Op 24 maart 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [verdachte] B.V., die beschuldigd werd van het handelen in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet. De zaak betreft een dodelijk arbeidsongeval dat plaatsvond op 15 augustus 2007, waarbij een werknemer door een plafond zakte en viel van een hoogte van 6,5 meter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als werkgever nalatig was in het informeren van de werknemers over de risico's van de werkzaamheden en het treffen van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen. De officier van justitie had een voorwaardelijke geldboete van €5.000,00 geëist, en de rechtbank oordeelde dat deze boete passend was, maar legde deze geheel voorwaardelijk op vanwege de grove overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan vier jaar, wat volledig aan het Openbaar Ministerie te wijten was. Ondanks deze schending oordeelde de rechtbank dat het belang van normhandhaving en erkenning voor de nabestaanden zwaarder woog dan de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet had gehandeld, maar sprak haar vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke geldboete op met een proeftijd van één jaar.