een telefoon voorzien van het imeinummer [nummer]
Meldkamer: " zegt u het maar.
Man: (…) Er ligt een tikkend pakketje aan de [adres] hier kruispunt [straat] achter op het grasveldje achter het tankstation"
Meldkamer: [adres] ?
Man: [adres] met de [straat] achter [naam tankstation] tankstation
Meldkamer : Wat voor plaats is dat ?
Man : Enschede
Meldkamer : In Enschede
Man: Daar ligt een blauwe plastictas met een tikkend iets erin en het ligt tegen de benzinepomp aan in de hoek.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 6 december 2012, pagina 159, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant het volgende.
Op donderdag 6 december omstreeks 11:30 uur, heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Het telefoongesprek wat bij de alarmcentrale Driebergen binnen kwam op maandag 19 november 2012 te 01:52;17 uur gevoerd met een telefoon voorzien van het imeinummer [nummer]:
Alarmcentrale: " met Alarmcentrale 112, wilt u politie, brandweer of ambulance
Man: Politie Enschede.
Alarmcentrale: Politie Enschede , ik verbind u door met de politie daar. Blijft u aan de lijn
Man : Ja hoor."
Het gesprek duurde tot 01:52;33 uur.
Telefoon gesprek werd vervolgens doorverbonden naar de meldkamer politie Twente.
Het telefoongesprek van de meldkamer Twente op maandag 19 november 2012 te 01:53;24 uur werd gevoerd met een telefoon voorzien van het imeinummer [nummer]
Meldkamer Twente: Goedemorgen alarm centrale Politie Twente, geef uw bericht
Man: Goeiemorgen weg bij dat pakketje, anders gaat alles de lucht in
Het gesprek duurde tot 01:53,37 uur.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van
21 november 2012, pagina’s 213 tot en met 216, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant het volgende.
1. Aantreffen verdachte pakketje [adres advocatenkantoor] te Enschede
Op maandag 12-11-2012, omstreeks 14.00 uur, kwam er bij de politie een melding binnen dat er tegen het pand van [naam advocatenkantoor] advocaten aan de [adres advocatenkantoor] te Enschede een verdacht pakketje stond. lk hoorde, omstreeks 22.00 uur, van sergeant majoor [medewerker EODD], Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD), het volgende relaas:
"Het pakketje stond tegen de voorgevel aan. Met de robot hebben wij het pakketje naar de oprit verplaatst. Op deze plaats is het door ons stap voor stap gescheiden. De witte zijde is de onderzijde. Het pakketje was zwart gespoten en de camera zat er aan met duckttape. In de camera zit een rood ledje. Het pakketje was opgebouwd uit een doos, waar de camera kennelijk in heeft gezeten. In de doos zat een grijze zak met vloeistof. De vloeistof is getest en is niet brandbaar of explosief. Omdat het kleurloos (helder), reukloos, smaakloos was en de vloeistof zich ogenschijnlijk gedroeg als water denk ik ook dat het water is. Om de doos zit een witte plastic zak. Er loopt een kabel van de camera naar de doos, maar de uiteinden zijn niet aangesloten."
Op de digitale foto's van de EODD zag ik dat:
•Het een zwart gespoten pakketje was.
•De onderzijde niet zwart gespoten was.
•Dat er een camera met schilderstape aan de kopse kant van het plakje was geplakt
•De camera lens zwart was, maar dat er ook nog een zilvergrijze kleur te zien was.
•Er een groen gele stroomdraad van de camera naar het pakketje liep, die een paar keer was opgewikkeld aan de zijkant van het pakketje.
•Er een doos gebruikt was van een "dummy camera"
•Dat de afbeelding overeenkwam met de camera die op het pakketje zat
•Er grijze vuilniszakken met vloeistof in de doos zichtbaar waren.
Aansluitend werd de plaats delict door sergeant majoor [medewerker EODD], EODD, aan mij overgedragen.
lk zag dat:
•Er twee grijze plastic zakken/vuilniszakken of stukken daarvan op de grond lagen.
•Een stuk bestond uit een rond uitgeknipte onderhoek van een grijze plastic zak/vuilniszak.
•Dat de geknipte rand van de grijze plastic zak/vuilniszak rond wegliep.
•Er rode plastic draadjes bij deze plastic zakken/vuilniszakken lagen.
•Er een doos op de grond lag met daarop gedrukt de tekst "Dummy camera" met een afbeelding.
•De doos was opgesneden.
•Er een glazen potje met vloeistof stond, dat de door de EODD was veiliggesteld.
•Er een witte plastic zak op de grond lag met duckttape en schilderstape
•Er een geel groene stroomkabel aan de plastic zak zat.
•de camera, zwart gespoten, overeen kwam met de afbeelding op de doos.
Door mij zijn de onderdelen, omstreeks 22.30, veiliggesteld voor verder onderzoek.
2. Doorzoeking woning [adres verdachte] in Enschede
Op maandag 19 november 2012, omstreeks 10.30 uur, vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres verdachte] in Enschede, nadat de bewoner [verdachte] was aangehouden als verdachte. Bij deze doorzoeking was ik aanwezig.
lk zag dat:
•Er op de vloer een rood plastic koordje lag, dat ogenschijnlijk overeenkwam met het rode koordje dat ik bij het verdachte pakketje had aangetroffen aan de [adres advocatenkantoor]
•Er een BBQ op het balkon stond waarop een rolletje grijze vuilniszakken lag, met rode plastic koordjes
•Er een stuk karton op het balkon rechts van de BBQ stond met aan de binnen zijde een spuitnevel van zwarte verf was te zien.
•Er in het midden een plek was te onderscheiden waarop een voorwerp had gestaan dat zwart gespoten was, want op deze plek zat geen of nagenoeg geen verf.
•Er een witte vuilnisbak op het balkon stond.
•Er in de vuilnisbak ondermeer een grijze vuilniszak zat waaruit een onderhoek rond was uitgeknipt.
•Er links van de prullenbak nog een rood plastic koordje lag.
3. Aantreffen verdacht pakketje tankstation [naam tankstation]
Op maandag 19-11-2012, omstreeks 01.15 uur, kwam er bij de politie een wederom melding binnen van een verdacht pakketje bij tankstation [naam tankstation] aan de [adres tankstation] in Enschede.
lk zag dat:
•Het pakketje aan de rechterachterzijde van het tankstation lag.
•Het pakketje in het gras vlakbij een hekwerk lag.
•Er een witte Renault Clio, kenteken [kenteken] aan de andere zijde van het hek stond.
•Het pakketje in een doorzichtige tas met blauwe en gele opdruk zat, dat aan de bovenzijde was dichtgeplakt met doorzichtige tape.
•Er deze tas een zwart gespoten en in aluminium folie verpakt pakketje zat.
lk zag dat:
•In de plastic zak een zwart gespoten en in aluminium folie verpakt pakketje zat.
•Er doorzichtig tape om de aluminium folie zat.
•Er een klokje op het pakketje zat geplakt.
•Er stroomdraadjes tussen het klokje en de doos liepen die niet waren aangesloten
•Er de stroomdraadjes waren opgewikkeld aan de zijkant van het pakket.
•Er uit het doosje een afgeknipte vuilniszak kwam die gevuld was met een vloeistof
•De vloeistof helder was en zich gedroeg alsof het water toen ik een monster veiligstelde
•De zak bestond uit een rondafgeknipte onderhoek van een grijze vuilniszak.
•De vuilniszak voor wat betreft materiaal soort, kleur, naden overeen kwam de vuilniszakken die ik eerder binnen deze zaak had aangetroffen.
•De maten gemeten vanuit de haakse hoek nagenoeg overeenkwamen met de maten van
het ontbrekende deel van de vuilniszak aangetroffen in de vuilnisemmer op het balkon aan
de [adres verdachte] in Enschede
Souche
De rond afgeknipte grijze vuilniszak uit het verdachte pakketje is bij het uitgeknipte deel gelegd dat ik aantrof in de vuilnisbak op het balkon van de woning aan de [adres verdachte] te Enschede.
lk zag dat beide delen, zowel de voor (a-zijde) als de achterzijde (b-zijde) een volledige souche vormde, hoewel ze wel een afwijkende boog beschrijven.
Conclusies:
>De rond afgeknipte grijze vuilniszak uit het verdachte pakketje dat is veiliggesteld bij het [naam tankstation] tankstation vormt een souche met de grijze vuilniszak uit de witte vuilnisemmer van het balkon aan de [adres verdachte] in Enschede, waaruit een onderhoek was geknipt.
>De souche komt overeen en is passend met de voorzijde (A-zijde) en de achterzijde (B-zijde) van de vuilniszak.
>In beide verdachte pakketjes is een waterachtige vloeistof gebruikt als "explosief".
>In beide pakketjes zit elektriciteitsdraad dat aan de buitenzijde van het pakketje een keer was opgewikkeld.
>In beide pakketjes waren de uiteinden niet aangesloten
>Ogenschijnlijk vergelijkbare rode plastic koordjes trof ik aan bij het verdachte pakketje, veiliggesteld aan de [adres advocatenkantoor], en in de woning aan de [adres verdachte].
>Beide pakket zijn gedeeltelijk zwart gespoten.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van
30 november 2012, pagina’s 253 en 254, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant het volgende.
Bevindingen met betrekking tot nader onderzoek uitgevoerd aan de vuilniszak delen. Op maandag 26 november 2012, omstreeks 15.00 uur, heb ik de volgende delen nader onderzocht, te weten:
1. De souche, bestaande uit:
•De vuilniszak met de uitgeknipte onderhoek, afkomstig uit de vuilnisbak van het balkon aan de [adres verdachte]
•De afgeknipte onderhoek van de vuilniszak uit het verdachte pakketje, afkomstig van het [naam tankstation] tankstation
2. De afgeknipte onderhoek van een vuilniszak uit het pakketje afkomstig van de [adres advocatenkantoor].
lk zag dat:
•De afgeknipte onderhoek van de vuilniszak, afkomstig van de [adres advocatenkantoor], ogenschijnlijk van het zelfde materiaal was als de delen die samen de souche vormden.
