ECLI:NL:RBOVE:2013:CA3098

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awbn 12/1555
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor kantoorgebouw op perceel Hartenaasje 1 te Deventer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de weigering van een bouwvergunning voor het oprichten van een kantoorgebouw op het perceel Hartenaasje 1 te Deventer. Eiseres, Hartenaasje BV, had een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning, maar het college van burgemeester en wethouders van Deventer weigerde deze op basis van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 maart 2013, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele andere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'bedrijfsdoeleinden (B)' en 'waterstaatsdoeleinden' heeft. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 13 april 2012 (Awb 11/2236) geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met de bestemming, maar in deze uitspraak is geconcludeerd dat het bouwperceel kleiner is dan de vereiste oppervlakte van 1 hectare, waardoor de bouwvergunning terecht is geweigerd. De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom geen ontheffing van het bestemmingsplan kan worden verleend. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Afdeling Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/1555
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Hartenaasje BV,
gevestigd te Deventer, eiseres,
gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2010 heeft verweerder geweigerd om aan eiseres een reguliere bouwvergunning, eerste fase, te verlenen voor het oprichten van een kantoorgebouw op het perceel Hartenaasje 1 te Deventer.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 13 september 2011 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep bij uitspraak van 13 april 2012 (Awb 11/2236) gegrond verklaard en heeft het besluit van 13 september 2011 vernietigd.
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard. Bij brief van 25 juli 2012 heeft eiseres daartegen beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 28 maart 2013 behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G.J.W. Bloem, J. Klein en ing. J. van Lanen, bijgestaan door mr. Blokvoort. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.I. Duivenvoorde.
Overwegingen
Deze zaak is ter zitting behandeld door de rechtbank Oost-Nederland. Met ingang van 1 april 2013 is de Wet tot wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming van de arrondissementen Gelderland en Overijssel (Staatsblad 2012, 667) in werking getreden. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Overijssel.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn, indien de aanvraag om verlening van een vergunning of ontheffing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel vóór inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. Nu hiervan in dit geval sprake is, zal de rechtbank uitgaan van het recht, zoals dit gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreden van de Wabo.
De rechtbank stelt voorop dat tegen de uitspraak van deze rechtbank van 13 april 2012 (Awb 11/2236) geen hoger beroep is ingesteld. Hetgeen in die uitspraak is overwogen staat daarmee in rechte vast.
Het bouwplan voorziet in de oprichting van een kantoorgebouw op het perceel Hartenaasje 1 te Deventer. Het bouwplan voorziet in een centraal gelegen entree op de begane grond, met daarboven vijf verdiepingen, die uitsteken. De uitstekende bovenliggende verdiepingen worden aan de zijkanten gedragen door zuilen.
Artikel 56a, eerste lid, van de Woningwet, zoals deze bepaling onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreden van de Wabo luidde, bepaalt dat een reguliere bouwvergunning op aanvraag in twee fasen wordt verleend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet mag slechts en moet de bouwvergunning eerste fase worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel c, d, e, f of g van toepassing is.
Artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet bepaalt dat de bouwvergunning moet worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Op het perceel Hartenaasje 1 te Deventer is het bestemmingsplan “Uiterwaarden 2004” van toepassing. Blijkens de plankaart, behorend bij dit bestemmingsplan, heeft het perceel de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden (B)’ en de dubbelbestemming ‘waterstaatsdoeleinden’.
Ingevolge het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de voorschriften behorend bij dit bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) is de grond met de bestemming bedrijfsdoeleinden bestemd voor bedrijven, als bedoeld in de categorieën 1 t/m 4 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Inrichtingen, met de daarbij behorende wegen, paden, groen- en parkeervoorzieningen.
Zoals is geoordeeld in de uitspraak van deze rechtbank van 13 april 2012 (Awb 11/2236) past het bouwplan binnen de aan het perceel Hartenaasje 1 toegekende bestemming ‘bedrijfsdoeleinden (B)’ en is het bouwplan niet in strijd met de dubbelbestemming ‘waterstaatsdoeleinden’. De rechtbank heeft zich in voornoemde uitspraak uitdrukkelijk niet uitgelaten over de vraag of het bouwplan in overeenstemming is met hetgeen overigens is bepaald in de planvoorschriften, ondermeer niet voor wat betreft de maatvoering van het bouwplan.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de planvoorschriften bepaalt dat op de in lid 1 bedoelde gronden de gebouwen als omschreven in sub a t/m c alleen mogen worden opgericht binnen het deel van de gronden met deze bestemming dat is omgeven door bebouwingsgrenzen. Het grondoppervlak van de bestaande bebouwing per bouwwerk mag niet meer dan 10% worden uitgebreid zoals geïnventariseerd in de bij deze voorschriften behorende bijlage “Winterbed bestaande bebouwing”.
Artikel 10, tweede lid, onder f, van de planvoorschriften bepaalt dat op grond met de in lid 1 bedoelde bestemming de oppervlakte van het bouwperceel tenminste 1 hectare moet bedragen en de bouwperceelbreedte tenminste 80 meter moet zijn.
Artikel 1, onder i, van de planvoorschriften bepaalt dat onder ‘bebouwingsgrens’ wordt verstaan: een op de plankaart als zodanig aangegeven al of niet gedeeltelijk met een bestemmingsgrens samenvallende lijn, die de omgrenzing vormt van een bouwperceel of bebouwingsvlak.
Artikel 1, onder s, van de planvoorschriften bepaalt dat onder ‘bouwperceel’ wordt verstaan: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
De rechtbank stelt vast dat op de van toepassing zijnde bladen 5 en 6 van de plankaart binnen de ter plaatse van het bouwplan gelegen gronden met de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden (B)’ een bebouwingsgrens is aangegeven. Het gebied dat door middel van deze bebouwingsgrens is aangeduid als bouwperceel is kleiner dan het kadastrale perceel, dat een oppervlakte heeft van 1,15 hectare. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat het bouwperceel een oppervlakte heeft van 7.690 m², wat kleiner is dan de op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, onder f, van de planvoorschriften minimale oppervlakte van 1 hectare. Het bouwplan is in zoverre dan ook niet in overeenstemming met het bestemmingsplan.
Aan beoordeling van de overige beroepsgronden die zich richten tegen verweerders standpunt dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan komt de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet toe.
Verweerder heeft, mede gezien de verwijzing naar het nieuwe bestemmingsplan “Bergweide, Kloosterlanden-Hanzepark, Veenoord”, dat op 18 april 2012 is vastgesteld, genoegzaam gemotiveerd waarom geen medewerking wordt verleend aan een ontheffing van het bestemmingsplan. Verweerder mocht hiervan bij het nemen van het bestreden besluit in redelijkheid uitgaan.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep