ECLI:NL:RBOVE:2014:1846

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
C/08/136549 ha za 13-98
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekken van een bieding op activa in faillissement en de gevolgen van afgebroken onderhandelingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, stond de intrekking van een bieding op activa in het faillissement van Boekelo Decor B.V. centraal. De curator, mr. Jeroen Toine Stekelenburg, had een biedingsprocedure geopend na het faillissement op 25 mei 2011. Retrofit GmbH, een Duitse vennootschap, deed op 1 juli 2011 een onherroepelijk bod van € 3.230.000,--, dat later werd verhoogd naar € 3.300.000,-- en door de curator werd geaccepteerd. Echter, op 8 augustus 2011 trok Retrofit haar bieding in, met als reden dat haar investeerders zich terugtrokken. De curator vorderde vervolgens schadevergoeding van Retrofit, omdat hij de activa uiteindelijk voor slechts € 1.375.000,-- kon verkopen.

De rechtbank beoordeelde de situatie en de argumenten van beide partijen. Retrofit stelde dat haar bieding niet onherroepelijk was, omdat er vier voorwaarden aan verbonden waren die niet waren vervuld. De rechtbank oordeelde echter dat de bieding onvoorwaardelijk was en dat Retrofit niet eenzijdig kon terugtreden. De rechtbank concludeerde dat de onderhandelingen zo ver gevorderd waren dat Retrofit schadeplichtig was tegenover de boedel, omdat zij andere bieders had uitgesloten door haar hoge bod.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat Retrofit € 137.500,-- moest betalen aan de curator, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van intrekking van de bieding. De proceskosten werden gecompenseerd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de juridische implicaties van biedingen in faillissementen en de verantwoordelijkheden van partijen in onderhandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/136549 ha za 13-98
datum vonnis: 26 maart 2014 (vdv)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

Mr. Jeroen Toine Stekelenburg,

wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen mr. Stekelenburg,
advocaat: mr. N.J.H. Leferink LLM te Enschede,
tegen

de vennootschap naar Duits recht

Retrofit GmbH,
gevestigd te Keulen, Duitsland,
gedaagde,
verder te noemen Retrofit GmbH,
advocaat: mr. J.P.D. van der Klift te Rotterdam.

Procesverloop

De bij tussenvonnis van 15 januari 2014 bevolen comparitie van partijen is op 10 maart 2014 gehouden, het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Na afloop van die comparitie hebben partijen wederom vonnis verzocht.

De beoordeling van het geschil en de gronden van de beslissing

Feiten (alles kort samengevat)1. De rechtbank herhaalt hetgeen in het eerdere tussenvonnis van 15 januari 2014 is overwogen.

