ECLI:NL:RBOVE:2014:1469

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
153400 KG ZA 14-408
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de executie van een verstekvonnis in een huurgeschil

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. J.C. Wery, en de stichting Woningstichting Sint Joseph, vertegenwoordigd door mr. N. Mulder-van Hoek. De zaak betreft de schorsing van de executie van een verstekvonnis dat op 18 februari 2014 was gewezen, waarin [eiser] was veroordeeld om zijn huurwoning binnen drie dagen te verlaten. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 17 maart 2014, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser] huurder is van de woning en dat er een verstekvonnis was uitgesproken, dat uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. [eiser] heeft gevorderd dat de executie van dit vonnis wordt geschorst, omdat hij stelt dat hij de huurpenningen over de maanden december 2013, januari en februari 2014 heeft voldaan en dat hij bij ontruiming dakloos zou worden. Sint Joseph heeft verweer gevoerd en gesteld dat er wel degelijk een huurachterstand was, maar ter zitting erkend dat er op dat moment geen huurachterstand meer bestond.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de executie van het verstekvonnis onaanvaardbaar is, omdat er nieuwe feiten zijn die een ander licht op de zaak werpen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en de executie van het vonnis geschorst totdat er in verzet uitspraak is gedaan. Tevens is Sint Joseph veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 153400 KG ZA 14-108
Uitspraak : 19 maart 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats], [adres],
eiser,
advocaat: mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen

de stichting Woningstichting Sint Joseph,

gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Mulder- van Hoek, werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiser] en Sint Joseph genoemd worden.

Het procesverloop

[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 17 maart 2014.
Ter zitting zijn verschenen: [eiser], vergezeld door mevrouw Boerman, werkzaam bij Juridico te Almelo en mr. Wery en namens Sint Joseph, de heren [H] en [L], werkzaam bij Sint Joseph, vergezeld door mr. Mulder. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.

De feiten

1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
1.1.
[eiser] huurt van Sint Joseph woonruimte aan het adres [adres] te [plaats].
1.2.
Bij verstekvonnis van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2014, nummer 2775115 CV EXPL 14-736, is [eiser] veroordeeld om de woonruimte aan de [adres] te [plaats] binnen drie dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen.
1.3.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
1.4.
Het verstekvonnis is op 7 maart 2014 aan [eiser] betekend, waarbij Sint Joseph tevens de executie heeft aangezegd en [eiser] heeft aangezegd dat hij zijn woning uiterlijk op 18 maart 2014 moet hebben verlaten en ontruimd.
De vordering van [eiser] en zijn onderbouwing daarvan
2.
[eiser] vordert primair schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van de rechtbank Oost-Nederland (bedoeld zal zijn Overijssel) van 18 februari 2014 totdat in verzet uitspraak is gedaan en subsidiair Sint Joseph te verbieden het verstekvonnis van 18 februari 2014 ten uitvoer te leggen op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 voor elke overtreding van dit gebod, met veroordeling van Sint Joseph in de proceskosten.
2.1
[eiser] stelt daartoe – kort samengevat – dat hij de huurpenningen over de maanden december 2013, januari en februari 2014 heeft voldaan. Bij ontruiming zal [eiser] dakloos worden.
Het verweer van Sint Joseph
3.
Sint Joseph voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Sint Joseph heeft ter zitting verklaard dat thans geen huurachterstand meer bestaat maar dat zij desondanks wil ontruimen. Sint Joseph voert daartoe aan dat wel een huurachterstand heeft bestaan, [eiser] in strijd met het huurcontract niet zelf in de woning heeft gewoond en Sint Joseph berichten heeft ontvangen dat [eiser] de woning heeft verhuurd.
De overwegingen van de voorzieningenrechter
4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na het vonnis van 18 februari 2014 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2
Uit de stellingen van partijen en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, kan
naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden afgeleid dat Sint Joseph misbruik van haar bevoegdheid maakt door tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 februari 2014 over te gaan.
4.3
[eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat hij de huur over de maanden december 2013, januari en februari 2014 heeft voldaan. Sint Joseph heeft ter zitting erkend dat thans geen huurachterstand meer bestaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat aannemelijk is geworden dat [eiser] diverse betalingen heeft verricht en de huurachterstand ten tijde van het verstekvonnis van 18 februari 2014 kleiner was dan destijds door de kantonrechter is aangenomen. Ook staat vast dat er ten tijde van de behandeling ter terechtzitting op 17 maart 2014 geen huurachterstand meer was. Partijen hebben verklaard dat betalingen zijn verricht welke niet kenbaar zijn gemaakt aan de kantonrechter. Derhalve is bij het verstekvonnis van 18 februari 2014 uitgegaan van niet correcte gegevens terzake de omvang van de huurachterstand. De huurachterstand bedroeg in ieder geval minder dan € 1.007,43 (drie maanden huur, huurprijs per maand € 335,81) waarvan is uitgegaan bij het verstekvonnis.
4.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze stellingen een nieuw licht op de zaak werpen en dat aldus sprake is van een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid.
4.5
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het belang van Sint Joseph om thans tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan, moet wijken voor het belang van [eiser] bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis totdat op het verzet is beslist.
4.6
Executie van het vonnis van 18 februari 2014 is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar. Het primair gevorderde zal daarom worden toegewezen. Nu het subsidiair gevorderde een verbod betreft bestaat geen aanleiding om dit met een dwangsom te verzwaren. Het subsidiair gevorderde zal daarom worden afgewezen.
4.7
Indien Sint Joseph het gehuurde wil ontruimen op grond van slecht huurdersgedrag, zoals bijvoorbeeld het niet zelf wonen in de woning of het verhuren van de woning, dan zal zij dit in de verzetprocedure moeten stellen en haar eis dienovereenkomstig dienen aan te passen.
4.8
Sint Joseph dient als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld te worden in de proceskosten van [eiser].

De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter:
I schorst tot de uitspraak in verzet de door Sint Joseph aangevangen executie van het tussen partijen op 18 februari 2014 door de rechtbank Overijssel gewezen vonnis, voor zover [eiser] bij dat vonnis is veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van dat vonnis het perceel te [plaats] aan de [adres] te ontruimen en te verlaten;
II veroordeelt Sint Joseph in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 380,54 aan verschotten en € 527,00 aan salaris van de advocaat;
III verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en op 19 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.