ECLI:NL:RBOVE:2014:1058

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
C/08/152543 / KG ZA 14-76
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake conservatoire beslagen tussen Pongers B.V. en Freizeit- und Ferienpark Fürstenau GmbH

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pongers B.V. en de besloten vennootschap Freizeit- und Ferienpark Fürstenau GmbH. De zaak betreft de opheffing van conservatoire beslagen die door Fürstenau zijn gelegd op de inventaris en roerende zaken van Pongers, alsook op derden zoals banken en opdrachtgevers. Pongers vorderde primair de opheffing van deze beslagen, terwijl Fürstenau verweer voerde en haar vordering handhaafde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor Pongers om de beslagen op te heffen, aangezien deze de bedrijfsvoering ernstig belemmeren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van Pongers zwaarder wegen dan die van Fürstenau, en heeft de beslagen onder de ING Bank N.V. en de opdrachtgevers opgeheven, maar de beslagen onder andere derden gehandhaafd. Tevens is Pongers opgedragen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 150.000,--. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij het leggen van conservatoire beslagen en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/152543 / KG ZA 14-76
Vonnis in kort geding van 4 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PONGERS B.V.,
Statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rijssen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht
FREIZEIT- UND FERIENPARK FÜRSTENAU GMBH,
Statutair gevestigd en kantoorhoudende te Fürstenau (Niedersachsen) in Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Goorhuis Oude Sandering te Almelo.
Partijen zullen hierna Pongers en Fürstenau genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft in verband met de spoedeisendheid bij vonnis van 27 februari 2014 zonder motivering op het door Pongers gevorderde beslist. De motivering van de beslissing van de voorzieningenrechter volgt hieronder.

2.De feiten

2.1.
Pongers en Fürstenau zijn op 3 oktober 2013 een overeenkomst van opdracht aangegaan uit hoofde waarvan Pongers de opdracht van Fürstenau heeft aanvaard voor het slopen van een aantal gebouwen op het terrein van Fürstenau. Op de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2.2.
Op 28 januari 2014 heeft Fürstenau Pongers aansprakelijk gesteld voor de schade die Fürstenau stelt te lijden en te heeft geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van Pongers.
2.3.
Pongers heeft op 14 februari 2014 deze aansprakelijkheid uitdrukkelijk betwist.
2.4.
Fürstenau heeft, na daartoe op 19 februari 2014 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 21 februari 2014 ten laste van Pongers conservatoire derden beslagen laten leggen onder ING Bank N.V., PoMaTex B.V., G.J. Pongers Holding B.V. en een aantal opdrachtgevers
.Voorts heeft Fürstenau conservatoir beslag gelegd op inventaris en roerende zaken die in eigendom zijn van Pongers die die zich bevonden in en rondom het bedrijfspand van Pongers.
2.5
De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van een door Fürstenau gepretendeerde vordering, begroot op € 1.750.000,--, een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift van Fürstenau tot het leggen van conservatoire (derden)beslagen van 18 februari 2014.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Pongers vordert  samengevat – primair dat de door Fürstenau gelegde conservatoire beslagen, zowel die onder derden als op de inventaris en roerende zaken toebehorende aan Pongers, worden opgeheven, in ieder geval deels. Subsidiair vordert Pongers dat de voorzieningenrechter de vordering waarvoor Fürstenau conservatoir beslag heeft gelegd opnieuw begroot. Voor dat bedrag zal Pongers dan zekerheid stellen, waarna de conservatoire beslagen al dan niet gedeeltelijk opgeheven dienen te worden. Ten aanzien van die te stellen zekerheid, verzoekt Pongers de voorzieningenrechter te bepalen dat het in depot stellen van een bedrag van € 100.000,-- op de derdengeldrekening van haar advocaat voldoende zekerheid voor Fürstenau biedt.
3.2.
