Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Vonnis in de strafzaak van:
het openbaar ministerie
[verdachte 3],
6 januari 2014. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
TENLASTELEGGING
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
Nadat ik verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] gepepperd had liepen zij weg in de richting van het centrum. Vervolgens ben ik samen met de collega’s [verbalisant] en [slachtoffer 4] achter de 2 verdachten aangelopen met de intentie om hen aan te gaan houden. In de Kerkstraat troffen we beide verdachten aan welke behoorlijk last hadden van het feit dat zij gepepperd waren” (dossierpagina 49).
Collega [slachtoffer 3] zei tegen mij dat de beide mannen die hij net gepepperd had in de richting van de Kerkstraat/Weemstraat liepen. Dit waren twee van de drie mannen die even daarvoor collega [slachtoffer 1] meerdere malen in zijn gezicht hadden geslagen.
25 augustus 2013 schuldig heeft gemaakt aan hieronder bewezenverklaarde feiten.
BEWEZENVERKLARING
Strafbaarheid VAN HET FEIT
motivering van straf of maatregel
Functionarissen werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, hoeven zich een dergelijke handelwijze niet te laten welgevallen en verdienen naar het oordeel van de rechtbank extra bescherming tegen agressieve of gewelddadige bejegening. Gelet hierop ligt een verhoging van de straf in de rede.
Vorderingen benadeelde partijen
Beslissing
12 maanden.
6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.