ECLI:NL:RBOVE:2014:183

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/2868
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor vellen van houtopstand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, beiden wonende te Hengelo, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 16 oktober 2013 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo is verleend aan Stichting Carmelcollege voor het vellen van een houtopstand. Verzoekers vorderden dat de vergunde activiteit niet mocht worden uitgevoerd totdat er op hun bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 7 januari 2014. Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoekers geen rechtstreeks belang hebben bij de omgevingsvergunning, omdat hun woningen op respectievelijk 90 en 150 meter afstand van de te kappen bomen liggen en het zicht op deze bomen wordt belemmerd door andere bebouwing en houtopstanden. Hierdoor is het oordeel van de voorzieningenrechter dat de belangen van verzoekers niet rechtstreeks bij de omgevingsvergunning zijn betrokken, wat leidt tot de verwachting dat hun bezwaar niet-ontvankelijk zal zijn.

Op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening treffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Aangezien verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat er geen voldoende grondslag is voor het treffen van de gevraagde voorziening. Het verzoek wordt dan ook afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, voorzieningenrechter, en ondertekend door haar en griffier R.K. Witteveen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/2868

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1.
[verzoeker 1] en
2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te Hengelo, verzoekers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo,

verweerder,
en

Stichting Carmelcollege,

gevestigd te Hengelo, derde-belanghebbende.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2013 heeft verweerder aan derde-belanghebbende een omgevingsvergunning voor de activiteit “vellen van een houtopstand” verleend (verder: omgevingsvergunning). Verzoekers hebben daartegen op 11 november 2013 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Op 17 december 2013 hebben verzoekers bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, er toe strekkende dat de vergunde activiteit niet mag worden uitgevoerd voordat door verweerder op het bezwaar van verzoekers is beslist.
Als gevolg van dat verzoek treedt de omgevingsvergunning – ingevolge het bepaalde in artikel 6.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) – niet in werking voordat door de voorzieningenrechter op het verzoek is beslist.
Het verzoek is ter zitting van 7 januari 2014 behandeld. Verzoekers zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2]. Derde-belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger 3], [vertegenwoordiger 4] en [vertegenwoordiger 5].

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover bij het verzoek om een voorlopige voorziening het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Als belanghebbende bij een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) beschouwd, diegene die op een beperkte afstand woont van de plaats waar de te vellen houtopstand staat en daar vanuit zijn woning direct zicht op heeft.
De voorzieningenrechter stelt vast, dat verzoekers uitsluitend bezwaar hebben gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor zover deze ziet op het kappen van vier Amerikaanse eiken. Hun belang ziet derhalve ook uitsluitend op het voorkomen van het kappen van die bomen en niet op de vergunde kap van vier andere bomen.
Uit de aanvraag die aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft gelegen blijkt dat de betreffende Amerikaanse eiken langs een circa 100 jaar oude eikenlaan op het perceel van derde-belanghebbende staan, tegenover de percelen Nijhofslaan 1 tot en met 9 te Hengelo.
Verzoeker 1 woont op het adres [adres 1] te [woonplaats], welk woonadres tot de dichtstbijzijnde te kappen Amerikaanse eik (boom nummer 45) op een afstand is gelegen van circa 90 meter. Verzoeker 2 woont op het adres [adres 2] te [woonplaats], welk woonadres tot de dichtstbijzijnde te kappen Amerikaanse eik (boom nummer 55) op een afstand is gelegen van circa 150 meter.
Ter zitting is vast komen te staan, dat het zicht op de te kappen Amerikaanse eiken vanuit hun woningen aan verzoekers wordt onttrokken door tussenstaande bebouwing en/of andere houtopstanden.
Gelet hierop moet worden geoordeeld dat de belangen van verzoekers niet rechtstreeks bij de omgevingsvergunning zijn betrokken als gevolg waarvan hun bezwaar daartegen naar verwachting niet-ontvankelijk is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid van de Awb, komt verweerder dan ook aan een heroverweging van de verleende omgevingsvergunning niet toe en zal deze in bezwaar in stand blijven.
Voor het treffen van de gevraagde voorziening ontbreekt derhalve een voldoende grondslag.
3.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, voorzieningenrechter, en door haar en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.