ECLI:NL:RBOVE:2014:1335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
Awb 13/1979
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet-ontvankelijkheid van bezwaar in WOZ-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een geschil tussen de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (eiseres) en de verweerder, die de waarde van een onroerende zaak in Hengelo had vastgesteld. De waarde was vastgesteld op € 987.000,-- per waardepeildatum 1 januari 2012 voor het tijdvak van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd door verweerder op 25 juli 2013 niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen op 27 augustus 2013 beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 6 februari 2014 ter zitting behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, P.C.E. Uljee, en verweerder door mr. D. Prook. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder eiseres niet heeft gewezen op de gevolgen van het overschrijden van de termijn voor het indienen van bezwaar. Dit is in strijd met de zorgvuldigheidseisen die gelden in het kader van de bezwaarprocedure volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar niet in stand kan blijven, omdat eiseres niet op de gevolgen van het verzuim is gewezen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt verweerder op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 365,25, en moet het door eiseres betaalde griffierecht van € 318,-- worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1979

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen

[eiseres]

gevestigd te Harderwijk,
eiseres,
gemachtigde: P.C.E. Uljee
en

de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente,

verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te Hengelo vastgesteld bij beschikking van
28 februari 2013. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 987.000,-- per waardepeildatum
1 januari 2012 voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 juli 2013 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak op bezwaar is op
27 augustus 2013 beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 8 oktober 2013.
Het beroep is, gevoegd met de beroepen onder Awb 13/1976, 13/1977 en 13/1978, op
6 februari 2014 ter zitting behandeld. Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. D. Prook.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de zaken weer gesplitst. In de beroepen onder Awb 13/1976, 13/1977 en 13/1978 is afzonderlijk uitspraak gedaan.

Beoordeling van het geschil

1.
Ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.
Niet in geschil is dat verweerder eiseres de gelegenheid heeft gegeven om binnen zes weken na 22 maart 2013 het bezwaar van gronden te voorzien en dat eiseres van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.
3.
In navolging van het Gerechtshof Arnhem in de uitspraak van 13 oktober 2009 (ECLI:NL:GHARN:2009:BK1113) overweegt de rechtbank dat dit echter niet mee brengt dat eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar. Weliswaar schrijft artikel 6:6 van de Awb niet voor dat eerst tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar wordt overgegaan nadat de indiener is gewezen op de gevolgen van het gepleegde verzuim, maar de in het kader van de bezwaarprocedure van de Awb in acht te nemen zorgvuldigheid brengt mee dat een bestuursorgaan dat de indiener van een bezwaarschrift een als fataal bedoelde termijn stelt om een gepleegd verzuim te herstellen, daarbij aangeeft dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring kan leiden (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 maart 2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AE4597).
4.
Nu verweerder eiseres niet heeft gewezen op de gevolgen die aan het overschrijden van de gestelde termijn verbonden kunnen zijn, kan de uitspraak op bezwaar waarbij eiseres desondanks niet-ontvankelijk is verklaard, niet in stand blijven. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak op bezwaar vernietigen en verweerder opdragen om opnieuw uitspraak op het bezwaar te doen.

Proceskosten

De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat tussen de onderhavige zaak en de beroepen onder Awb 13/1976, 13/1977 en 13/1978 sprake is van samenhang als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Met inachtneming van het vorenstaande en het Bpb bepaalt de rechtbank de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 365,25 per zaak (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 487,--;
wegingsfactor 1 wegens het gemiddelde gewicht van de zaak; wegingsfactor 1,5 wegens samenhang, derhalve 2 x € 487,-- x 1 x 1,5 : 4 zaken).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar van eiseres;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep ten bedrage van
€ 365,25;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.R. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
H. Blekkenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op: