Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker],
[belanghebbende],
Het procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 11 november 2013;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, binnengekomen op 17 december 2013.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige echtgenoten over de beëindiging van de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw en het verzoek van de vrouw tot verlenging van de alimentatietermijn. De man had verzocht om de partneralimentatie, die bij beschikking van 20 maart 2002 was vastgesteld op € 453,78 per maand, met terugwerkende kracht op nihil te stellen. Hij stelde dat de vrouw sinds eind 2010 geen behoefte meer had aan deze alimentatie, omdat zij meer was gaan werken en in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. De vrouw betwistte dit en voerde aan dat haar behoeftigheid onveranderd was gebleven. De rechtbank oordeelde dat de man zijn stelling over de mondelinge afspraak onvoldoende had onderbouwd en dat de alimentatieverplichting van de man voortduurde. Daarnaast verzocht de vrouw om verlenging van de alimentatieverplichting voor een periode van twaalf jaar, omdat de beëindiging van de alimentatie ingrijpend zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die een verlenging rechtvaardigde. De rechtbank wees beide verzoeken af en bepaalde dat elke partij zijn eigen kosten droeg.