ECLI:NL:RBOVE:2014:1518

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
C/08/133320 ha za 12-416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijk geschil over het woord- en beeldmerk 'Vandenberg' tussen voormalige bandleden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil over het auteursrecht met betrekking tot het woord- en beeldmerk 'Vandenberg'. De eiser, een voormalig bandlid, heeft de gedaagde, ook een voormalig bandlid, gedagvaard. De eiser stelt dat hij rechten heeft op het merk 'Vandenberg', dat in de jaren '80 door de band is gebruikt. De band Vandenberg, bestaande uit de eiser, de gedaagde en andere leden, heeft in die periode drie albums uitgebracht en internationaal opgetreden. De eiser heeft in 1985 de band verlaten en later andere muzikale projecten gestart. De gedaagde heeft in 2010 het beeldmerk 'Vandenberg' gedeponeerd en in 2011 een nummer onder die naam uitgebracht. De eiser heeft in 2011 ook een woordmerk gedeponeerd en heeft oppositie ingesteld tegen de deponering van het woordmerk door de gedaagde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de rechten op het merk na het uiteenvallen van de band. De rechter concludeert dat de eiser geen recht heeft op het woord- en beeldmerk 'Vandenberg', omdat er geen bewijs is dat hij rechten heeft verworven op het merk na zijn vertrek uit de band. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van der Veer op 12 maart 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/133320 ha za 12-416
datum vonnis: 12 maart 2014
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat mr. L.C. van der Veer te Meppel,
en

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat mr. M.T.M. Koedooder te Amsterdam.

Het procesverloop

Bij dagvaarding heeft [eiser] [gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van

5 december 2012. [gedaagde] heeft van antwoord geconcludeerd, waarna de rechtbank bij vonnis van 6 maart 2013 een comparitie van partijen heeft gelast. Deze is in eerste instantie op 5 juni 2013 gehouden, bij welke gelegenheid [gedaagde] en zijn advocate niet verschenen, waarna in tweede instantie de comparitie op 8 oktober 2013 is voortgezet.
Het proces-verbaal met daaraan gehecht de voordien door [eiser] en [gedaagde] ingebrachte stukken, respectievelijk de der partijen pleitnota’s, bevinden zich bij de stukken.
Nadien heeft [eiser] een conclusie van repliek genomen en [gedaagde] een conclusie van dupliek.
Na een akte uitlating producties zijdens [eiser] hebben partijen vonnis verzocht.

De beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing

Feiten (alles kort samengevat)1. In de periode 1982 tot en met 1986 heeft [eiser] tezamen met [K](verder: [K]) en [Z] (verder: [Z]) en [gedaagde](verder: [gedaagde]) opgetreden als de rockband Vandenberg.In die periode zijn drie albums uitgebracht en heeft die band nationaal en internationaal opgetreden.

2.
Op 1 maart 1982 heeft de band met platenlabel Atlantic Records een overeenkomst gesloten.
Op 1 september 1986 is die overeenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd (behoudens de licentierechten).
3.
De band heeft in 1984, 1985 en 1986 jaarrekeningen opgemaakt, daarna niet meer.
4.
In 1985 heeft [eiser] de band verlaten en is (als zanger) vervangen door ene
[S].
[eiser] is zelf daarna toegetreden tot de band Picture en heeft later in 1991 tezamen met [K] de band Undercover opgericht.
5.
In 2004/2005 is onder de naam Vandenberg een verzamel-cd van de band en een DVD met beeldopnamen van de band uit 1984 uitgebracht.
6.
[gedaagde] heeft op 26 februari 2010 het beeldmerk Vandenberg gedeponeerd onder nummer 1198177 in het Benelux Merkenregister.
7.
[gedaagde] heeft in mei 2011 het lied “A Number One”, een kampioenslied voor de voetbalclub FC Twente, uitgebracht onder de naam Vandenberg.
8.
[eiser] heeft samen met [K] op 5 juli 2011, mede op naam van [Z] en
[gedaagde], het woordmerk “Vandenberg” gedeponeerd bij het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom.
heeft tegen het deponeren van het woordmerk op 2 augustus 2011 oppositie ingesteld.
9.
Er worden nog steeds CD’s verkocht met materiaal van de band.
[eiser], [K], [Z] en [gedaagde] ontvangen ook nog steeds royalty’s hiervan.
De vordering van [eiser]
10. [eiser] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te verbieden ieder gebruik van:
- het beeldmerk als gedeponeerd door [gedaagde] op 26 februari 2010;
- het woordmerk als gedeponeerd door [eiser], [Z], [K] en [gedaagde] op
5 juli 2011;
- de handelsnaam “Vandenberg”, zonder toevoeging van de voornaam van [gedaagde]
en/of een gedeelte van die voornaam en/of een andere tekst waaruit uitdrukkelijk blijkt
dat de betreffende publicatie niet van [gedaagde] afkomstig is, op straffe van een
dwangsom van € 10.000,-- voor elke overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding
voortduurt;
b. [gedaagde] te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van het vonnis het beeldmerk als gedeponeerd op 26 februari 2010 mede op naam te doen stellen van de overige bandleden van Vandenberg, althans op naam van [eiser], en alle medewerking te verlenen om mede-tenaamstelling mogelijk te maken, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke overtreding en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt;
c. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure als in de zin van artikel 1019h Rv te weten € 8.116,68 inclusief BTW (corresponderende met 32 uren) te vermeerderen met de overige proceskosten en subsidiair op basis van het toepasselijke liquidatietarief.
Het verweer van [gedaagde]
11. [gedaagde] stelt ten verwere, dat, voor zover rechten van [eiser] in deze zijn te bezien, die voortvloeien uit de periode 1982 t/m 1985/86, gedurende welke periode
[gedaagde] tezamen met [eiser], [K] en [Z] de band Vandenberg vormden.
Gedurende die periode noch nadien heeft [eiser], alleen of met anderen, enig recht op het door hem ingeroepen beeld- en/of woordmerk “Vandenberg” verkregen.
Voor zover van enige nagekomen inkomsten en/of baten uit hoofde van een later uitgebracht verzamelalbum sprake is geweest, zijn die keurig verdeeld en uitbetaald, vormen geen onderwerp in de onderhavige procedure en brengen in het vorenstaande ook geen verandering.
12.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] en veroordeling van [eiser] in de proceskosten conform artikel 1019h Rv.