Fürstenau voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Fürstenau vordert  samengevat - Pongers te veroordelen om binnen vier weken na de datum van het vonnis aan te leveren een sloop-/saneringsplan op basis van het Schadstoffkataster, met daarin opgenomen een stapppenplan en termijnen waarbinnen de bepaalde stappen moeten worden voltooid. Voor het geval Pongers niet tijdig op voormelde voorwaarden voornoemd stappenplan aanlevert, dan wel de daarin vermelde termijnen niet haalt, vordert Fürstenau dat Pongers dwangsommen zal verbeuren. Tot slot vordert Fürstenau veroordeling van Pongers in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
4.2.
Pongers voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Fürstenau is gevestigd in Duitsland. Daarom zal eerst moeten worden beoordeeld of de Nederlandse voorzieningenrechter rechtsmacht toekomt. Op grond van artikel
31 EEX-Verordening juncto 705 Rv is de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Onder voorlopige maatregelen of maatregelen tot bewaring van recht vallen immers niet alleen beslissingen tot het geven van verlof tot het leggen van beslag, maar ook beslissingen betreffende de opheffing van een gelegd beslag.
5.2.
Op de onderhavige vorderingen is het Nederlands recht van toepassing, nu de gelegde beslagen in Nederland en naar het Nederlands recht zijn gelegd.
5.3.
Pongers heeft, gelet op de aard van de vorderingen, waaronder opheffing van de gelegde beslagen, een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij is ontvankelijk in haar vorderingen.
5.4.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
5.5.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
5.6.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
5.7.
Pongers stelt dat de gelegde beslagen moeten worden opgeheven omdat van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Pongers geen sprake is. Pongers heeft, zo stelt zij, meer dan summierlijk aangetoond dat zij noch conform de Duitse regelgeving noch op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst verantwoordelijk is voor het aanvragen van de vergunningen, dan wel het laten opstellen van een Schadstoffkataster. Uit de voorafgaand aan het slopen opgemaakte asbestinventarisatie bleek dat er, met uitzondering van de golfplaten op de daken van de gebouwen, H41 – H46, geen asbest in deze gebouwen verwerkt zou zijn. Eventuele andere chemische verontreinigingen, als deze al in de gebouwen aanwezig zouden zijn, zouden voor aanvang van de sloopwerkzaamheden door de opdrachtgever zijn verwijderd. Pongers had geen enkele reden om aan te nemen dat zij te maken had met bijzondere milieurechtelijke regelgeving, maar hoefde zich daar ook niet mee bezig te houden, omdat de opdrachtgever dat zou doen. Pongers heeft in ieder geval gehandeld zoals in Nederland van een redelijk handelend en bekwaam sloper verwacht had mogen worden. Pongers heeft immers de sloopwerkzaamheden gestaakt toen zij vensterbanken aantrof waarin mogelijk asbest was verwerkt. Zij heeft Fürstenau een aanvullende offerte aangeboden voor het verwijderen van deze vensterbanken. Van de zijde van Fürstenau is echter aangegeven dat zij de vensterbanken zelf reeds had verwijderd en elders opgeslagen. Daarop heeft Pongers Fürstenau nog per mail bericht ervan uit te gaan dat de vensterbanken niet in de te slopen gebouwen zijn opgeslagen, maar elders. Bij een controle door het Staatliches Gewerbesaufsichtamt op 25 oktober 2013, bleek echter dat Fürstenau de vensterbanken toch in de kelders van de te slopen gebouwen had ‘verstopt’. Daarnaast werd bij de controle geconstateerd dat er (kennelijk) asbest, resten polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en resten (kunstmatige mineraalvezels) KMF in en om de gebouwen lagen. Mede gelet hierop heeft het Staatliches Gewerbesaufsichtsamt het werk stilgelegd.
5.8.
