ECLI:NL:RBOVE:2014:148
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- A.H. Canté
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming huurwoning wegens huurachterstand afgewezen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 13 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, wonende in Duitsland, vorderde tot ontruiming van een huurwoning die hij aan gedaagde verhuurde. De vordering was gebaseerd op een huurachterstand van meer dan zes maanden, die door eiser werd gesteld op € 4.054,43. Eiser stelde dat hij in financiële problemen verkeerde door het uitblijven van huurbetalingen, wat leidde tot dreigende problemen met zijn hypotheekverstrekker.
Gedaagde, die bijgestaan werd door mr. M.K. ter Horst, voerde verweer en betwistte de hoogte van de huurachterstand. Gedaagde stelde dat de werkelijke achterstand lager was, en dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over de huurbetalingen. Tijdens de zitting bleek dat de huurachterstand in werkelijkheid ongeveer € 2.700,- bedroeg, en dat gedaagde sinds november 2012 weer huurbetalingen had gedaan. De gemachtigde van eiser gaf toe dat het spoedeisend belang van de vordering was verminderd door de hervatting van de huurbetalingen.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser onvoldoende spoedeisend was en wees deze af. De rechter overwoog dat toewijzing van de vordering zou leiden tot ontruiming van de woning, wat de financiële situatie van eiser zou verergeren, aangezien het onduidelijk was of de woning snel opnieuw verhuurd kon worden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op € 200,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een belangenafweging in huurgeschillen, vooral wanneer er sprake is van een herstelde betalingsrelatie.