ECLI:NL:RBOVE:2014:209

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2014
Publicatiedatum
20 januari 2014
Zaaknummer
08.730739-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling verdachte wegens geweld tegen politiemensen in Steenwijk

Op 20 januari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij geweld tegen politiemensen in Steenwijk. De verdachte werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan agenten van de regiopolitie IJsselland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 augustus 2013, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen politieagenten die op dat moment hun functie uitoefenden. Tijdens een caféruzie werd de verdachte geconfronteerd met de politie en heeft hij, onder andere, een bierfles in de richting van de agenten gegooid en hen fysiek aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder de betrokken agenten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de noodzaak om politiefunctionarissen te beschermen tegen geweld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 08.730739-13
Uitspraak: 20 januari 2014

Vonnis in de strafzaak van:

het openbaar ministerie

tegen

[verdachte 3],

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2013 en
6 januari 2014. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. S. Leusink, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met daarbij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, en/althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] (hoofd)agent(en) van/bij de regiopolitie Ijsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- (met (zeer) veel kracht) meermalen die [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met (zeer) veel kracht) (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden) en/of
- (met (zeer) veel kracht) die [slachtoffer 1] (van achteren) bij/om de nek/keel heeft (vast)gegrepen en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] werd omstrengeld) (met (zeer) veel kracht) (op) die [slachtoffer 1] heeft (in)geslagen en/of gestompt waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] een (of meermalen) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gescheurde wenkbrauw en/of diverse blauwe plekken en/of zwellingen) voor die
[slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], brigadier van/bij de regiopolitie Ijsselland en/of [slachtoffer 2], agent van de regiopolitie Ijsselland opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, een bierfles ter hand genomen en/of (vervolgens) deze bierfles (met (zeer) veel kracht) in de richting van het
hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, [slachtoffer 3], brigadier van/bij de regiopolitie Ijsselland en/of [slachtoffer 2], agent van de regiopolitie Ijsselland heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met zeer veel kracht) een bierfles in de richting van het hoofd, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] gegooid;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] tijdens zijn/haar/hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] en/of
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en/of
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen/op de ingang van het café ([café]) en/of
- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtena(a)r(en) geen mogelijkheid had(den) om weg te komen) en/of daarbij luid schreeuwden/scandeerden "vieze kankerlijers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en/of
- gooien met/van een fiets op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]

art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

BEWIJS

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de politieambtenaren [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] tijdens de inzet bij een caféruzie buiten voor het café door een groep personen zijn belaagd en daarbij zijn geconfronteerd met ernstige en langdurige agressieve uitingen (feit 3) waaraan zij zich niet konden onttrekken omdat zij door de groep waren ingesloten en met hun rug tegen de voorgevel van [café] stonden.
De rechtbank stelt voorts vast dat vanuit de groep een bierfles in de richting van verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is gegooid (feit 2) en dat hoofdagent [slachtoffer 1] op enig moment in de groep is getrokken waar hij vervolgens door een viertal personen op ernstige wijze is mishandeld waarbij zijn neus is gebroken en hij ook ander letsel heeft opgelopen (feit 1).
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken omdat er twijfel kan bestaan over de herkenning van verdachte als één van de geweldplegers. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van verdachte door de verbalisanten lijkt te zijn gebaseerd op de omstandigheden dat hij is aangehouden terwijl hij gewond was, dat hij zou zijn ‘gepepperd’ en hij een geblokt shirt droeg, terwijl uit de dossierstukken en uit de ter terechtzitting getoonde beelden blijkt dat meerdere personen aan deze kenmerken voldeden. Bovendien heeft verdachte duidelijk zichtbare tatoeages terwijl geen van de aangevers of getuigen daar gewag van hebben gemaakt en voorts niet vast staat dat verdachte is gepepperd, zo stelt de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Het geheel aan bewijsmiddelen overziend, waaronder enerzijds de belastende verklaringen van de verbalisanten [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [verbalisant] en de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en anderzijds de verklaring van verdachte zelf, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat het wel degelijk verdachte was die zich samen met onder meer zijn medeverdachten [verdachte 2], [verdachte 1], alsmede een onbekend gebleven persoon in een witte blouse schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde gewelddadige gedragingen en dat hij zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte gewelddadige handelingen heeft gepleegd in de richting van hoofdagent [slachtoffer 1] (feit 1). Zoals blijkt uit de bewijsmiddelen heeft verdachte verder een bierfles in de richting van de politieambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] gegooid, waarna de situatie is geëscaleerd (feit 2).
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat verdachte deel uitmaakte van de groep die de agenten heeft belaagd. Hij heeft onder andere met gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer 3] geslagen en heeft een fiets tegen het hoofd van de aspirant van de politie [slachtoffer 4] gegooid. Verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de tegen de agenten gepleegde openlijke geweldpleging (feit 3).
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door de verbalisanten gedane herkenning van verdachte zoals deze is vastgelegd in de verschillende ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. Dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling is niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
Verbalisant [slachtoffer 3] heeft verklaard:

Nadat ik verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] gepepperd had liepen zij weg in de richting van het centrum. Vervolgens ben ik samen met de collega’s [verbalisant] en [slachtoffer 4] achter de 2 verdachten aangelopen met de intentie om hen aan te gaan houden. In de Kerkstraat troffen we beide verdachten aan welke behoorlijk last hadden van het feit dat zij gepepperd waren” (dossierpagina 49).
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard:

Collega [slachtoffer 3] zei tegen mij dat de beide mannen die hij net gepepperd had in de richting van de Kerkstraat/Weemstraat liepen. Dit waren twee van de drie mannen die even daarvoor collega [slachtoffer 1] meerdere malen in zijn gezicht hadden geslagen.
Ik ben daarop met collega [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] achter beide mannen aangegaan. Ik zag dat de beide mannen ter hoogte stonden van een shoarmazaak. Ik zag dat beide mannen met beide handen in hun gezicht wreven” (dossierpagina 66).
Voorts heeft verbalisant [slachtoffer 2] verklaard:
“Ik zag dat verdachte [verdachte 2] en [verdachte 3] richting shoarmatent [shoarmatent] liepen. Ik zag dat collega [slachtoffer 3], [verbalisant] en [slachtoffer 4] achter hen aan gingen. Kort hierna kreeg ik via de portofoon mee dat de collega’s aanhoudingen hadden verricht in de shoarmatent” (dossierpagina 57).
In de zittingszaal is een DVD, inhoudende de beelden van een beveiligingscamera van een pand gelegen aan de Woldpromenade ([naam]) – in gedeelten ook vertraagd - afgespeeld. Deze camera is opgesteld tussen de plaats waar het voorval heeft plaatsgevonden, de Woldpromenade [nummer 1] waar [café] is gelegen, en de plaats waar verdachte is aangehouden, de Kerkstraat [nummer 2] bij shoarmarestaurant [shoarmatent].
De rechtbank heeft waargenomen dat op het filmpje tussen 02:08:58 uur en 02:09:07 uur een drietal mannelijke personen is te zien waarvan één met een geblokt overhemd met korte mouwen en zichtbare tatoeages.
De rechtbank heeft voorts waargenomen dat deze mannen tussen 02:09:43 en 02:09:49 worden gevolgd door een drietal geüniformeerde politieagenten en een vierde persoon.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van voornoemde beelden exact past bij de hiervoor weergegeven verklaringen van de verbalisanten. Gelet hierop bestaat er bij de rechtbank geen twijfel over de herkenning door verbalisanten van verdachte als één van de geweldplegers. De omstandigheid dat er bij de shoarmazaak meerdere personen met geblokte shirts hebben rondgelopen en ook meerdere personen zijn gepepperd, zoals door de raadsman gesteld, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat de verbalisanten niet hebben verklaard dat verdachte tatoeages op zijn armen heeft, terwijl dat wel het geval blijkt te zijn. Op grond van deze eigen waarneming door de rechtbank, in samenhang met de verklaringen van de verbalisanten [slachtoffer 3], [verbalisant] en [slachtoffer 2] dat zij verdachte na het voorval zijn gevolgd in de richting van de Kerkstraat alwaar zij hem hebben aangehouden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op
25 augustus 2013 schuldig heeft gemaakt aan hieronder bewezenverklaarde feiten.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1
primair.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] hoofdagent bij de regiopolitie IJsselland, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- met zeer veel kracht meermalen die [slachtoffer 1] tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en gestompt en
- met (zeer) veel kracht (meermalen) die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
primair.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], brigadier van de regiopolitie Ijsselland en [slachtoffer 2], agent van de regiopolitie Ijsselland opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, een bierfles ter hand heeft genomen en vervolgens deze bierfles met zeer veel kracht in de richting van het hoofd, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 25 augustus 2013, te Steenwijk, met anderen, op of aan de openbare weg, de "Woldpromenade", openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] tijdens hun functie van de regiopolitie IJsselland, welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- aanvallen van en indringen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- aannemen van een gevechtshouding tegenover die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] en
- kapot trekken/scheuren van de kleding van die [slachtoffer 3] en
- duwen/gooien van die [slachtoffer 3] tegen de ingang van het café ([café]) en
- (telkens) inlopen op die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 1] (zulks terwijl die politieambtenaren geen mogelijkheid hadden om weg te komen) en daarbij luid schreeuwen/scanderen "vieze kankerlijers laat ons naar binnen dan schop ik ze dood" en/of "wat wil jij nou doen dan, ook jou sla ik dood" en
- gooien met een fiets tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en
- slaan en stompen tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2].
Van het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Strafbaarheid VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
1
primair.
Medeplegen van poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2
primair.
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

motivering van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging gericht tegen een viertal politieagenten, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van twee van deze politieagenten door het gooien van een bierflesje en dat hij voorts heeft deelgenomen aan de poging tot zware mishandeling van één van de agenten.
Deze feiten zijn tegen de politieagenten gepleegd gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de politieagenten door hen pijn en letsel toe te brengen, maar heeft ook blijk gegeven van minachting voor deze functionarissen, waardoor tevens het openbaar gezag werd aangetast.
Functionarissen werkzaam in het publieke domein ten dienste van de burger, hoeven zich een dergelijke handelwijze niet te laten welgevallen en verdienen naar het oordeel van de rechtbank extra bescherming tegen agressieve of gewelddadige bejegening. Gelet hierop ligt een verhoging van de straf in de rede.
Blijkens de door de verbalisanten ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen heeft het voorval zeer ingrijpende gevolgen voor hen gehad. Daarnaast heeft het handelen van verdachte ook de gevoelens van onveiligheid in uitgaansgebieden bevorderd. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een beknopt reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 11 december 2013 waarin staat vermeld dat geen reclasseringstoezicht is geïndiceerd omdat verdachte geen probleemgebieden heeft waarbij hij hulp nodig heeft.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 november 2013 waaruit blijkt dat verdachte strafrechtelijke documentatie heeft.
De rechtbank acht alles afwegende termen aanwezig om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan een deel, als waarschuwing, in voorwaardelijke vorm.
De beslissing van de rechtbank berust, naast de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 1.500,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.500,-- .
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2 primair en 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van de hiervoor onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,-.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 700,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 700,--. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feiten 2 primair en 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 600,-- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het hiervoor onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 600,--.
De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Beslissing

Het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot
6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1 primair):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 1.500,-- (zegge: vijftienhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 2 primair en 3):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 3):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 700,-- (zegge: zevenhonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feiten 2 primair en 3):
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], domicilie kiezend te Zwolle, van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro).
Verdachte is naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover verdachte en/of een van zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan deze verplichting dan komt de andere daarmee te vervallen.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 600,--, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. M. Ferschtman en Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2014.
Mr. M. Ferschtman voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.