2.
Na het op 25 mei 2011 uitgesproken faillissement van Boekelo Decor B.V. heeft de curator (verder Stekelenburg q.q.) een biedingsprocedure geopend (productie 2 dagvaarding), die enkel tot onherroepelijke biedingen op de activa zou moeten leiden.
3.
Op 1 juli 2011 heeft Retrofit een onherroepelijk bod van € 3.230.000,-- op die activa uitgebracht.
In latere onderhandeling is dit bod op 8 juli 2011 nader op € 3.300.000,-- gebracht en als zodanig door Stekelenburg q.q. op 18 juli 2011 geaccepteerd.
4.
Bij emailbericht van 8 augustus 2011 laat Retrofit weten haar bieding in te trekken, met name omdat haar investeerders het laten afweten (productie 8 dagvaarding).
5.
Ondanks sommaties weigert Retrofit nakoming van de door Stekelenburg q.q. als perfect beschouwde overeenkomst tot overname van de activa.
Stekelenburg q.q. zag zich genoodzaakt tot verkoop van die activa aan een derde, hetgeen uiteindelijk werd gerealiseerd voor een bedrag van € 1.375.000,--.
De vordering
6. Stekelenburg q.q. vordert van Retrofit als schade voor de boedel het verschil tussen het door Retrofit uitgebrachte en door hem geaccepteerde bod van € 3.300.000,-- en de uiteindelijke voor die activa gerealiseerde opbrengst van € 1.375.000,--, zijnde € 1.925.000,-, met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2011.
Volgens Stekelenburg q.q. is Retrofit tot vergoeding daarvan gehouden, primair op grond van het ten onrechte terugtreden van Retrofit uit de gesloten overeenkomst, subsidiair het Retrofit niet meer vrijstond terug te treden uit de vergevorderde onderhandelingen.
Het verweer
7. Retrofit ontkent tot enige vergoeding gehouden te zijn omdat het door haar gedane bod op de activa niet althans niet zodanig onherroepelijk was, dat zij niet meer eenzijdige kon terugtreden.
8.
Retrofit wijst erop dat zij in de bieding een viertal voorwaarden had besloten:
a. Verlenging door de Gemeente Enschede van de exploitatievergunning van Boekelo Decor uiterlijk op 1 augustus 2011.
b. Overeenstemming over de verlenging of het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst met de verhuurder van het pand waarin Boekelo Decor is gevestigd uiterlijk per 1 augustus 2011.
c. Toestemming van Stekelenburg q.q. voor de overname van het personeel en hun knowhow door een groepsvennootschap van Retrofit.
d. Overeenstemming tussen Stekelenburg q.q., de Duitse Curator en Retrofit over de verlenging en het gebruik van alle designrechten.
9.
Omdat geen van deze vier voorwaarden was vervuld kon en mocht Retrofit eenzijdig terugtreden en kan Stekelenburg q.q. zijn vordering niet op basis van een tot stand gekomen overeenkomst baseren.
Evenmin kan daartoe de subsidiair geformuleerde grondslag van ten onrechte afgebroken onderhandelingen dienen, allereerst vanwege het niet vervuld zijn van eerdergenoemde vier voorwaarden, maar bovenal vanwege het afhaken van de achterliggende investeerders van Retrofit als gevolg waarvan Retrofit niet aan de solvabiliteitseis tot betaling van de geboden prijs voor de activa c.q. voldoende gegoedheid voor het oversluiten van de huurovereenkomst zou kunnen voldoen en die onderhandelingen dienvolgens immer zouden zijn gestrand.