De beoordeling

13.
Uitgangspunt voor de beoordeling is de periode 1982 tot en met 1985/1986, gedurende dewelke de band Vandenberg heeft bestaan.
Nadien is de band uiteengevallen, zijn de leden ieder huns weegs gegaan en is daarmede een einde gekomen aan dat samenwerkingsverband, dat als enige vorm van gemeenschap nog de meeste overeenkomsten vertoont met een maatschapsvorm.
14.
Voor zover de rechtbank kan overzien is echter nimmer dat samenwerkingsverband noch het einde ervan op enigerlei wijze schriftelijk vastgelegd, laat staan dat enige vorm van scheiding en deling heeft plaatsgevonden, anders dan dat ieder lid met het zijne van dat moment is verdergegaan.
15.
Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in 1985, toen hij als zanger van de band werd vervangen door [S], althans in 1986 bij het einde van de band, als (voormalig) lid daarvan is vertrokken in voornoemde zin met enig recht op het beeldmerk, woordmerk of de handelsnaam “Vandenberg”.
Voor zover de vorderingen van [eiser] zo zouden moeten worden gelezen, dat zij strekken tot alsnog scheiden en delen van de band als samenwerkingsverband en toescheiding in dat kader aan [eiser] van het beeld-, woordmerk of handelsnaam “Vandenberg”, beroept
[gedaagde] zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op verjaring van de mogelijkheid een dergelijke vordering in te stellen.
16.
Evenmin doet het opkomen van nagekomen baten uit hoofde van een uitgebracht verzamelalbum en dergelijke de band als samenwerkingsverband herleven, het verplicht (enkel) tot niet meer dan een (eerlijke) verdeling en betaling van die nagekomen revenuen onder de toenmalige leden van de voormalige band.
17.
Bij gebreke van daartoe strekkend recht kan het op 5 juli 2011 op -kennelijk- initiatief van [eiser] namens de vier (voormalige) bandleden [eiser], [K], [Z] en
[gedaagde] deponeren van het woordmerk “Vandenberg” in het voorgaande geen verandering brengen.
Evenmin schept dat een mogelijkheid voor [eiser] om -anders dan voor zichzelf- in deze procedure enige vordering te formuleren.

Conclusie18. [eiser] heeft geen recht op het woord- en/of beeldmerk Vandenberg dan wel die handelsnaam en mitsdien worden zijn daarop geformuleerde verbods- en gebodsvorderingen afgewezen.Als in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] tevens in de kosten van de procedure worden veroordeeld; de rechtbank ziet termen om het salarisgedeelte van die gevorderde proceskosten te beperken tot een bedrag van € 6.000,-- (inclusief BTW en kantoorkosten).

De beslissing

De rechtbank rechtdoende:

I. Wijst af de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde].
II. Veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op deze uitspraak begroot op € 267,-- aan griffierechten en € 6.000,-- aan salaris voor de advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. van der Veer en op woensdag 12 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.