ECLI:NL:RBOVE:2014:1992

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
C/08/153363 / KG ZA 14-107
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken over onderwijs en ondersteuning voor dyslectische en hoogbegaafde kinderen

In deze zaak vorderde eiseres, de moeder van twee dyslectische en hoogbegaafde zonen, dat de gedaagden, Stichting Internationale School Eerde en Stichting Landstede, haar zoons onderwijs en ondersteuning zouden bieden volgens eerder gemaakte afspraken. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De procedure begon met een kort geding waarin eiseres stelde dat er afspraken waren gemaakt over de onderwijsbehoeften van haar zonen, die door verschillende scholen waren afgewezen en geruime tijd geen onderwijs hadden genoten. Eerder had de directrice van Eerde aangegeven dat zij in gesprek wilde met de ouders over mogelijkheden voor ondersteuning. Eiseres voerde aan dat de kosten voor deze ondersteuning niet voor haar rekening zouden komen, maar door een fonds zouden worden gedekt. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er een bindende overeenkomst was tussen eiseres en de gedaagden. Bovendien werd vastgesteld dat de jongens nog steeds onderwijs volgden op Eerde en dat de extra begeleiding was stopgezet zonder dat dit onredelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om Eerde te veroordelen tot het aanbieden van extra begeleiding, omdat niet was vastgesteld welke begeleiding nog nodig was. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/153363 / KG ZA 14-107
Vonnis in kort geding van 15 april 2014
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.W. Castelijns te IJmuiden,
tegen
1. de stichting
STICHTING INTERNATIONALE SCHOOL EERDE,
gevestigd te Zwolle en kantoorhoudende te Ommen,
2. de stichting
STICHTING LANDSTEDE,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagden,
advocaat mr. A. Arslan te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres 2] en Eerde c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als respectievelijk Eerde en Landstede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
  • de producties 14, 15 en 16 van [eiseres 2], waarvan productie 16 een wijziging van eis betreft
  • de productie 17 van Eerde c.s.
  • de producties 18 tot en met 22 van Eerde c.s.
  • de producties 23 en 24 van Eerde c.s.
  • de productie 25 en 26 van [eiseres 2]
  • de productie 27 van Eerde c.s.
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Eerde c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eerde is een internationale school waar onder andere onderwijs wordt gegeven volgens het “International Baccalaureate programma” (verder: IB-programma). Landstede is bestuurster van Eerde.
2.2.
[eiseres 2] is de moeder van de [zoon 1] en [zoon 2], die respectievelijk 16 en 15 jaar oud zijn. De jongens zijn dyslectisch en hoogbegaafd.
2.3.
[zoon 1] en [zoon 2] zijn door verschillende scholen afgewezen en hebben geruime tijd geen (regulier) onderwijs genoten. Zij zijn gaan zeilen om aandacht te vragen voor hun probleem om passend onderwijs te krijgen.
2.4.
Op 12 juni 2013 heeft de directrice van Eerde, mevrouw [directrice], aan de toenmalige advocate van [eiseres 2] bericht dat zij graag in gesprek wilde met de ouders van [zoon 1] en [zoon 2] over de mogelijkheden om beide jongens bij haar op school te helpen met een “scholarship”.
2.5.
Op 14 juni 2013 heeft [eiseres 2] per e-mail aan [directrice] gevraagd wat de financiële consequenties van haar aanbod zijn. [directrice] heeft dezelfde dag het volgende aan [eiseres 2] bericht:
“Beste mevrouw [eiseres 2], Ik heb zeker rekening gehouden met uw terechte vraag en heb die al aan mijn bestuur voorgelegd. Eerde heeft een oudshoornfonds waaruit uitzonderlijke beurzen kunnen worden geschonken. Daaraan zat ik te denken. (…) Prioriteit is of we uw zonen kunnen helpen. Iedereen heeft recht op onderwijs is onze filosofie. Laat ons eerst even praten over de mogelijkheden. We komen er financieel wel uit als we vaststellen dat uw zonen bij ons zouden kunnen aarden en succesvol hun succes zouden kunnen boeken.”
2.6.
Na een videogesprek met [zoon 1] en [zoon 2] heeft [directrice] op 5 juli 2013 het volgende e-mailbericht aan [eiseres 2] gezonden:
“(…) Ik heb er een positief gevoel bij en ga met jullie in zee op weg naar succes! De jongens komen nog naar Nederland voor de start van het schooljaar. (…) Op zondag 18 augustus 2013 zullen ze zichzelf presenteren op de opening van de school. Dan gaan we de sponsoring meteen starten.