Fürstenau stelt dat Pongers is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij wanprestatie, althans een onrechtmatige daad, heeft gepleegd. Pongers heeft zich niet gehouden aan de ter plaatste geldende wet- en regelgeving, is nalatig geweest door ‘rücksichtslos’ door te gaan met slopen, terwijl er in de gebouwen op onderdelen PAK-stikkers bleken te zitten en er KMF aanwezig waren. Dit kwam aan het licht bij een controle door het Staatliches Gewerbeaufsichtsamt. Pongers heeft derhalve niet gehandeld zoals een goed sloper betaamt, aldus Fürstenau. Voorts weigert Pongers haar werkzaamheden te hervatten en de ontstane schade te herstellen. Deze schade bestaat onder meer uit een grote berg vervuild puin en een mogelijk vervuilde ondergrond. Daarnaast heeft Fürstenau maatregelen moeten nemen om verspreiding van de ontstane vervuiling te voorkomen en moet Fürstenau zorgdragen voor sanering en het alsnog vakkundig slopen van de gebouwen binnen afzienbare tijd, op straffe van verbeurte van hoge dwangsommen. Tevens dreigt strafrechtelijke vervolging.
5.9
Wat betreft de pretense vordering uit hoofde van wanprestatie dan wel onrechtmatige daad, geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van die vordering. Of en in hoeverre Pongers haar verplichtingen uit overeenkomst is nagekomen, waarin onder meer is bepaald dat de opdrachtgever voor de uitvoering de werkzaamheden zorg dient te dragen voor de benodigde vergunningen / meldingen bij de noodzakelijke instanties en dat Pongers niet aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele asbest - / chemische of andere verontreinigingen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen, in het bestek van dit kort geding niet worden beoordeeld. Daarvoor is de bodemprocedure, waar het geschil in volle omvang kan worden getoetst, de aangewezen weg. De voorzieningenrechter gaat daarom voorbij aan de stellingen van partijen die daarop betrekking hebben.
5.1
Pongers stelt voorts dat de door Fürstenau gepretendeerde vordering voor een te hoog bedrag, namelijk € 1.750.000,--, is begroot. Bij de begroting is Fürstenau uitgegaan van een te grote hoeveelheid puin, omdat zij ook al eerder door Fürstenau zelf gestort puin, afkomstig van het strippen van de gebouwen, heeft meegerekend. Ook is miskend dat het puin ook nog ijzer bevat, wat een aanzienlijk marktwaarde vertegenwoordigt. Volgens Pongers zal de schade voor het afvoeren van het puin variëren tussen de € 43.350,-- en
€ 176.250,--. Pongers stelt dat de beslaglegging bij de fiscus, de holding en de aandeelhouders tezamen met de door Pongers vergeefs aangeboden zekerheidsstelling van
€ 100.000,--, afdoende zekerheid bood aan Fürstenau. Door tevens beslag te laten leggen op de inventaris en de roerende zaken van Pongers in en rondom het bedrijfspand, onder de bank en onder een 24-tal opdrachtgevers, is de bedrijfsvoering van Pongers grotendeels lam gelegd. Het is voor Pongers bijna onmogelijk om aan liquide middelen te komen, die nodig zijn om aan haar financiële verplichtingen, zoals het betalen van onder- en nevenaannemers en salarisbetalingen, te voldoen. Reputatieschade is al opgetreden en zal groter worden naarmate de beslagen langer blijven liggen. Bovendien zal de bodem van de (liquiditeits)put zal snel zijn bereikt, aldus Pongers. In de visie van Pongers zijn de gelegde beslagen buitenproportioneel en onnodig.
5.11
Fürstenau betwist dat de vordering te hoog is begroot en dat de belagen onnodig zijn gelegd. De schade die Fürstenau lijdt is nog niet exact duidelijk, maar wel is zeker dat de schade groot zal zijn. Tot op het moment van de zitting bedraagt de schade al € 57.200,--, maar de grootste schadeposten volgen nog. Daar waar vóór de sloop de gevaarlijke stoffen relatief eenvoudig en goedkoop van het sloopmateriaal konden worden gescheiden, moet nu al het sloopmateriaal én het omliggende terrein als ‘besmet’ worden behandeld, met als gevolg dat ongeveer 13.000 à 14.000 ton materiaal met omvangrijke zekerheidsmaatregelen, speciale machines, schoonmaakequipment en saneringsmaterieel moet worden opgeruimd. Daardoor zijn de sloop-, sanerings- en afvoerkosten enorm gestegen. Fürstenau heeft een tweetal prijsopgaves opgevraagd. In de ene prijsopgave zijn de voormelde kosten berekend op € 100,-- per ton, in de andere € 200,-- per ton. De kosten van advisering en procesbegeleiding worden in beide prijsopgaves geschat op € 100.000,--. Zolang Pongers nakoming weigert, ziet Fürstenau zich genoodzaakt de werkzaamheden door een ander te laten voltooien. De nog door Fürstenau te maken kosten bedragen - gebaseerd op de laagste prijsschatting - € 1.400.000,--.
