ECLI:NL:RBOVE:2014:109

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 januari 2014
Publicatiedatum
10 januari 2014
Zaaknummer
149753 KG ZA 13-459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot nader onderzoek naar herkomst verboden middelen in kalvermesterij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap [eiseres] en de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Economische Zaken; de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit) en de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV). De eiseres vorderde dat de gedaagden zouden worden verplicht tot het doen van nader onderzoek naar de herkomst van verboden stoffen die in haar kalveren waren aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de besmetting van de kalveren buiten het bedrijf van eiseres ligt. De gedaagden hebben aangetoond dat de aanwezigheid van de verboden stoffen in de kalveren waarschijnlijk het gevolg is van vervuiling binnen de onderneming van eiseres zelf, en niet van buitenaf. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was en de gedaagden beoordelingsruimte hebben in hun onderzoek. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op in totaal € 2.810,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 149753 KG ZA 13-459
Uitspraak : 3 januari 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats]
eisende partij, hierna ook wel [eiseres] te noemen,
gemachtigde: mr. L.J.L. Heukels, advocaat te Haarlem
tegen

1. de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Economische Zaken; de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit), zetelend te Den Haag

nader te noemen: NVWA
landsadvocaat: mr. R.J.M. van den Tweel

2. de rechtspersoonlijkheid bezittende Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector, zetelend te Zeist,

nader te noemen: SKV
advocaat: mr. H. Ferment, Den Haag,
gedaagden.

1.De procedure

[eiseres] heeft bij dagvaarding d.d. 25 december 2013 een vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en heeft gedaagde partijen daarbij opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
De vordering is behandeld ter terechtzitting van 30 december 2013.
Van de zijde van [eiseres] is verschenen de heer [M], directeur van de besloten vennootschap [eiseres], bijgestaan door mr. Heukels. [eiseres] heeft haar standpunt laten toelichten door haar advocaat, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen.
Namens NVWA is verschenen mr. Van den Tweel en namens SKV is mr. Ferment aanwezig.
Gedaagden hebben ieder afzonderlijk tegen de vorderingen verweer gevoerd, waartoe de advocaten gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen.
Tijdens de zitting heeft mr. Van den Tweel nieuwe stukken in het geding gebracht, namelijk analyserapporten van onderzoeken die in de loop van 2013 door Rikilt te Wageningen zijn uitgevoerd op produkten van Klaremelk B.V. [eiseres] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het late moment waarop deze stukken zijn ingebracht.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.Waarvan in kort geding kan worden uitgegaan

[eiseres] houdt een kalvermesterij te Rossum, waarin ruim 2400 zogenaamde rosekalveren worden gehouden. De jongste kalveren worden onder meer gevoed met kalvermelk.
Gedaagden doen steekproefsgewijs onderzoek, ook bij [eiseres].
Op 28 oktober 2013 heeft de SKV bij [eiseres] steekproefsgewijs onderzoek gedaan naar – kort gezegd – verboden stoffen; daartoe zijn urinemonsters genomen van vier kalveren en daarnaast 3 voedermonsters: uit stro, uit een zak kalvermelkpoeder en uit de voedertrog waarin maisvoer lag. Of de zak waaruit een monster kalvermelkpoeder was genomen reeds geopend was, staat niet vast.
Vanwege positieve uitslagen van de vier urinemonsters, het monster kalvermelkpoeder en de maismix op de stoffen Furaltadone en AMOZ (de metaboliet van Furaltadone) heeft op
26 november 2013 nader (urine)onderzoek plaatsgevonden met als resultaat dat 50 uit de jongste categorie kalveren positief zijn bevonden op de aanwezigheid van Furaltadone dan wel een metaboliet daarvan. Daarnaast zijn monsters genomen van poedermelk “uit dezelfde batch” van 22 oktober 2013 bij de leverancier Klaremelk BV. De monsters uit die batch bij Klaremelk BV zijn onderzocht met als resultaat dat daarin kort gezegd niet de hier aan de orde zijnde verboden stoffen zijn aangetroffen.
Ook bij controles die eerder dit jaar bij Klaremelk B.V. zijn uitgevoerd werden nooit verboden middelen aangetroffen.
De onderzoeken bij [eiseres] zijn nog niet afgerond. Inmiddels heeft ook al besluitvorming plaatsgevonden over de in het bedrijf van [eiseres] van overheidswege te nemen maatregelen, waaronder vernietiging van een deel van de dieren op kosten van [eiseres].