Ik heb deze ochtend nog een gesprek gehad met het bestuur, zelf ervaren zeezeilers en ze gaan akkoord met ons initiatief. (…).”
2.7.
[zoon 1] en [zoon 2] zijn op 17 augustus 2013 in Nederland aangekomen en hebben de volgende dag een presentatie gegeven op Eerde. Op 19 augustus 2013 zijn zij gestart met hun schoolopleiding.
2.8.
[zoon 1] en [zoon 2] verblijven niet in het internaat van Eerde, maar wonen extern in de omgeving van Ommen. Hun verblijf wordt verzorgd door de stichting [stichting] (verder: [stichting]). [eiseres 2] is bestuurster en penningmeester van deze stichting.
2.9.
In een e-mailbericht van 23 december 2013 van mevrouw [office manager], office manager van Eerde, aan [directrice] staat het navolgende:
“Dag [directrice],
Gezien de complexe situatie kan ik geen voorstel voor een vaststellingsovereenkomst maken. Hier zal toch echt juridisch naar gekeken moeten worden ook vwb de verantwoordelijkheden, wat gebeurt er bij vroegtijdig vertrek etc.
Daarnaast blijven dan nog alle overige kosten per leerling:
Schoolgeld 21.000
Inschrijfgeld 2.500
Media 1.000
Huur laptop 500
Art in IB 500
(…).”
2.10.
[directrice] heeft in een intern e-mailbericht van 23 december 2013 het volgende geschreven:
“Gelieve het basiscontract voor beide jongens op te maken op basis van de normale voorwaarden. Kan het contract gesplitst worden in boarding en academic? Dat zou het makkelijkst zijn. 1 contract voor de dagschool en een vaststellingsovereenkomst voor de huisvesting. Ook vermelden learning support is 65 euro per uur.
Boarding deposit niet in rekening brengen. Examenkosten vermelden volgens onze lijsten. Nog niet specificeren hoeveel het precies zal zijn. Hangt af van de ondersteuning die we gaan bieden.
Vermelden dat de kosten die gepaard gaan met de academische ondersteuning van de jongens gedragen zal worden door de inkomsten uit sponsoring vanuit het Oudshoornfonds en de positieve marketing. De ouders zijn niet aansprakelijk voor de betaling van de kosten die gekoppeld zijn aan de academische ondersteuning van de jongens; met inbegrip van de examenkosten.
Daarnaast een vaststellingsovereenkomst toevoegen ivm de betaling van de boardingkosten. Zie mijn details in bijgevoegde mail. ISE komt overeen voor het schooljaar 2012-2013 een factuur voor huisvesting op te maken voor 25.150 euro per kind ter attentie van mevrouw [eiseres 1]. Die factuur zal door de gemeente [woonplaats] betaald worden aan ISE. De stichting “[stichting]” zal voor de 1st van iedere maand en dat voor een periode van 10 schoolmaanden de factuur bezorgen aan Eerde voor de huisvesting van beide jongens; zijnde 5.000 Euro per maand.
Eerde zal de factuur voor de 28ste van de verstreken maand aan de stichting overmaken. Voor het schooljaar 2012-2013 zal er 1 factuur opgemaakt worden voor de maanden augustus, september, oktober, november, december = 5 x 5.000 euro = 25.000 euro. Voor de resterende maanden zal er voor de 1st van iedere maand een factuur ingediend worden voor 5.000 euro (januari, februari, maart, april, mei). Eerde zal die facturen voor de 28ste van die maand vereffenen aan de stichting [stichting].
De facturen voor de huisvesting voor 2013-2014 worden opgemaakt voor de periode dat de jongens academisch werkzaam zijn op Eerde en wonen in het externe internaat; zijnde van 1 augustus 2013 tot 1 juli 2014. Voor het schooljaar 2014-2015 zal een nieuwe vaststellingsovereenkomst opgemaakt worden geldig vanaf 1 augustus 2014 tot 1 juni 2015. 10 maanden.
Als alle voorstellen zijn uitgewerkt, moeten ze voorgelegd worden aan de Heer [directeur]. Die zal de contracten ondertekenen, veronderstel ik.
(…).”
2.11.
In december 2013 heeft Eerde een factuur ten bedrage van in totaal € 50.300,00 verzonden aan [eiseres 2]. Op de factuur staat vermeld:
“(…)
Boarding fee [zoon 2] 2013-2014 € 25.150,00
Boarding fee [zoon 1] 2013-2014 € 25.150,00
(…).”
2.12.
