ECLI:NL:RBOVE:2014:148

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2014
Publicatiedatum
14 januari 2014
Zaaknummer
2559492 VV EXPL 13-38
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning wegens huurachterstand afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, wonende in Duitsland, vorderde tot ontruiming van een huurwoning die hij aan gedaagde verhuurde. De vordering was gebaseerd op een huurachterstand van meer dan zes maanden, die door eiser werd gesteld op € 4.054,43. Eiser stelde dat hij in financiële problemen verkeerde door het uitblijven van huurbetalingen, wat leidde tot dreigende problemen met zijn hypotheekverstrekker.

Gedaagde, die bijgestaan werd door mr. M.K. ter Horst, voerde verweer en betwistte de hoogte van de huurachterstand. Gedaagde stelde dat de werkelijke achterstand lager was, en dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over de huurbetalingen. Tijdens de zitting bleek dat de huurachterstand in werkelijkheid ongeveer € 2.700,- bedroeg, en dat gedaagde sinds november 2012 weer huurbetalingen had gedaan. De gemachtigde van eiser gaf toe dat het spoedeisend belang van de vordering was verminderd door de hervatting van de huurbetalingen.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser onvoldoende spoedeisend was en wees deze af. De rechter overwoog dat toewijzing van de vordering zou leiden tot ontruiming van de woning, wat de financiële situatie van eiser zou verergeren, aangezien het onduidelijk was of de woning snel opnieuw verhuurd kon worden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op € 200,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een belangenafweging in huurgeschillen, vooral wanneer er sprake is van een herstelde betalingsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelszaken
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 2559492 VV EXPL 13-38
datum : 13 januari 2014

Vonnis in het kort geding van:

[eiser],

wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisende partij,
gemachtigde F.A. Vooren,
tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.K ter Horst, advocaat te Zutphen.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 2 december 2013 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2014.
Verschenen zijn eiser bij monde van zijn dochter, mevrouw [dochter] en bijgestaan door de heer F.A. Vooren voornoemd, en verweerder, bijgestaan door mr. Ter Horst voornoemd.

Het geschil

Eiser vordert ontruiming van een door hem aan gedaagde verhuurde woning te [plaats] aan het adres [adres] (hierna ook: de woning). Gedaagde heeft verweer gevoerd.

De beoordeling

1.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
Eiser verhuurt sedert 1 maart 2006 de woning aan gedaagde.
In de huur zijn begrepen de stoffering en een inboedel, alsmede een aantal door partijen indertijd separaat vastgelegde roerende zaken.
De huurprijs bedraagt thans € 596,96 per maand inclusief servicekosten.
2.
Eiser heeft zijn vordering als volgt, kort samengevat, toegelicht.
De huurbetaling door gedaagde heeft in de afgelopen jaren regelmatig aanleiding tot discussie tussen partijen gegeven. In 2011 is een betalingsregeling afgesproken, die echter niet is nagekomen. Huurachterstand bedraagt thans € 4.054,43, dus ruim zes maanden. Als gevolg van het uitblijven van de regelmatige huurbetalingen dreigt eiser in problemen te komen, meer in het bijzonder doordat hij onder bijzonder beheer komt te staan van zijn hypotheekverstrekker. Hij vordert ontruiming van het gehuurde op een termijn van twee weken na betekening van het vonnis en veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3.
Gedaagde heeft verweer gevoerd, kort samengevat als volgt.
De huurachterstand is kleiner dan gesteld, vooral als rekening wordt gehouden met een nadere mondelinge afspraak dat twee maanden huur in 2012 achteraf alsnog onder de op 3 mei 2011 getroffen betalingsregeling zijn gebracht en de maand oktober buiten beschouwing zou moeten worden gelaten omdat gedaagde voor eigen rekening de tot het gehuurde behorende wasmachine heeft vervangen. Het spoedeisend belang van de vordering wordt betwist, terwijl een belangenafweging in het voordeel van gedaagde dient uit te vallen.
4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegegeven, naar aanleiding van producties die zijdens gedaagde in het geding waren gebracht, dat de feitelijke huurachterstand thans ongeveer € 1.300,- lager ligt dan in de dagvaarding omschreven, en derhalve op een bedrag van rond € 2.700,- uitkomt. Dat komt, aldus de gemachtigde van eiser, omdat gedaagde met ingang van november 2012 de huurbetalingen weer heeft hervat. Desgevraagd heeft dezelfde gemachtigde ook toegegeven dat, als gevolg van de hervatting van de huurbetalingen, het spoedeisend belang van eiser is verminderd.
5.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4 werd overwogen moet de conclusie zijn, dat de vordering onvoldoende spoedeisend is en om die reden reeds dient te worden afgewezen. Nog los van hetgeen zijdens eiser ter zitting dienaangaande is verklaard is in dat verband het volgende van belang. Toewijzing van de vordering kort geding zou ertoe leiden, dat gedaagde de woning op zeer korte termijn verlaat, zodat nadien geen huurbetalingen door gedaagde meer te verwachten zijn. Niet is gesteld of gebleken dat eiser de woning dadelijk opnieuw kan verhuren, zodat geenszins is uitgesloten dat de woning voor kortere of langere tijd niet verhuurd zal worden. Die situatie past slechter bij de door eiser geschetste financiële problemen dan voortzetting van de huurrelatie tussen partijen, die in elk geval op dit moment uitzicht biedt op regelmatige betaling van de huur.
6.
De vordering wordt dan ook afgewezen. Eiser wordt, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
- wijst de vordering van eiser af;
- veroordeelt eiser in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op:
 € 200,- voor salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 13 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. (na)