ECLI:NL:RBOVE:2014:1422

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
21 maart 2014
Zaaknummer
2838648 CV EXPL 14-2376
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.R.K. Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering loondoorbetaling in kort geding tussen werknemer en werkgever na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een werknemer van X-Flow B.V., en zijn werkgever. De werknemer vorderde loondoorbetaling na een ontslag op staande voet dat op 13 februari 2014 was gegeven. De werkgever, X-Flow B.V., stelde dat de werknemer op de hoogte was van inbraken binnen het bedrijf en deze informatie niet had gedeeld, wat leidde tot het ontslag. De werknemer betwistte deze beschuldigingen en stelde dat het ontslag nietig was.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De rechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de werknemer voldoende aannemelijk was, aangezien hij geen salaris meer ontving. De rechter concludeerde dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden van ontslag. De verklaring van een getuige, die belastende informatie over de werknemer had, werd als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet kon aantonen dat de werknemer op de hoogte was van de inbraken en dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was.

Daarom werd X-Flow veroordeeld om het salaris van de werknemer door te betalen, te vermeerderen met vakantietoeslag en wettelijke rente, totdat het dienstverband rechtsgeldig zou eindigen. Ook werd X-Flow veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De rechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij ontslag op staande voet en de bescherming van werknemersrechten in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 2838648 CV EXPL 14-2376
Uitspraak : 20 maart 2014
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.S.R. Dijkstra, advocaat te Enschede
tegen
de besloten vennootschap
X-Flow B.V.tevens h.o.d.n.
Pentair
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
gedaagde partij
hierna te noemen: X-Flow
gemachtigde: mr. M.A.M. Oude Breuil, advocaat te Enschede
De procedure:
1. [eiser] heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 5 maart 2014.
2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 maart 2014.
[eiser] heeft zijn standpunt doen toelichten door haar gemachtigde. X-Flow heeft tegen de vordering verweer gevoerd, waartoe haar gemachtigde zich heeft bediend van een pleitnota.
3. Het vonnis is bepaald op heden.
het geschil in kort geding:

1.De vaststaande feiten:

Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de navolgende feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door een van partijen zijn gesteld en door de andere partij onvoldoende of niet zijn betwist of zijn erkend.
[eiser], geboren [1975], is sedert 1 april 2011 in dienst bij X-Flow, aanvankelijk in de functie van productiemedewerker en per 1 september 2012 in de functie van teamleider Filtrix. Zijn salaris bedraagt thans € 2.672,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag, bonus en overwerktoeslag.
[eiser] is op 6 februari 2014 op non-actief gesteld en bij brief van 13 februari 2014 op staande voet ontslagen. Aan dat ontslag op staande voet is de navolgende reden ten grondslag gelegd, zo blijkt uit die brief:

Uit een door beveiligingsbedrijf RJ Security verricht onderzoek is gebleken dat u kennis had van het feit dat één of meerdere werknemer(s) betrokken was c.q. waren bij één of meerdere malen ontvreemden c.q. wegnemen van één of meerdere goed(eren) toebehorend aan X-Flow B.V. dan wel een gelieerde onderneming. U heeft deze kennis niet met ons gedeeld, terwijl wij dat wel van U hadden mogen verwachten.”
In het overgelegde rapport Pesse 2 van RJ Security staat onder meer het navolgende vermeld
als verklaring van [W]:
“Ik zal U vertellen wat ik weet.
U spreekt over de inbraak op 11 juli 2013. Er is sprake van twee inbraken. Die op 11 juli 2013 en één een paar weken daarvoor, ik denk ongeveer een maand daarvoor. Ik was op een dag samen met [X] in Almelo. We bekeken wat er allemaal naar Enschede getransporteerd zou moeten worden in verband met de verhuizing. Volgens [X] stond er voor een kapitaal aan goederen, koper en aluminium en zo. Ik heb werkelijk geen idee van de waarde van die spullen. [X] zei toen dat hij die spullen weg wilde gaan halen en dat ik hem daarbij moest helpen. Ik dacht dat hij wat aan het ouwehoeren was en deed daaraan mee. Ik moest er wel om lachen. Mijn leidinggevende [eiser] was er ook bij en hij ouwehoerde ook mee. Op een dag zei [X] dat hij die week de spullen wilde weghalen en hij zei dat ik mee moest doen. Ik schrok daarvan want ik dacht echt dat het gewoon dollen was van hem. [X] zette mij vreselijk onder druk. Ik wilde helemaal niet meedoen, ik heb nog nooit wat gestolen en zou dat ook nooit doen. [X] dwong mij, ik kon er helemaal niet onder uit. [eiser] wist ervan, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. [eiser] wist van beide inbraken af.
…………………………..
In totaal heb ik dus van [X] € 800,-- gekregen. Ik heb van dit geld € 200,-- aan [eiser] gegeven, omdat hij in de financiële problemen zat. Dat ik dat heb gedaan had niets met de inbraken te maken. Ik heb hem wel gezegd dat ik het geld voor de inbraak had gekregen.
Ik weet niet waarom hij zijn mond heeft gehouden. Ik denk dat hij zijn collega’s niet wilde verraden.”
De heer [X] ontkent alle betrokkenheid bij welke inbraak dan ook en noemt evenmin de naam [eiser].
Ook de heer [eiser] ontkent dat hij van één en ander op de hoogte was.