Per 1 januari 2014 is [directrice] door de heer [directeur] opgevolgd als directeur van Eerde.
2.13.
[eiseres 2] heeft de factuur voor de boardingskosten van Eerde ingediend bij de gemeente [woonplaats] met het verzoek deze factuur aan Eerde te voldoen. De gemeente [woonplaats] heeft naar aanleiding daarvan contact opgenomen met Eerde. [directeur] heeft aan de gemeente [woonplaats] meegedeeld dat [zoon 1] en [zoon 2] niet op het internaat verblijven. Eerde heeft vervolgens de verzonden factuur gecrediteerd.
2.14.
[stichting] heeft op 27 januari 2014, 27 februari 2014 en 24 maart 2014 facturen ten bedrage van in totaal € 40.000,00 gestuurd naar Eerde in verband met “extended boarding facilities [zoon 2] and [zoon 1]” voor de periode september 2013 tot en met april 2014. Eerde heeft deze facturen teruggestuurd naar [stichting] met de mededeling dat deze facturen niet worden erkend, omdat er geen getekende overeenkomst is tussen [stichting] en Eerde.
2.15.
[zoon 1] en [zoon 2] volgen thans het IB-programma op Eerde. De extra begeleiding in verband met hun dyslexie is per 1 februari 2014 stopgezet.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 2] vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Eerde c.s. zal veroordelen tot nakoming van de gemaakte afspraken door [zoon 1] en [zoon 2] onderwijs en ondersteuning aan te bieden en te blijven aanbieden zoals omschreven in punt 32 van de dagvaarding, waaronder wordt verstaan:
 onderwijs aanbieden via het IB-diploma programma;
 begeleiding van een Remedial teacher;
 het inzetten van een Reader en Scribe, luisterboeken en ICT hulpmiddelen, waaronder het programma Kurzweil;
 het volgen van de cursus Intensive English;
 het starten van vakgerichte inloop van door de roosterdeficiënties gemiste lesstof;
 het opstellen van een handelingsplan voor de inzet van de juiste middelen op het juiste moment;
 een wekelijkse evaluatie met de ouders met de heer [naam] op een nader te bepalen tijdstip om tijdig bij te sturen en efficiënt te werken en alleen in te zetten wat nodig is,
waarvan de kosten, conform de e-mail van [directrice] d.d. 23 december 2013, “
die gepaard gaan met de academische ondersteuning van de jongens gedragen zal worden door inkomsten uit sponsoring van het Oudshoornfonds en de positieve marketing. De ouders zijn niet aansprakelijk voor de betaling van de kosten die gekoppeld zijn aan de academische ondersteuning van de jongens; met inbegrip van de examenkosten.”;
op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat Eerde c.s. met de naleving van deze veroordeling in gebreke mocht blijven, althans een dwangsom in goede justitie te bepalen;
II. Eerde c.s. zal veroordelen tot nakoming van de gemaakte afspraken met betrekking tot de externe boarding conform de e-mail van [directrice] d.d. 23 december 2013, waaronder wordt verstaan:
 voor het schooljaar 2012/2013 is door Eerde een factuur voor huisvesting opgemaakt voor € 25.150,00 per kind ter attentie van [eiseres 2]. Die factuur zal door de gemeente [woonplaats] betaald worden aan Eerde;
 [stichting] zal voor de 1ste van iedere maand en dat voor een periode van 10 schoolmaanden de factuur bezorgen aan Eerde voor de huisvestingskosten van beide jongens; zijnde 5.000 euro per maand;
 Eerde zal de factuur voor de 28ste van de verstreken maand aan [stichting] overmaken;
 voor het schooljaar 2012/2013 zal er door de [stichting] één factuur opgemaakt worden voor de maanden augustus, september, oktober, november en december = 5 x 5.000 euro = 25.000 euro;
 voor de resterende maanden zal er voor de 1ste van iedere maand door [stichting] een factuur ingediend worden voor 5.000 euro (januari, februari, maart, april, mei). Eerde zal alle facturen voor de 28ste van die maand voldoen aan [stichting];
 de facturen voor de huisvesting voor 2013-2014 worden opgemaakt voor de periode dat de jongens academisch werkzaam zijn op Eerde en wonen in het externe internaat; zijnde van 1 augustus 2013 tot 1 juli 2014;
 voor het schooljaar 2014-2015 zal een nieuwe vaststellingsovereenkomst opgemaakt worden geldig vanaf 1 augustus 2014 tot 1 juni 2015, aldus 10 maanden;
althans zodanige maatregelen zal treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht,
op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat Eerde c.s. met de naleving van deze veroordeling in gebreke mocht blijven, althans een dwangsom in goede justitie te bepalen;
III. Eerde c.s. zal veroordelen in de kosten van dit geding, met inbegrip van de nakosten, alsmede de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van vonniswijzing tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Eerde c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen van [eiseres 2] acht de voorzieningenrechter voldoende gegeven.