5.12
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Vast staat dat Fürstenau schade lijdt vanwege het stilleggen van de sloopwerkzaamheden, het aanvragen van een Schadstoffkataster, het nemen van maatregelen om verspreiding van de ontstane vervuiling te voorkomen en het moeten zorgdragen voor sanering en het alsnog vakkundig slopen van de gebouwen binnen afzienbare tijd. Tevens is duidelijk dat nog niet vast staat wie aansprakelijk is voor de ontstane schade. Ook over de hoogte van de schade lopen de meningen in verregaande mate uiteen. In een situatie als de onderhavige, waarin op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de vordering op grond van onrechtmatige daad, dan wel wanprestatie in de bodemprocedure zal worden toegewezen, kan Fürstenau een belang bij zekerheid voor haar vordering niet worden ontzegd.
5.13
Met de beslagleggingen, voor zover gelegd en voor zover deze doel hebben getroffen, heeft Fürstenau in zoverre zekerheid verkregen voor de door haar op Pongers gepretendeerde vordering. Daar staat tegenover dat, nu ook de inventaris, roerende zaken door de beslagen worden getroffen en tevens beslag is gelegd onder de bank en onder een groot aantal opdrachtgevers, voldoende aannemelijk is dat Pongers ernstig in haar (financiële) bedrijfsvoering wordt geraakt en op termijn wellicht zelfs moet vrezen voor het voortbestaan van de onderneming. Ter voorkoming van het leggen van beslagen onder de opdrachtgevers, heeft Pongers tevergeefs vervangende zekerheid van € 100.000,-- aangeboden. Ter zitting heeft Pongers dit aanbod nogmaals herhaald. Fürstenau heeft ook dit aanbod van de hand gewezen, omdat volgens haar voor een te veel laag bedrag zekerheid wordt geboden. De voorzieningenrechter is er echter voorshands niet van overtuigd dat de omvang van de schade zo hoog is als door Fürstenau is begroot. De grootste schadepost wordt gevormd door de kosten voor het afvoeren van het vervuilde puin. Fürstenau heeft de begroting van die kosten gebaseerd op de laagste prijsopgaaf van een tweetal offertes. In de ene offerte zijn de kosten worden beraamd op € 100,-- per ton en in de andere op € 200,-- per ton. Gelet op het grote prijsverschil kunnen deze offertes naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid niet aan de berekening van de vordering ten grondslag worden gelegd.
5.14
Alles afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Pongers om het bedrijf te kunnen voortzetten met gebruikmaking van zijn inventaris, zonder dat de cashflow geheel wordt stilgelegd, in deze omstandigheden zwaarder weegt dan het belang van Fürstenau om voor het totale bedrag van de door haar begrote vordering zekerheid te verkrijgen. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om te bepalen dat de beslagen kunnen blijven rusten onder PoMaEx B.V., G.J. Pongers Holding B.V en de Belastingdienst Oost, Kantoor Almelo, maar de opheffing te bevelen van de beslagen gelegd onder de ING Bank N.V. en de opdrachtgevers van Pongers wegens het voorshands onvoldoende gerechtvaardigde (vexatoire) karakter ervan, dit tegen een hogere zekerheidsstelling door Pongers, te weten € 150.000,--, en op straffe van verbeurte van een dwangsom. Fürstenau zal binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle formaliteiten dienen te verrichten die nodig zijn voor het opheffen van de beslagen, waaronder begrepen het informeren van alle derdenbeslagenen.