•De bodem van de vuilniszakdelen op een vergelijkbare wijze was vervaardigd.
•Er aan de onderzijde van vuilniszakdelen die samen een souche vormden een soort lip was ontstaan die ik ook zag zitten aan de onderzijde van de afgeknipte onderhoek van een vuilniszak, afkomstig van het pakketje aan de [adres advocatenkantoor].
•Er aan de openingzijde van de vuilniszak de uigeknipte onderhoek, afkomstig van het balkon een uitsparing zat.
•De kreuklijnen overeenkomstige patronen vormden, waardoor het leek alsof er een strook plastic tussen deze twee delen ontbrak.
Bij de rol vuilniszakken die op het balkon aan de [adres verdachte] op de BBQ lagen, zag ik dat de opening van de vuilniszakken voor op de rol zat.
Ik ging er vanuit dat het pakketje, afkomstig van de [adres advocatenkantoor], eerder was gemaakt dan het andere pakketje, afkomstig van het [naam tankstation] tankstation, omdat:
-Het pakketje bijna een week eerder werd aangetroffen
-De verf van het pakketje bij het [naam tankstation] tankstation nog niet droog was.
De vuilniszak gebruikt in het verdachte pakketje, afkomstig van de [adres advocatenkantoor], moet dan eerder van de rol zijn gescheurd, dan die gebruikt is bij het [naam tankstation] tankstation.
Hierom legde ik het uitgeknipte deel vuilniszak, afkomstig uit het pakketje van de [adres advocatenkantoor], aan de opening van de vuilniszak delen die samen een souche vormden.
lk zag dat:
•De afscheurranden gelijk waren
•Het lipje van de vuilniszak, afkomstig van de [adres advocatenkantoor], paste in de opening aan de bovenzijde van de vuilniszak, komende vanuit de prullenbak van het balkon.
•Het lipje gelijkenissen toonde alsof ze aan elkaar hadden gezeten.
•Er kennelijk vouwlijnen in elkaar overliepen
Vervolgens heb ik de deze delen op een lichtbak gelegd die egaal lichtbeeld geeft. Dit om het lijnenbeeld (Structuur) van de vuilniszak zichtbaar te maken. Dit lijnenbeeld ontstaat bij het productieproces van de vuilniszakken.
Op de lichtbak zag ik dat:
•De trekvelden cq treklijnen van de vuilniszak zichtbaar werden aan de A-zijde.
•Hierbij een bepaald lijnenbeeld ontstond.
•Dit lijnenbeeld van de delen op elkaar aansloten aan de A-zijde.
•Er een lijn doorliep van de vuilniszak, aangetroffen in de prullenbak op het balkon, naar het afgeknipte deel uit het verdachte pakketje, afkomstig van de [adres advocatenkantoor].
•Het nog beter zichtbaar werd toen ik het kleurenbeeld van de foto's op negatief zette.
•De trekvelden cq. treklijnen van de vuilniszak zichtbaar werden aan de B-zijde.
•Hierbij een bepaald lijnenbeeld ontstond.
•Deze afweek van het lijnenbeeld aan de A-zijde
•Dit lijnenbeeld van de delen op elkaar aansloten aan de B-zijde.
•Er een dubbel lijn door van het ene deel door liep in het nadere deel
•Er een enkele lijn doorliep van het ene deel in het andere deel.
•Het nog beter zichtbaar werd toen ik het kleurenbeeld van de foto's op negatief zette.
•Het lijkt als of de hoeken van de uitsparing in opening van de vuilniszak en het lipje aan de onderzijde van de afgeknipte vuilniszak bij elkaar passen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 22 november 2012, pagina 262, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant het volgende.
Op 9 november 2012 is de mobiele telefoon met het IMEI-nummer [nummer] meerdere malen gebeld door het telefoonnummer [06-nummer vriendin verdachte]. Op het moment van dit contact zat er een kaart in deze telefoon met het telefoonnummer [06-nummer verdachte].
De beller was voornamelijk [06-nummer vriendin verdachte]. Het telefoonnummer [06-nummer vriendin verdachte] is volgens het Ciot van:
[naam vriendin verdachte]
[adres vriendin verdachte]
[naam vriendin verdachte] betreft [naam vriendin verdachte], zijnde de vriendin van verdachte [verdachte].
8.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 13 november 2012, pagina 89, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige het volgende.
Op maandag 12 november 2012 te 08:00 uur kwam ik aan bij mijn werk aan de [adres advocatenkantoor] te Enschede. Ik ben meestal de eerste die ‘s morgens op het werk is. Achter ons advocaten kantoor zit maatschappelijk werk. Ik zag dat bij het hek van maatschappelijk werk een pakketje lag. Het pakketje lag rechts naast het pand bij de regenpijp. Ik weet dat [naam] ook ‘s morgens als eerste er is. Zij had gezien dat een lampje brandde in het pakketje en toen is de politie gebeld.