In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een geschil tussen de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (eiseres) en de verweerder, die de waarde van een onroerende zaak in Hengelo had vastgesteld. De waarde was vastgesteld op € 987.000,-- per waardepeildatum 1 januari 2012 voor het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd door verweerder op 25 juli 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen op 27 augustus 2013 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 6 februari 2014 ter zitting behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, P.C.E. Uljee, en verweerder door mr. D. Prook. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder eiseres niet heeft gewezen op de gevolgen van het overschrijden van de termijn voor het indienen van bezwaar. Dit is in strijd met de zorgvuldigheidseisen die gelden in het kader van de bezwaarprocedure volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar niet in stand kan blijven, omdat eiseres niet op de gevolgen van het verzuim is gewezen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 365,25, en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 318,-- worden vergoed.