ECLI:NL:RBOVE:2014:1727

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
C/08/153295 / KG ZA 14-105
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van een woning in faillissement

In deze zaak, die op 4 april 2014 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde mr. Johan Willem Both, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van [gedaagde 2], dat gedaagden zouden meewerken aan de verkoop van een woning. De gedaagden, gehuwd in gemeenschap van goederen, waren eigenaar van de woning die onder de failliete boedel viel. De rechtbank had eerder op 4 juni 2013 [gedaagde 2] in staat van faillissement verklaard, waarbij mr. Both als curator was aangesteld. De woning had een marktwaarde van € 160.000,- en was verkocht voor € 130.000,-, met een afgesproken leveringsdatum van 15 april 2014.

De curator had gedaagden verzocht om medewerking aan de verkoop, maar [gedaagde 1] had deze medewerking niet toegezegd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de naderende leveringsdatum. De voorzieningenrechter overwoog dat de curator op grond van de Faillissementswet verantwoordelijk was voor de verkoop van de woning en dat de gedaagden geen juridische argumenten hadden aangedragen die de weigering van medewerking konden rechtvaardigen.

De rechtbank besloot de vorderingen van de curator toe te wijzen, waarbij [gedaagde 1] werd verplicht om te gehengen en gedogen dat de woning werd verkocht. Tevens werd bepaald dat het vonnis in de plaats zou treden van een deel van de akte van levering, en dat de termijn voor de levering werd verkort tot zeven dagen na betekening van het vonnis. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.283,74 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/153295 / KG ZA 14-105
Vonnis in kort geding van 4 april 2014
in de zaak van
MR. JOHAN WILLEM BOTH,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [gedaagde 2],
kantoorhoudende te Kampen,
eiser,
advocaat mr. J.W. Both te Kampen,
tegen

1.[gedaagde 1] (volgens eigen opgave ter zitting),

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
in persoon verschenen.
Eiser zal hierna mr. Both q.q. worden genoemd, terwijl gedaagden gezamenlijk als
[gedaagden], dan wel ieder afzonderlijk als [gedaagde 1] en de [gedaagde 2] zullen worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van mr. Both q.q., met daarin opgenomen een eisvermeerdering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 4 juni 2013 is de [gedaagde 2] door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard. Mr. Both q.q. is tot curator benoemd.
2.2.
[gedaagden] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. In de gemeenschap valt de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.3.
[gedaagden] hebben op de woning een recht van hypotheek verleend aan de Rabobank. In opdracht van de Rabobank heeft P. Bonthuis, taxateur te Zwartsluis, op 17 januari 2013 een taxatierapport opgesteld, waarin de marktwaarde van de woning op € 160.000,- is gesteld en de executiewaarde op € 128.000,-.
2.4.
Mr. Both q.q. heeft, met toestemming van de rechter-commissaris in het faillissement en met instemming van de Rabobank, de woning verkocht voor een bedrag van € 130.000,- kosten koper. Als datum van levering is 15 april 2014 afgesproken.
2.5.
Met de Rabobank heeft mr. Both q.q. overeenstemming bereikt dat de Rabobank van haar vordering op [gedaagden] de executiewaarde vermeerderd met 10% zal afschrijven.
2.6.
Mr. Both q.q. heeft bij brieven van 29 januari en 7 februari 2014 [gedaagde 1] verzocht medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. [gedaagde 1] heeft haar medewerking niet toegezegd.