5.15
De voorzieningengechter heeft op grond van het in dit geding gestelde geen aanleiding om aan te nemen dat Fürstenau dit vonnis niet zal overleggen in het geval zij de voorzieningenrechter wederom verlof zou vragen voor het leggen van beslag ten laste van Pongers. Deze verplichting volgt immers reeds uit het bepaalde in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. De vordering met die strekking zal dan ook worden afgewezen.
5.16
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De vorderingen van Fürstenau om Pongers, op straffe van verbeurte van dwangsommen, te veroordelen om binnen vier weken na de datum van het vonnis aan te leveren een sloop-/saneringsplan op basis van het Schadstoffkataster, met daarin opgenomen een stappenplan en termijnen waarbinnen de bepaalde stappen moeten worden voltooid, alsmede veroordeling van Pongers in de proceskosten, zullen worden afgewezen.
6.2
Ter zitting is gebleken dat Pongers niet onwelwillend is om de werkzaamheden voort voor Fürstenau te zetten. Zij is daartoe slechts bereid indien daar een gepaste vergoeding tegenover staat. Fürstenau is echter niet bereid een dergelijke vergoeding voor de werkzaamheden te bieden of tijdelijk de kosten voor het hervatten van de werkzaamheden en het herstellen van schade te dragen tot vast staat wie aansprakelijk is voor de schade en de daaruit voortvloeiende kosten. Uitgaande van hetgeen in conventie is overwogen, namelijk dat nog niet vast staat of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming door Pongers van de overeenkomst tussen partijen, dat nog niet duidelijk is wie er aansprakelijk is voor de ontstane schade en wat de omvang van die schade is, bestaat er thans geen rechtsgrond voor toewijzing van de reconventionele vorderingen.
6.3
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

7.De beslissing (zoals uitgesproken op 27 februari 2014)

De voorzieningenrechter
in conventie
I. beveelt opheffing van de beslagen, voor zover door Fürstenau gelegd, onder de gelegde navolgende derden:
• de ING Bank N.V ;
• de naamloze vennootschap Koninklijke Gazelle N.V. statutair gevestigd te
Dieren handelende onder de naam Koninklijke Gazelle N.V. en
kantoorhoudende te (6951 BP) Dieren aan het adres Wilhelminaweg 8;
• de publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Groningen statutair;
gevestigd te Groningen handelende onder de naam Universitair Medisch
Centrum Groningen (UMCG) en kantoorhoudende te (9713 GZ) Groningen aan
- het adres Hanzeplein 1;
• de besloten vennootschap Esra B.V. statutair gevestigd te Apeldoorn handelende
onder de naam Esra B.V. en kantoorhoudende te (7333 NX) Apeldoorn aan het
adres Sint-Eustatius 30;
• de besloten vennootschap Esra Handelsmaatschappij B.V. statutair gevestigd te
Apeldoorn handelende onder de naam Esra Handelsmaatschappij B.V. en
kantoorhoudende te (7333 NX) Apeldoorn aan het adres Sint-Eustatius 30;
• de besloten vennootschap ProRail B.V. statutair gevestigd te Utrecht handelende
onder de naam ProRail B.V. en kantoorhoudende te (3511 EP) Utrecht aan het
adres Moreelsepark 3;
• de besloten vennootschap Bouwinvest Development B.V, statutair gevestigd te
Amsterdam handelende onder de naam Bouwinvest Development B.V. en
kantoorhoudende te (1043 DG) Amsterdam aan het adres La Guardiaweg 4;
• de besloten vennootschap [betrokkene 1] statutair gevestigd te
[plaats] handelende onder de naam [betrokkene 1] en
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres];
• de besloten vennootschap [betrokkene 2] statutair
gevestigd te Doetinchem handelende onder de naam [betrokkene 2]
en kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres]
;
• de besloten vennootschap [betrokkene 3] statutair gevestigd te
[plaats] handelende onder de naam [betrokkene 3] en
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres];
• de besloten vennootschap Aannemers Kombinatie Rijssen “Akor” B.V. statutair