De beoordeling

10.
De hoedanigheid van Stekelenburg als curator in het faillissement van Boekelo Decor B.V. als eisende partij in deze staat inmiddels vast.
11.
In het kader van de (voorgenomen) onderhandse verkoop van de activa in dat faillissement heeft Stekelenburg q.q. voorwaarden geformuleerd (productie 2 dagvaarding), waarvan ten deze met name van belang is: “
artikel 7: De gepleegde biedingen zijn onvoorwaardelijk en onherroepelijk,.....”
12.
Op 1 juli 2011 is vervolgens een “Verbindliches Angebot” als hiervoor onder (3.) genoemd, door Retrofit uitgebracht, uiteindelijk opgehoogd tot € 3.300.000,--, met daaraan toegevoegd een viertal bepalingen als hiervoor onder (7.) omschreven.
In de toelichting aan het begin van het biedingsbericht wordt door Retrofit gesteld, dat de bieding op doorstart van de onderneming is gericht en zich daarmede wezenlijk onderscheidt van andere bieders.
De rechtbank stelt vast, dat in deze bieding zijdens Retrofit geen financieringsvoorbehoud –in welke vorm dan ook- is gemaakt.
13.
Stekelenburg q.q. heeft dit bod van Retrofit op 18 juli 2011 geaccepteerd.
14.
Bij emailbericht van 8 augustus 2011 (productie 8 dagvaarding) heeft Retrofit echter aan Stekelenburg q.q. laten weten het bod terug te nemen, omdat haar investeerders het de vrijdag daarvoor hadden laten afweten, en heeft daaraan toegevoegd:
Die Gründe dazu sind vielfältig, letzendlich aber in den komplexen Strukturen des Falles, insbesondere in den bis heute vorliegenden Rechtsunsicherheiten u.a. bezgl. Betreibegenehmigung und Mietvertrag in Holland etc. zu suchen.15. Bij gebreke van enig financieringsvoorbehoud is het afhaken van de investeerders van Retrofit geen (zelfstandige) grond voor mogelijk terugtreden door Retrofit.
Volgt de vraag of de vier bepalingen, die Retrofit aan haar overigens onvoorwaardelijk geformuleerde bieding daartoe wel mogelijkheden geven.
Met Stekelenburg q.q. is de rechtbank van oordeel dat die bepalingen primair het karakter van praktische uitwerking behelzen en voor zover als (opschortende dan wel ontbindende) voorwaarde zijn te beschouwen, die een overwegend potestatief karakter dragen.
16.
Met Retrofit constateert de rechtbank echter evenzo dat op 8 augustus 2011 in ieder geval nog niet aan die vier bepalingen was voldaan en mitsdien niet van een perfecte overeenkomst kan worden gesproken in de zin dat Stekelenburg q.q. als in zijn primaire eis kan volstaan met die te stellen en het verschil met de latere verkoop als schade voor de boedel vorderen.
17.
De subsidiaire grondslag acht de rechtbank wel relevant.
Ten aanzien van de (invulling van de) vier bepalingen stelt Stekelenburg q.q. terecht:
ad a: de overname van de exploitatievergunning van Boekelo Decor door Retrofit is ingeval van doorstart van het bedrijf nagenoeg een automatische zaak, moet echter wel door Retrofit aangevraagd worden.
ad b: de overname van het huurcontract zou niet geëffectueerd kunnen worden door het afhaken van de investeerders achter Retrofit, die zelf financieel niet “goed” genoeg zou zijn.
Op die wijze zou een ieder zich achteraf van elk contract kunnen bevrijden met het enkele argument het bij nader inzien niet te kunnen financieren/betalen: potestatief, dus niet te honoreren argumentatie.
ad c.: onvoldoende weersproken staat vast dat Stekelenburg q.q. eind juli 2011 met de Duitse curator in principe rond was omtrent de overname van designs etc. voor een bedrag van € 75.000,--.
ad d.: toestemming pandhouders en Rechter-commissaris zou evenmin een probleem geweest zijn, nu die in later stadium voor het lagere bedrag van € 1.375.000,-- zonder mankeren is verleend.
18.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft ten aanzien van de hiervoor geschetste vier bepalingen en de gang van zaken daaromheen te gelden dat die als vervuld dienen te worden gezien of zonder meer door Retrofit te vervullen, in ieder geval niet prohibitief zijn te achten voor het effectueren van de overname van de activa, na het hiertoe door Retrofit uitgebrachte en geaccepteerde bod.
19.
Zulks betekent dat op 8 augustus 2011 de onderhandelingen zover waren gevorderd, dat Retrofit niet meer eenzijdig kon terugtreden en door dat wel te doen schadeplichtig is geworden tegenover de boedel, voor zover die daardoor is benadeeld.
Dienaangaande stelt de rechtbank vast dat Retrofit door het uitbrengen van het relatief hoge bod op de activa andere bieders terstond buiten spel heeft gezet en Stekelenburg q.q. de mogelijkheid heeft ontnomen op dat moment verdere biedingen te onderzoeken.
Juist in die beginfase staan –naar de rechtbank bekend is- de beste mogelijkheden daartoe open en heeft een “afgesprongen” deal in later stadium doorgaans een waardedrukkende werking, hetgeen in ieder geval door de thans gerealiseerde opbrengst van € 1.375.000,-- tegenover de oorspronkelijke contractprijs van € 3.300.000,-- wordt geadstrueerd.
20.
Het door de boedel geleden nadeel dient echter wel genuanceerd te worden met de eigen schuld van Stekelenburg q.q. in de zin dat Stekelenburg q.q. na het stipuleren in de biedingsvoorwaarden van een onvoorwaardelijk en onherroepelijk aanbod een relatief hoge bieding van Retrofit heeft geaccepteerd waaraan toch vier min of meer losse eindjes zaten en –desondanks- andere potentiele bieders in eerste instantie heeft uitgesloten.
21.
Door echter op deze wijze de mogelijke verwerving van de activa gedurende zekere tijd te monopoliseren heeft Retrofit naar schatting van de rechtbank de boedel zeker een 20% hogere opbrengst van de thans gerealiseerde € 1.375.000,-- onthouden.
De rechtbank acht het juist –gezien het hiervoor onder (19.) gestelde- om de helft daarvan voor rekening van de boedel te laten en de andere helft ten laste van Retrofit te brengen.
22.
Zulks betekent dat toewijzing als na te melden zal plaatsvinden en de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd.
De beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt Retrofit om aan Stekelenburg q.q. te betalen een bedrag van € 137.500,--
vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 augustus 2011.
II. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
III. Compenseert de proceskosten, des dat iedere partij de hare drage.
IV. Wijst af enig meer of anders gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. van der Veer en op woensdag 26 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.