4.2.
De vorderingen van [eiseres 2] vloeien voort uit de door haar gestelde overeenkomst met Eerde. Deze vorderingen richten zich niet alleen tegen Eerde, maar ook tegen Landstede. Niet in geschil is echter dat Landstede geen partij is bij de gestelde overeenkomst. Nu door [eiseres 2] geen grond is aangevoerd op basis waarvan een (mede)veroordeling van Landstede gerechtvaardigd is, zullen de vorderingen gericht tegen Landstede worden afgewezen.
4.3.
Het gevorderde onder I. strekt ertoe dat Eerde onderwijs en extra begeleiding aan [zoon 1] en [zoon 2] dient te blijven aanbieden. [eiseres 2] legt aan hieraan ten grondslag dat zij met Eerde is overeengekomen dat de jongens op Eerde het IB-programma kunnen volgen en dat zij vanwege hun dyslexie extra begeleiding kunnen krijgen. De kosten van het onderwijs en de extra begeleiding zouden worden voldaan uit het Oudshoornfonds en de positieve marketing voor Eerde. Sinds 1 februari 2014 is de extra begeleiding van [zoon 1] en [zoon 2] stopgezet en is ook het gegeven onderwijs veranderd, doordat hun vragen tijdens de lessen niet meer direct worden beantwoord. Hierdoor behalen zij slechte cijfers en wordt hen de kans op een diploma ontnomen.
4.4.
Eerde c.s. stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een overeenkomst en dat als daarvan al sprake is zij daaraan niet is gebonden, omdat [directrice] niet bevoegd was om Eerde te vertegenwoordigen en te binden. Daarnaast stelt Eerde c.s. dat zij niet wil dat [zoon 1] en [zoon 2] de dupe worden van het geschil met [eiseres 2] en dat zij in ieder geval tot het einde van het schooljaar het IB-programma op Eerde kunnen blijven volgen. In dit onderwijs zijn volgens Eerde geen wezenlijke veranderingen aangebracht. De enige verandering in het onderwijsaanbod is het stopzetten van de extra begeleiding. Dit is gedaan omdat niet duidelijk is of extra begeleiding nog wel nodig is. In de klassen op Eerde zitten 8 tot 12 leerlingen, waardoor er veel individuele aandacht is. Daarnaast kunnen de jongens gebruik maken van de standaard beschikbare hulpmiddelen, zoals luisterboeken en ICT-hulpmiddelen. Ook heeft Eerde van docenten signalen gekregen dat de begeleiding “
over the top” is en dat de motivatie van de jongens te wensen overlaat. Om de behoefte aan extra begeleiding vast te stellen wil Eerde [zoon 1] en [zoon 2] laten testen en advies inwinnen van een orthopedagoog.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat [zoon 1] en [zoon 2] sinds eind augustus 2013 onderwijs hebben gekregen op Eerde zonder dat de kosten daarvan bij [eiseres 2] in rekening zijn gebracht. Gelet hierop kan voorshands worden aangenomen dat [directrice] wel degelijk bevoegd was om Eerde terzake rechtsgeldig te vertegenwoordigen en dat overeenstemming is bereikt over het volgen van onderwijs door de jongens op Eerde.
4.6.
Nu [zoon 1] en [zoon 2] het IB-programma nog steeds volgen en Eerde heeft toegezegd dat zij in ieder geval tot het einde van het schooljaar aan dat programma kunnen blijven deelnemen, bestaat geen aanleiding om Eerde te veroordelen tot het aanbieden van onderwijs volgens het IB-programma. Dat het gegeven onderwijs is veranderd is niet aannemelijk geworden, nu [eiseres 2] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
4.7.
