RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer: C/08/137108 / KG ZA 13-89
datum vonnis: 8 mei 2013 (s)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. [Eiseres sub 1] en
2. [eiseres sub 2]
beiden wonende te [woonplaats],
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
verder te noemen [eiseres sub 1 c.s.]
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede,
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2] en
3. [gedaagde sub 3],
allen wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verder te noemen [gedaagde sub 1 c.s.]
advocaat: mr. H. Dijks te Enschede.
In conventie en in reconventie:
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de door [gedaagde sub 1 c.s.] ingediende eis in reconventie
- de door [gedaagde sub 1 c.s.] ingediende producties
- de door [eiseres sub 1 c.s.] ingediende producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van eiseressen
- de pleitnota van gedaagden
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 [Eiseres sub 1 c.s.] is eigenaar van de honden Sherpa de El Sabuezo en Darius de Passacaglia (hierna: de honden).
2.1 [Eiseres sub 1 c.s.] heeft op 27 december 2012 een reservering geplaatst bij G.E. [gedaagde sub 1]. Deze reservering is bevestigd. Hiermee is overeengekomen dat de honden in de periode van 23 februari 2013 tot 1 maart 2013 in hondenpension “Het Hoge Boekel” zouden verblijven.
2.2 De honden zijn in de periode van 23 februari 2013 tot 1 maart 2013 in hondenpension
“Het Hoge Boekel” verbleven.
2.3 De honden zijn op 1 maart 2013 niet opgehaald en bevinden zich tot op heden in
hondenpension “Het Hoge Boekel”.
2.4 Met een beroep op zijn retentierecht houdt [gedaagde sub 1 c.s.] tot op heden de honden onder zich. [Gedaagde sub 1 c.s.] brengt de pensionkosten inclusief incassokosten in rekening. Tot op heden bedragen deze kosten volgens [gedaagde sub 1 c.s.] € 2.495,50.
3. Standpunten van de partijen
3.1 [Eiseres sub 1 c.s.] vordert - kort gezegd - gedaagden te veroordelen tot teruggave van de honden op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag. Ook vordert [eiseres sub 1 c.s.] gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 [Eiseres sub 1 c.s.] voert hiertoe – samengevat – het volgende aan. [Eiseres sub 1 c.s.] stelt geen pensionkosten verschuldigd te zijn. [Gedaagde sub 1] heeft in een mail aan [eiseres sub 1 c.s.] geschreven dat de honden ziek waren en daarom langer moesten blijven. In die mail heeft [gedaagde sub 1] aan [eiseres sub 1 c.s.] uitdrukkelijk medegedeeld dat geen pensionkosten betaald hoefden te worden. [Gedaagde sub 1] heeft daarom geen vordering op [eiseres sub 1 c.s.] en komt dus geen retentierecht toe. [Gedaagde sub 1 c.s.] weigert ten onrechte de honden aan [eiseres sub 1 c.s.] terug te geven.
3.3 [Gedaagde sub 1 c.s.] heeft de vorderingen van [eiseres sub 1] gemotiveerd bestreden en beroept zich op een retentierecht op de honden zolang de kosten, die inmiddels zijn opgelopen tot € 2.495,50, niet zijn betaald. [Gedaagde sub 1 c.s.] betwist dat aan [eiseres sub 1] een mail is gestuurd waarin is medegedeeld dat geen pensionkosten betaald hoefden te worden. De betreffende mail is volgens [gedaagde sub 1 c.s.] vervalst.
3.4 Zakelijk weergegeven vordert [gedaagde sub 1 c.s.] betaling van € 2.495,50, te vermeerderen met een bedrag van € 34,50 per dag vanaf 3 mei 2013 tot en met de dag der algehele voldoening.
3.5 [Eiseres sub 1 c.s.] heeft de vorderingen van [gedaagde sub 1 c.s.] gemotiveerd bestreden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde sub 1 c.s.] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Ook voert zij op grond van de hierboven genoemde mail van [gedaagde sub 1] aan [eiseres sub 1 c.s.] aan dat zij geen pensionkosten verschuldigd is.
4. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
4.1 Voor de goede orde merkt de voorzieningenrechter – vooraf – het volgende op. Tijdens de zitting van 2 mei 2013 is door de voorzieningenrechter aan [eiseres sub 1] gevraagd om de originele mail waarin [gedaagde sub 1] geschreven zou hebben dat er geen pensionkosten betaald hoefden te worden door te sturen aan de griffier. [Eiseres sub 1] heeft deze en andere mails als gevraagd doorgestuurd. Na summier onderzoek van deze doorgestuurde mails is niet mogelijk gebleken om snel en eenvoudig vast te stellen of deze mails vervalst zijn. De tekst van de doorgestuurde mails komt overeen met de uitgeprinte versies, die zijn overgelegd.
4.2 Van beslissend belang voor de vordering in conventie is de vraag of [gedaagde sub 1 c.s.] een retentierecht toekomt op de honden, zolang [eiseres sub 1 c.s.] de kosten verbonden aan de opvang van de honden niet voldoet.
4.3 [Eiseres sub 1] c.s heeft gesteld in het geheel geen pensionkosten aan [gedaagde sub 1 c.s.] verschuldigd te zijn. [Eiseres sub 1 c.s.] baseert zich daarbij op een mail waarin dit door haar contractspartij medegedeeld zou zijn.
4.4 Zoals hiervoor gezegd, is voor de voorzieningenrechter niet vast komen staan of de betreffende mail waarop [eiseres sub 1 c.s.] zich beroept een vervalsing betreft of niet. Wat daar ook van zij is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres sub 1 c.s.] in ieder geval de pensionkosten verschuldigd is voor de overeengekomen periode van 23 februari 2013 tot 1 maart 2013. De mails bevatten geen toezegging van [gedaagde sub 1 c.s.] dat de honden voor onbeperkte tijd kosteloos in het pension zouden mogen blijven.
4.5 Aan [gedaagde sub 1 c.s.] kan een retentierecht toekomen op grond van het bepaalde in artikel 6:52 BW, juncto de artikelen 6:57 en 3:290 BW. Vaststaat dat [gedaagde sub 1 c.s.] een vordering heeft op [eiseres sub 1 c.s.]. Immers heeft [eiseres sub 1 c.s.] niet betaald voor het verblijf van de honden in het hondenpension gedurende de overeengekomen periode van 23 februari 2013 tot 1 maart 2013, en ook niet voor de maanden daarna. Voorshands acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat [gedaagde sub 1 c.s.] een onbeperkt kosteloos verblijf heeft toegezegd. Voorts is de omvang van een vordering - in beginsel - niet van belang voor een beroep op een retentierecht. Bovendien bestaat voldoende samenhang tussen de vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] en diens verbintenis tot teruggave van de honden aan [eiseres sub 1 c.s.].
4.6 Het voorgaande betekent dat [gedaagde sub 1 c.s.] niet ten onrechte gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de afgifte van de huisdieren op te schorten totdat [eiseres sub 1] c.s haar vordering heeft voldaan. Op grond hiervan strandt de vordering van [eiseres sub 1 c.s.].
4.7. De gevorderde betaling van het bedrag van € 2.495,50, te vermeerderen met een bedrag van € 34,50 per dag vanaf 3 mei 2013 tot en met de dag der algehele voldoening strekt tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat.
4.8 Dat [gedaagde sub 1 c.s.] spoedeisend belang heeft bij de vordering is onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft [eiseres sub 1 c.s.] de vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] betwist door onder meer te stellen dat [gedaagde sub 1] in een mail heeft toegezegd dat geen verblijfskosten in rekening zouden worden gebracht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] hierdoor onvoldoende aannemelijk is om te kunnen toewijzen in kort geding. De omvang van de vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] hangt af van de afspraken gemaakt tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 1 c.s.] Over deze afspraken verschillen partijen sterk van mening. Om de hoogte van de vordering van [gedaagde sub 1 c.s.] op [eiseres sub 1 c.s.] te bepalen is nadere bewijsvoering nodig, waarvoor een procedure in kort geding zich niet leent. De vordering dient derhalve te worden afgewezen.
I. wijst af de vorderingen van [eiseres sub 1 c.s.];
II. veroordeelt [eiseres sub 1 c.s.] in de proceskosten. De kosten worden begroot op € 274,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV wijst af de vorderingen van [gedaagde sub 1 c.s.];
V. veroordeelt [gedaagde sub 1 c.s.] in de proceskosten. De kosten worden begroot op € 816,-- aan salaris van de advocaat.
VI. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.