3.Het geschil

3.1.
Mr. Both q.q. vordert na eisvermeerdering, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat [gedaagde 1] dient te gehengen en gedogen dat mr. Both q.q. de woning te [plaats] aan de [adres] verkoopt, conform de aan het vonnis te hechten akte van koopovereenkomst,
alsmede,
te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van een deel van de akte van levering, namelijk voor zover het betreft de handtekening van [gedaagde 1], onder voorwaarde dat de notariële akte overigens de gebruikelijke bedingen bevat, en is gebaseerd op de ten processe bekende akte van koopovereenkomst,
met bepaling dat de in artikel 3:301 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde termijn wordt verkort tot zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis,
alsmede mr. Both q.q. te machtigen om, alles op kosten van [gedaagden], de ten processe bekende woning te [plaats] aan [adres] te ontruimen of te laten ontruimen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, na betekening aan [gedaagden] van dit vonnis.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van een spoedeisend belang is, gezien de beoogde datum van levering van de woning op 15 april 2014, voldoende gebleken.
4.2.
Op grond van artikel 68 lid 1 Faillissementswet (Fw) is de curator belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. Volgens artikel 63 Fw wordt het faillissement van de persoon die in gemeenschap van goederen is gehuwd als faillissement van die gemeenschap behandeld. Het omvat alle goederen die in de gemeenschap vallen en strekt ten behoeve van alle schuldeisers, die op de goederen van de gemeenschap verhaal hebben.
4.3.
[gedaagden] zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en de woning valt in deze gemeenschap. Het faillissement van de [gedaagde 2] omvat dan ook de woning. Op grond van zijn wettelijke taak moet de curator in beginsel de woning verkopen en met de opbrengst daarvan de schuldeisers voldoen.
4.4.
Ter zitting hebben [gedaagden] uiteengezet in welke situatie zij zich bevinden, waarbij ook de familiaire omstandigheden een grote rol spelen. Zij hebben daarbij gevraagd of zij antwoorden kunnen krijgen op de vragen die bij hen leven. Mr. Both q.q. heeft toegezegd, voor zover dat in zijn macht ligt, een en ander aan [gedaagden] uit te leggen.
Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin [gedaagden] verkeren, hebben [gedaagden] geen juridische argumenten aangedragen die een valide reden zouden kunnen opleveren op grond waarvan [gedaagde 1] de door mr. Both q.q. gevraagde medewerking aan de verkoop – en, in het verlengde daarvan, het transport – van de woning zou kunnen onthouden.
4.5.
Gezien het vorenstaande zullen de vorderingen van mr. Both q.q. tot het gehengen en gedogen door [gedaagde 1] van de verkoop van de woning en tot bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van een deel van de akte van levering, als na te melden worden toegewezen. Tegen de vordering tot verkorting van de termijn van artikel 3:301 lid 1 BW tot zeven kalenderdagen is door [gedaagden] geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat ook dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen.
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde ontruiming hebben [gedaagden] ter zitting aangegeven dat zij op dit moment niet in de woning verblijven. Overigens hebben zij hiertegen geen verweer gevoerd, zodat de gevorderde ontruiming, met inachtneming van het navolgende, zal worden toegewezen.
4.7.
De verzochte machtiging van mr. Both q.q. om de ontruiming zelf uit te voeren, zonodig met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, nu deze niet op de wet berust.
Artikel 556 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de voorzieningenrechter niettemin mr. Both q.q. zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 BW. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.8.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van mr. Both q.q. worden begroot op:
- dagvaarding € 97,74
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
904,00
Totaal € 1.283,74

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat [gedaagde 1] dient te gehengen en gedogen dat mr. Both q.q. de woning aan de [adres] te [plaats] verkoopt, conform de aan dit vonnis gehechte akte van koopovereenkomst,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van een deel van de akte van levering, namelijk voor zover het betreft de handtekening van [gedaagde 1], met dien verstande dat de notariële akte overigens de gebruikelijke bedingen bevat, en is gebaseerd op de ten processe bekende akte van koopovereenkomst, met bepaling dat de in artikel 3:301 lid 1 BW genoemde termijn wordt verkort tot zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
machtigt mr. Both q.q. om, alles op kosten van [gedaagden], de woning aan de [adres] te [plaats] te laten ontruimen, met bepaling dat gedurende een termijn van zeven dagen na de betekening van dit vonnis aan [gedaagden] niet mag worden ontruimd,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Both q.q. tot op heden begroot op € 1.283,74,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2014.