Met betrekking tot de door [eiseres 2] gevorderde voortzetting van de extra begeleiding wordt overwogen dat, gelet op de overgelegde e-mailberichten, voorshands kan worden aangenomen dat is afgesproken dat de kosten van extra begeleiding niet bij [eiseres 2] in rekening zouden worden gebracht, hetgeen ook wordt ondersteund door het feit dat [eiseres 2] daarvoor nimmer een factuur heeft ontvangen. Onduidelijk is echter wat is afgesproken ten aanzien van de aard, inhoud en duur van de te geven begeleiding. In het e-mailbericht van [directrice] van 23 december 2013 wordt enkel “academische ondersteuning” genoemd zonder dat daarbij is aangegeven waaruit die ondersteuning zal bestaan. Voorshands komt het de voorzieningenrechter voor dat [eiseres 2] niet onbeperkt en naar eigen goeddunken aanspraak kan maken op extra begeleiding voor [zoon 1] en [zoon 2]. Gelet op het feit dat [zoon 1] en [zoon 2] tot 1 februari 2014 extra begeleiding hebben gekregen, de kosten van de extra begeleiding niet voor rekening van [eiseres 2] zijn, de jongens gebruik kunnen maken van de standaard op Eerde beschikbare hulpmiddelen en de klassen op Eerde relatief klein zijn, waardoor er veel individuele aandacht voor de leerlingen is, komt het de voorzieningenrechter thans niet onredelijk voor dat Eerde eerst door middel van testen wil laten vaststellen aan welke begeleiding nog behoefte bestaat alvorens zij verdere begeleiding ter beschikking stelt. Daarbij is tevens is aanmerking genomen dat door [eiseres 2] niet is onderbouwd dat de schoolprestaties van [zoon 1] en [zoon 2] achteruit zijn gegaan en dat zij niet meer in staat zijn om hun diploma dan wel certificaten te behalen. Ook haar stelling dat het afnemen van testen te belastend is voor [zoon 1] en [zoon 2] is niet onderbouwd en kan gezien de leeftijd van de jongens niet worden gevolgd. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat, nu niet is vastgesteld of en welke extra begeleiding nog nodig is, thans geen grond bestaat om Eerde te veroordelen tot het aanbieden van extra begeleiding.
4.8.
Ten aanzien van het gevorderde onder II. voert [eiseres 2] aan dat zij met Eerde is overeengekomen dat [stichting] de externe boarding voor [zoon 1] en [zoon 2] zou verzorgen en dat Eerde een factuur naar [eiseres 2] zou sturen met betrekking tot de boardingkosten. [eiseres 2] zou deze factuur indienen bij de gemeente [woonplaats], die de factuur zou betalen. Eerde zou op haar beurt de facturen van [stichting] voor de externe boardingkosten voldoen. Doordat Eerde de factuur voor de boardingkosten heeft gecrediteerd, weigert de gemeente [woonplaats] deze kosten te betalen, terwijl [stichting] wel huisvestingskosten heeft gemaakt en nog steeds de huisvesting verzorgt.
4.9.
Eerde c.s. voert verweer – onder meer – stellende dat de vordering van [eiseres 2] in strijd is met goede zeden, omdat daarmee de gemeente [woonplaats] onjuist wordt voorgelicht, nu [eiseres 2] de huisvesting van [zoon 1] en [zoon 2] zelf heeft geregeld en Eerde daarin geen enkele rol heeft gespeeld. Eerde heeft om die reden de factuur voor de boardingkosten gecrediteerd.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op het e-mailbericht van [directrice] van 23 december 2013, voorshands kan worden aangenomen dat Eerde en [eiseres 2] afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop de huisvesting van [zoon 1] en [zoon 2] in de omgeving van Ommen zou worden gefinancierd. Dit wordt ook ondersteund door het feit dat Eerde in december 2013 de in dit e-mailbericht genoemde factuur voor de boardingkosten aan [eiseres 2] heeft doen toekomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan echter niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de bodemrechter de vordering van zal toewijzen. Hiertoe wordt overwogen dat gelet op de tekst van de e-mail van 23 december 2013 voorshands moet worden aangenomen dat de afspraken zijn gebaseerd op de betaling door de gemeente [woonplaats] van de volledige boardingskosten van het externe internaat van Eerde. Eerde heeft echter in het geheel geen boardingkosten voor [zoon 1] en [zoon 2] gemaakt. De jongens hebben nimmer op het internaat verbleven en Eerde is ook anderszins niet betrokken geweest bij hun huisvesting. Daarnaast is van belang dat volstrekt onduidelijk is op welke wijze de jongens zijn gehuisvest en waaruit de door [stichting] gefactureerde “extended boarding facilities” bestaan. Eerde heeft in dit verband verklaard dat bij haar zelfs niet bekend is op welk adres de jongens verblijven. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de door [eiseres 2] gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiseres 2] zullen worden afgewezen.
4.12.
[eiseres 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eerde c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat
904,00
Totaal € 1.512,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres 2] in de proceskosten, aan de zijde van Eerde c.s. tot op heden begroot op € 1.512,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2014.