Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Mr. Jeroen Toine Stekelenburg,
de vennootschap naar Duits recht
Procesverloop
Na afloop van die comparitie hebben partijen wederom vonnis verzocht.
De beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing
Feiten (alles kort samengevat)1. De rechtbank herhaalt hetgeen in het eerdere tussenvonnis van 15 januari 2014 is overwogen.
In latere onderhandeling is dit bod op 8 juli 2011 nader op € 3.300.000,-- gebracht en als zodanig door Stekelenburg q.q. op 18 juli 2011 geaccepteerd.
Stekelenburg q.q. zag zich genoodzaakt tot verkoop van die activa aan een derde, hetgeen uiteindelijk werd gerealiseerd voor een bedrag van € 1.375.000,--.
6. Stekelenburg q.q. vordert van Retrofit als schade voor de boedel het verschil tussen het door Retrofit uitgebrachte en door hem geaccepteerde bod van € 3.300.000,-- en de uiteindelijke voor die activa gerealiseerde opbrengst van € 1.375.000,--, zijnde € 1.925.000,-, met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2011.
Volgens Stekelenburg q.q. is Retrofit tot vergoeding daarvan gehouden, primair op grond van het ten onrechte terugtreden van Retrofit uit de gesloten overeenkomst, subsidiair het Retrofit niet meer vrijstond terug te treden uit de vergevorderde onderhandelingen.
7. Retrofit ontkent tot enige vergoeding gehouden te zijn omdat het door haar gedane bod op de activa niet althans niet zodanig onherroepelijk was, dat zij niet meer eenzijdige kon terugtreden.
a. Verlenging door de Gemeente Enschede van de exploitatievergunning van Boekelo Decor uiterlijk op 1 augustus 2011.
b. Overeenstemming over de verlenging of het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst met de verhuurder van het pand waarin Boekelo Decor is gevestigd uiterlijk per 1 augustus 2011.
c. Toestemming van Stekelenburg q.q. voor de overname van het personeel en hun knowhow door een groepsvennootschap van Retrofit.
d. Overeenstemming tussen Stekelenburg q.q., de Duitse Curator en Retrofit over de verlenging en het gebruik van alle designrechten.
Evenmin kan daartoe de subsidiair geformuleerde grondslag van ten onrechte afgebroken onderhandelingen dienen, allereerst vanwege het niet vervuld zijn van eerdergenoemde vier voorwaarden, maar bovenal vanwege het afhaken van de achterliggende investeerders van Retrofit als gevolg waarvan Retrofit niet aan de solvabiliteitseis tot betaling van de geboden prijs voor de activa c.q. voldoende gegoedheid voor het oversluiten van de huurovereenkomst zou kunnen voldoen en die onderhandelingen dienvolgens immer zouden zijn gestrand.
De beoordeling
artikel 7: De gepleegde biedingen zijn onvoorwaardelijk en onherroepelijk,.....”
In de toelichting aan het begin van het biedingsbericht wordt door Retrofit gesteld, dat de bieding op doorstart van de onderneming is gericht en zich daarmede wezenlijk onderscheidt van andere bieders.
De rechtbank stelt vast, dat in deze bieding zijdens Retrofit geen financieringsvoorbehoud –in welke vorm dan ook- is gemaakt.
Die Gründe dazu sind vielfältig, letzendlich aber in den komplexen Strukturen des Falles, insbesondere in den bis heute vorliegenden Rechtsunsicherheiten u.a. bezgl. Betreibegenehmigung und Mietvertrag in Holland etc. zu suchen.15. Bij gebreke van enig financieringsvoorbehoud is het afhaken van de investeerders van Retrofit geen (zelfstandige) grond voor mogelijk terugtreden door Retrofit.
Volgt de vraag of de vier bepalingen, die Retrofit aan haar overigens onvoorwaardelijk geformuleerde bieding daartoe wel mogelijkheden geven.
Met Stekelenburg q.q. is de rechtbank van oordeel dat die bepalingen primair het karakter van praktische uitwerking behelzen en voor zover als (opschortende dan wel ontbindende) voorwaarde zijn te beschouwen, die een overwegend potestatief karakter dragen.
Ten aanzien van de (invulling van de) vier bepalingen stelt Stekelenburg q.q. terecht:
ad a: de overname van de exploitatievergunning van Boekelo Decor door Retrofit is ingeval van doorstart van het bedrijf nagenoeg een automatische zaak, moet echter wel door Retrofit aangevraagd worden.
ad b: de overname van het huurcontract zou niet geëffectueerd kunnen worden door het afhaken van de investeerders achter Retrofit, die zelf financieel niet “goed” genoeg zou zijn.
Op die wijze zou een ieder zich achteraf van elk contract kunnen bevrijden met het enkele argument het bij nader inzien niet te kunnen financieren/betalen: potestatief, dus niet te honoreren argumentatie.
ad c.: onvoldoende weersproken staat vast dat Stekelenburg q.q. eind juli 2011 met de Duitse curator in principe rond was omtrent de overname van designs etc. voor een bedrag van € 75.000,--.
ad d.: toestemming pandhouders en Rechter-commissaris zou evenmin een probleem geweest zijn, nu die in later stadium voor het lagere bedrag van € 1.375.000,-- zonder mankeren is verleend.
Dienaangaande stelt de rechtbank vast dat Retrofit door het uitbrengen van het relatief hoge bod op de activa andere bieders terstond buiten spel heeft gezet en Stekelenburg q.q. de mogelijkheid heeft ontnomen op dat moment verdere biedingen te onderzoeken.
Juist in die beginfase staan –naar de rechtbank bekend is- de beste mogelijkheden daartoe open en heeft een “afgesprongen” deal in later stadium doorgaans een waardedrukkende werking, hetgeen in ieder geval door de thans gerealiseerde opbrengst van € 1.375.000,-- tegenover de oorspronkelijke contractprijs van € 3.300.000,-- wordt geadstrueerd.
De rechtbank acht het juist –gezien het hiervoor onder (19.) gestelde- om de helft daarvan voor rekening van de boedel te laten en de andere helft ten laste van Retrofit te brengen.
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2011.