3.Het geschil en de beoordeling

[eiseres] vordert dat gedaagden op straffe van een dwangsom worden verplicht tot het doen van nader onderzoek naar de herkomst van de hier aan de orde zijnde verboden stoffen, en dan niet alleen bij Klaremelk BV, maar ook bij andere afnemers van Klaremelk BV van kalvermelkpoeder, welke afnemers hun dieren mogelijk met melk uit dezelfde partij hebben gevoed.
Vooreerst wordt opgemerkt dat door gedaagden geen bevoegdheidsverweer is gevoerd, en dat beide gedaagden hebben verklaard voor zover vereist vrijwillig te zijn verschenen, zodat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht de vorderingen in kort geding te beoordelen.
In geschil is of NVWA en SKV afzonderlijk dan wel gezamenlijk onrechtmatig jegens [eiseres] handelen door - kort gezegd - te (blijven) weigeren meer en ander onderzoek te doen naar de herkomst van de bij de kalvermesterij van [eiseres] aangetroffen verboden stoffen. Desgevraagd is ter zitting meegedeeld dat gedaagde NVWA inderdaad gestopt is met het doen van nader en meer onderzoek naar de herkomst van de hier aan de orde zijnde verboden middelen. Er wordt alleen nog onderzoek gedaan/afgemaakt bij de oudere kalveren bij [eiseres]. Sprake is dus inderdaad van de door [eiseres] gestelde situatie dat buiten haar onderneming door gedaagde NVWA geen nader onderzoek meer wordt verricht naar de herkomst van de bij [eiseres] aangetroffen verboden middelen.
Door gedaagden is aangevoerd dat er geen aanleiding (meer) is om meer te onderzoeken dan thans (nog ) wordt onderzocht. Dit omdat er geen redenen zijn gebleken om aan te nemen dat de verboden stoffen buiten de onderneming van [eiseres] zijn toegevoegd aan de kalvervoeding.
Dit naar zeggen van gedaagden allereerst omdat controle van de hoeveelheid bij [eiseres] gereedliggende kalvermelkpoeder (blijkens de verpakking afkomstig van Klaremelk BV) heeft geleerd dat zich daarin alleen zeer lage concentraties verboden middelen bevinden en het juist daarom er voor moet worden gehouden dat die lage concentraties zijn veroorzaakt door vervuiling van de monstername door ter plaatse aanwezige (stof)resten van kennelijk eerder aldaar toegepaste verboden stoffen. Bovendien verhouden die aldus gemeten zeer lichte concentraties zich niet met de aangetroffen sterke concentraties in de 50 jonge kalveren. Daarbij komt – nog steeds naar zeggen van gedaagden – dat op 26 oktober 2013 een hoge concentratie van de verboden middelen is aangetroffen in maisvoer in de voertrog. Juist vanwege de daarin aangetoonde hoge concentratie, is niet aannemelijk te achten dat de aanwezigheid in dat voer van die verboden stoffen is veroorzaakt door “besmetting” met verontreinigde kalvermelk, een omstandigheid die door [eiseres] is genoemd bij wijze van verklaring van de aanwezigheid van deze verboden stoffen in het maisvoer. De hoge concentratie van de verboden middelen in het maisvoer maakt apert onmogelijk dat die kan zijn veroorzaakt door het vermengen met melk waarin die mate van concentratie bij lange niet wordt bereikt. Alles wijst er naar zeggen van gedaagden op dat de verontreiniging met de verboden middelen “van binnenuit” moet zijn gekomen. Het is daarom dat er op dit moment geen reden is om verder buiten de onderneming van [eiseres] te zoeken naar de herkomst van de verboden middelen, zowel op basis van haar controlerende bevoegdheden als op basis van een (strafrechtelijke) verdenking.