gevestigd te Rijssen handelende onder de naam AKOR en kantoorhoudende te
(7461 AH) Rijssen aan het adres Nijverdalseweg 134;
• de besloten vennootschap VolkerWessels Bouw & Vastgoedontwikkeling West
B.V. statutair gevestigd te Rijssen handelende onder de naam VolkerWessels
Bouw & Vastgoedontwikkeling West B.V. en kantoorhoudende te (2289 DJ)
Rijswijk aan het adres Laan van Vredenoord 14;
• de besloten vennootschap VolkerWessels Vastgoed B.V. statutair gevestigd te
Rijssen handelende onder de naam VolkerWessels Vastgoed B.V. en
kantoorhoudende te (3439 LM) Nieuwegein aan het adres Ringwade 4;
• de besloten vennootschap [betrokkene 4] statutair gevestigd
te [plaats] handelende onder de naam [betrokkene 4] en
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres];
• de besloten vennootschap Loostad B.V. statutair gevestigd te Rijssen handelende
onder de naam Loostad B.V. en kantoorhoudende te (7324 BA) Apeldoorn aan
het adres Boogschutterstraat 44;
• de besloten vennootschap Kontour Vastgoed B.V. statutair gevestigd te Arnhem
handelende onder de naam Kontour Vastgoed B.V. en kantoorhoudende te (8651
CP) IJlst aan het adres Holtropweg 24;
• de besloten vennootschap[betrokkene 5] statutair
gevestigd te [plaats] handelende onder de naam [betrokkene 5]
en kantoorhoudende te [plaats] aan het
[adres];
• de besloten vennootschap Systabo B.V. statutair gevestigd te Rijssen handelende
onder de naam Systabo B.V. en kantoorhoudende te (7547 TD) Enschede aan
het adres Maissteden 200,
• de besloten vennootschap ID Planontwikkeling B.V. statutair gevestigd te
Bennekom handelende onder de naam ID Planontwikkeling B.V. en
kantoorhoudende te (7461 BA) Rijssen aan het adres Reggesingel 4;
• de besloten vennootschap [betrokkene 6]
statutair gevestigd te [plaats] handelende onder de naam [betrokkene 6] en
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres];
• de besloten vennootschap [betrokkene 7] statutair
gevestigd te Rijssen handelende onder de naam [betrokkene 7]
en kantoorhoudende te (7324 BA) Apeldoorn aan het [adres]
;
• de besloten vennootschap [betrokkene 8] statutair gevestigd
te [plaats] handelende onder de naam[betrokkene 8] en
kantoorhoudende te [plaats] aan het [adres];
• de besloten vennootschap KondorWessels Vastgoed B.V. statutair gevestigd te
Rijssen handelende onder de naam KondorWessels Vastgoed B.V. en
kantoorhoudende te (1043 CA) Amsterdam aan het adres Naritaweg 142;
• de besloten vennootschap Goossen Te Pas Bouw B.V. statutair gevestigd te
Russen handelende onder de naam Goossen Te Pas Bouw B.V. en
kantoorhoudende te (7547 TD) Enschede aan het adres Marssteden 200;
• de besloten vennootschap IBB Kondor B.V. statutair gevestigd te Rijssen
handelende onder de naam IBB Kondor B.V. statutair gevestigd te Rijssen en
kantoorhoudende te (2343 JD) Oegstgeest aan het adres Oude Vaartweg 1;
II. begroot de vordering van Fürstenau, waarvoor zij conservatoir hebben gelegd nader op € 150.000,-- en beveelt Pongers zekerheid te stellen voor dat bedrag door middel van de als productie 9 bij de dagvaarding overgelegde concept depotovereenkomst;
III. gebiedt Fürstenau om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle formaliteiten te verrichten benodigd voor het opheffen van de beslagen, waaronder begrepen het informeren van de hiervoor onder I. genoemde derden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,--, voor iedere keer dat Fürstenau handelt in strijd met deze veroordeling, met een maximum van € 1000.000,--;
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
VI. wijst de vorderingen af;
in conventie en reconventie
VII. compenseert de kosten van deze procedures tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze motivering is op 4 maart 2014 gegeven door mr. J.H. van der Veer, voorzieningenrechter, en is door hem en de griffier ondertekend.