Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiser],
verder te noemen [eiser],
[gedaagde],
verder te noemen [gedaagde],
Het procesverloop
Bij dagvaarding heeft [eiser] [gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van
Het proces-verbaal met daaraan gehecht de voordien door [eiser] en [gedaagde] ingebrachte stukken, respectievelijk de der partijen pleitnota’s, bevinden zich bij de stukken.
Nadien heeft [eiser] een conclusie van repliek genomen en [gedaagde] een conclusie van dupliek.
Na een akte uitlating producties zijdens [eiser] hebben partijen vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing
Feiten (alles kort samengevat)1. In de periode 1982 tot en met 1986 heeft [eiser] tezamen met [K](verder: [K]) en [Z] (verder: [Z]) en [gedaagde](verder: [gedaagde]) opgetreden als de rockband Vandenberg.In die periode zijn drie albums uitgebracht en heeft die band nationaal en internationaal opgetreden.
Op 1 september 1986 is die overeenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd (behoudens de licentierechten).
[S].
[eiser] is zelf daarna toegetreden tot de band Picture en heeft later in 1991 tezamen met [K] de band Undercover opgericht.
[gedaagde], het woordmerk “Vandenberg” gedeponeerd bij het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom.
heeft tegen het deponeren van het woordmerk op 2 augustus 2011 oppositie ingesteld.
[eiser], [K], [Z] en [gedaagde] ontvangen ook nog steeds royalty’s hiervan.
10. [eiser] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het beeldmerk als gedeponeerd door [gedaagde] op 26 februari 2010;
- het woordmerk als gedeponeerd door [eiser], [Z], [K] en [gedaagde] op
5 juli 2011;
- de handelsnaam “Vandenberg”, zonder toevoeging van de voornaam van [gedaagde]
en/of een gedeelte van die voornaam en/of een andere tekst waaruit uitdrukkelijk blijkt
dat de betreffende publicatie niet van [gedaagde] afkomstig is, op straffe van een
dwangsom van € 10.000,-- voor elke overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding
voortduurt;
11. [gedaagde] stelt ten verwere, dat, voor zover rechten van [eiser] in deze zijn te bezien, die voortvloeien uit de periode 1982 t/m 1985/86, gedurende welke periode
[gedaagde] tezamen met [eiser], [K] en [Z] de band Vandenberg vormden.
Gedurende die periode noch nadien heeft [eiser], alleen of met anderen, enig recht op het door hem ingeroepen beeld- en/of woordmerk “Vandenberg” verkregen.
Voor zover van enige nagekomen inkomsten en/of baten uit hoofde van een later uitgebracht verzamelalbum sprake is geweest, zijn die keurig verdeeld en uitbetaald, vormen geen onderwerp in de onderhavige procedure en brengen in het vorenstaande ook geen verandering.
De beoordeling
Nadien is de band uiteengevallen, zijn de leden ieder huns weegs gegaan en is daarmede een einde gekomen aan dat samenwerkingsverband, dat als enige vorm van gemeenschap nog de meeste overeenkomsten vertoont met een maatschapsvorm.
Voor zover de vorderingen van [eiser] zo zouden moeten worden gelezen, dat zij strekken tot alsnog scheiden en delen van de band als samenwerkingsverband en toescheiding in dat kader aan [eiser] van het beeld-, woordmerk of handelsnaam “Vandenberg”, beroept
[gedaagde] zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op verjaring van de mogelijkheid een dergelijke vordering in te stellen.
[gedaagde] deponeren van het woordmerk “Vandenberg” in het voorgaande geen verandering brengen.
Evenmin schept dat een mogelijkheid voor [eiser] om -anders dan voor zichzelf- in deze procedure enige vordering te formuleren.