De voorzieningenrechter onderschrijft voorshands oordelend voormeld standpunt van gedaagden. Uit de standpunten van partijen zoals ter zitting verwoord en uit de producties blijkt niet van doorslaggevende feiten of omstandigheden op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat de “vervuiling” van het maisvoer en van het kalvermelkpoeder van buiten de onderneming van [eiseres] moet zijn gekomen. Het enige dat [eiseres] in dit verband aanvoert is de omstandigheid dat het door haar gebruikte kalvermelkpoeder alleen afkomstig is van Klaremelk BV. Daartoe is door haar ook een lege plastic verpakkingszak meegenomen met opdruk waaruit blijkt dat die afkomstig is van Klaremelk BV. Dit verband tussen het bedrijf van [eiseres] en Klaremelk BV leidt echter nog niet tot een onderbouwing van de stellingen van [eiseres], omdat de bij Klaremelk BV “geparkeerde” partijmonsters van 22 oktober 2013 en de onderzochte monsters van andere produkten van het bedrijf, geen positief resultaat hebben opgeleverd ten aanzien van de aanwezigheid van de hier aan de orde zijnde verboden stoffen. Vooreerst lijkt hier dus sprake te zijn van een doodlopende weg.
Ook maakt [eiseres] niet duidelijk hoe door gedaagden meer en anders zou moeten worden onderzocht. In de tekst van de door haar gevorderde maatregelen wordt immers niet duidelijk gemaakt bij wie in concreto door gedaagden verder moet worden gezocht.
Ook in het lichaam van de dagvaarding is daarvoor geen steun te vinden.
Het lijkt er veeleer op dat het [eiseres] er om te doen is dat gedaagden bij wijze van “fishing expedition” onderzoek moeten doen bij willekeurige (andere) afnemers van kalvermelkpoeder bij Klaremelk BV. Daarmee is naar
het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate gegeven dat de gevorderde te treffen maatregelen /voorlopige voorzieningen te onbepaald en te onbestemd zijn en zich in deze niet concrete vorm niet lenen voor toewijzing op straffe van een dwangsomveroordeling. Daarvoor is een zekere bepaaldheid vereist, ook om later te kunnen bepalen of de dwangsomveroordeling al dan niet is nagekomen. De gevorderde maatregelen missen dus scherpte. Het desbetreffende verweer van gedaagden is dan ook terecht aangevoerd. Reeds hierom dient het door gedaagden gevorderde te worden afgewezen.
Er zijn ook andere redenen waarom de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen. Uit artikel 23 lid 5 van de Richtlijn 96/23/EG is niet de verplichting te lezen dat gedaagden hoe dan ook altijd in een zaak als deze het vergaande onderzoek hebben te doen dat [eiseres] kennelijk voor ogen staat. In die – overigens voor overname in regelgeving aan de lidstaten geadresseerde instructienormering – staat immers uitdrukkelijk vermeld dat na de geconstateerde overtreding een bijkomende controle wordt verricht “
om de oorsprong van de betrokken stof vast te stellen. Een en ander geldt eveneens voor alle bedrijven en inrichtingen die, wat de levering van dieren en van diervoeders betreft, in verband kunnen worden gebracht met het bedrijf van oorsprong.”. Uit de bewoording “
kunnen worden gebracht” volgt dat de betreffende autoriteiten hier beoordelingsruimte toekomt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat gedaagden bij het invullen van die beoordelingsruimte onrechtmatig hebben c.q. onrechtmatig dreigen te handelen jegens [eiseres]. Immers is tot op heden kennelijk denkbaar het standpunt van gedaagden, dat niet Klaremelk BV maar [eiseres] mogelijk moet worden gehouden voor “het bedrijf van oorsprong”. Het samenstel van de voorliggende aanwijzingen lijkt daartoe tot op heden inderdaad steun te geven.
De voorzieningenrechter deelt derhalve het standpunt van gedaagden dat er op dit moment geen verplichting bestaat om de door eiseres gevorderde onderzoeken uit te voeren bij andere bedrijven dan die van eiseres.
De vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen met veroordeling van [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden gevallen.
Rechtdoende in kort geding
De voorzieningenrechter:
I Wijst af het gevorderde.
II Veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van NVWA begroot € 589,00 aan griffierecht en € 816,00 wegens het salaris van de advocaat, en aan de zijde van SKV eveneens begroot op € 589,00 aan griffierecht en € 816,00 wegens het salaris van de advocaat.
III Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en is op
3 januari 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.