2.De vordering in kort geding:

[eiser] vordert X-Flow te veroordelen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot:
a. betaling van het salaris groot € 2.672,00 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 13 februari 2014 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de dienstbetrekking, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex. artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van elke salaristermijn tot aan de dag der algehele voldoening;
betaling van het ingehouden bedrag op het salaris groot € 1.150,07 netto te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 507,20 inclusief BTW;
betaling van de kosten van deze procedure.
[eiser] stelt daartoe, kort samengevat, dat het op 13 februari 2014 gegeven ontslag op staande voet nietig c.q. vernietigbaar is. De gedragingen waarvan hij beticht wordt, zijn niet door hem gepleegd. [eiser] betwist dat hij kennis had van het feit dat één of meerdere werknemer(s) betrokken was c.q. waren bij het één of meerdere malen ontvreemden c.q. wegnemen van één of meerdere goed(eren) toebehorend aan X-Flow B.V. dan wel een gelieerde onderneming en deze kennis niet te hebben gedeeld met X-Flow. Op 11 of 12 juli 2013 zijn goederen weggenomen uit het magazijn van X-Flow. [eiser] was op 12 juli 2013 aanwezig toen de diefstal werd ontdekt. Hij was niet op de hoogte van het voornemen van de daders om de goederen weg te nemen. Hij heeft medewerking verleend aan het onderzoek van de politie, alsmede aan het onderzoek van R.J. Security. Ook heeft [eiser] foto’s gemaakt van de aangetroffen situatie en heeft hij namens X-Flow aangifte gedaan bij de politie. Uit de onderzoeksrapporten van X-Flow blijkt dat X-Flow haar stellingen baseert op de verklaring van één persoon. Aldus heeft X-Flow slechts een geringe mate van zekerheid omtrent de door haar geuite beschuldigingen. [eiser] stelt dat een ontslag op staande voet een te ver strekkende maatregel is. In dit verband wijst hij erop dat hij kostwinner is van een gezin met jonge kinderen en hij alimentatieverplichtingen heeft.

3.Het verweer:

X-Flow verweert zich, kort weergegeven, als volgt.
Het ontslag op staande voet is op goede gronden gegeven. Het gebeuren rechtvaardigt dit ontslag, ook bezien naar de persoonlijke omstandigheden van de heer [eiser].
Een werknemer en zeer zeker een leidinggevende moet betrouwbaar zijn en in de gegeven situatie kan een werkgever niet tolereren als een leidinggevende in zijn onderneming kennis heeft van een inbraak en van de dader(s) en vervolgens niet spreekt waar hij hoort te spreken.

4.Beoordeling door de kantonrechter:

4.1.
De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang van [eiser] voldoende aannemelijk is. [eiser] heeft immers geen salaris meer ontvangen.
4.2
De kantonrechter overweegt dat vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.3
Allereerst zal de kantonrechter de dringende reden bespreken. In het algemeen is de kantonrechter de mening toegedaan dat het gebeuren, zoals door X-Flow gesteld en zoals dit voort vloeit uit de hiervoor geciteerde afgelegde verklaring van de heer [W], ontegenzeggelijk een dringende reden oplevert. Een leidinggevende behoort de directie van het bedrijf op de hoogte te stellen van voornemens tot inbraak bij datzelfde bedrijf en ook van kennis over de daders van die inbraken.
4.4
Het geschil tussen partijen spitst zich echter toe op de vraag of [eiser] wetenschap had van vervreemding van goederen van X-Flow door medewerkers en hij deze kennis niet heeft gedeeld met X-Flow.
4.5
[eiser] betwist dat hij kennis had van de ontvreemding van goederen.
4.6
Voor [eiser] heeft een ontslag op staande voet ernstige gevolgen, zeker op het terrein van het verkrijgen van een uitkering. Juist om die reden moet aan het bewijs van de gestelde dringende reden daarvoor hoge eisen worden gesteld. In deze procedure moet de kantonrechter inschatten hoe een nog te voeren bodemprocedure gaat aflopen en daarvoor moet hij kijken naar het bewijsmateriaal zoals dat momenteel voorhanden is. In beginsel is het niet de bedoeling dat getuigen onder ede of onder verband van de belofte worden gehoord, de kantonrechter moet het doen met de nu voorhanden zijnde stukken.
4.7
Die stukken nader analyserende, moet [eiser] worden toegegeven dat er slechts één persoon is die een belastende verklaring over hem aflegt. Als die verklaring ook nog eens onder de loep wordt gelegd, dan valt op dat die verklaring van de heer [W] op belangrijke punten onvoldoende belastend is:
De heer [W] verklaart immers onder meer:
[X] zei toen dat hij die spullen weg wilde gaan halen en dat ik hem daarbij moest helpen. Ik dacht dat hij wat aan het ouwehoeren was en deed daaraan mee. Ik moest er wel om lachen. Mijn leidinggevende [eiser] was er ook bij en hij ouwehoerde ook mee. Op een dag zei [X] dat hij die week de spullen wilde weghalen en hij zei dat ik mee moest doen. Ik schrok daarvan want ik dacht echt dat het gewoon dollen was van hem. [X] zette mij vreselijk onder druk. Ik wilde helemaal niet meedoen, ik heb nog nooit wat gestolen en zou dat ook nooit doen. [X] dwong mij, ik kon er helemaal niet onder uit. [eiser] wist ervan, maar hij wilde er niets mee te maken hebben. [eiser] wist van beide inbraken af.
In feite zegt hij daar dat [eiser] aanwezig is geweest bij het ouwehoeren over een inbraak bij de werkgever, welk ouwehoeren door twee van de drie deelnemers niet serieus werd genomen. De twee laatste zinnen van bovengenoemde verklaring intrigeren helemaal: op welk moment heeft wie die kennis over de twee inbraken dan met [eiser] gedeeld? Daarover zwijgt [W]. Uiteraard is het mogelijk dat de interviewers hem dat niet hebben gevraagd, maar opmerkelijk is het wel. Deze wetenschap en/of kennis van het gebeuren vormt de basis voor het ontslag op staande voet en bij gebreke daarvan lijkt deze zaak bewijstechnisch niet zo sterk te zijn.
Een aantal alinea’s verder verklaart de heer [W]:
Ik heb van dit geld € 200,-- aan [eiser] gegeven, omdat hij in de financiële problemen zat. Dat ik dat heb gedaan had niets met de inbraken te maken. Ik heb hem wel gezegd dat ik het geld voor de inbraak had gekregen.
Ook deze verklaring is tenminste merkwaardig: als het geven van dat geld niets te maken had met de inbraken, dan is het volstrekt onzinnig om te melden dat het gegeven geld van diefstal afkomstig was. Als het waar is wat [W] zegt, dan was dat geld ongetwijfeld bedoeld om [eiser] te bewegen zijn mond te houden. Eigenlijk zegt [W] dat ook wel in zijn verklaring tussen de regels door.
4.8
Bovenstaande brengt de kantonrechter tot de conclusie dat vooralsnog niet met een grote mate van zekerheid kan worden ingeschat dat X-Flow in een nog te voeren bodemprocedure zal slagen in de op haar rustende bewijslast van het zich voordoen van de gestelde dringende reden.
Dit brengt met zich mee dat X-Flow gehouden is om vooralsnog het salaris van [eiser] door te betalen, ondanks haar bezwaren daartegen en het restitutiegevaar. Vooralsnog lijken de beschuldigingen richting [eiser] te dun om het ontslag op staande voet te kunnen dragen en in die situatie moet de werknemer tenminste het voordeel van de twijfel hebben.
4.9
Met betrekking tot die vordering zal de kantonrechter het onder b. gevorderde afwijzen. Voldoende aannemelijk is geworden dat X-Flow het salaris tot en met 12 februari heeft voldaan, zodat er geen plaats meer is voor het wederom vordering van het ingehouden bedrag, nu dit reeds is verdisconteerd in de vordering onder a.
De wettelijke verhoging zal de kantonrechter matigen tot nihil. Het gebeuren moet voor X-flow dermate schokkend zijn geweest dat de kantonrechter enerzijds begrip kan opbrengen voor het ingenomen standpunt, doch anderzijds opmerkt dat na ommekomst van de commotie over het gebeuren de nuchtere feiten op een rij moeten worden gezet. Dat X-Flow tot een andere conclusie is gekomen dan de kantonrechter moge duidelijk zijn, maar dat brengt niet met zich mee dat de sanctie van artikel 7:625 BW opgang moet doen.
Evenmin acht de kantonrechter termen aanwezig om de buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen. Een en ander heeft zich allemaal in een zo’n kort tijdsbestek afgespeeld dat het nauwelijks voorstelbaar is dat er reële pogingen zijn gedaan om deze zaak buiten rechte op
te lossen.
4.9
X-Flow dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de proceskosten, deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op € 726,11.
De beslissing in kort geding
Veroordeelt X-Flow om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 2.672,-- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 13 februari 2014 totdat dit dienstverband rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid van elke salaristermijn tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt X-Flow in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 326,11 wegens verschotten en € 400,-- wegens salaris van zijn gemachtigde.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. H.R.K. Valk, kantonrechter, en op 20 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.