ECLI:NL:RBOVE:2014:2163

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
C/08/154508 / KG ZA 14-131
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen Paddy's B.V. en voormalige werknemers over ontbindingsvergoedingen en beslaglegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paddy's B.V. en haar voormalige werknemers, gedaagden. Eiseres, Paddy's B.V., vorderde dat de gedaagden de executie van een beschikking van de kantonrechter van 19 augustus 2013 zouden staken. De gedaagden hadden executoriaal beslag gelegd op de bankrekening en de inventaris van eiseres, naar aanleiding van ontbindingsvergoedingen die aan hen waren toegekend. Eiseres stelde dat zij aan haar financiële verplichtingen had voldaan door een deel van de vergoedingen te betalen en een deel te verrekenen met vorderingen die zij op gedaagden had. Eiseres betoogde dat de beslagen vexatoir waren en dat de executie zou leiden tot een financiële noodsituatie voor haar bedrijf.

De gedaagden voerden verweer en stelden dat eiseres haar verplichtingen niet nakwam, waardoor zij recht hadden op executie van de ontbindingsvergoedingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de door eiseres gevraagde voorzieningen voldoende aanwezig was, maar verwierp het verweer van eiseres. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de executoriale titels en dat de vorderingen van eiseres niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 1.336,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/154508 / KG ZA 14-131
Vonnis in kort geding van 23 april 2014 (fs)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PADDY'S B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. P.H.A. Mulder te Almelo,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaten mrs. L.T. den Hollander en M. Colenbrander te Zwolle.
Partijen zullen hierna ook Paddy’s, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de op 15 april 2014 door gedaagden ingebrachte producties,
  • de op 15 april 2014 door eiseres ingebrachte producties,
  • de brief van 16 april 2014 van eiseres,
  • de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting op 16 april 2014,
  • de pleitnota van eiseres en
  • de pleitnota van gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagden zijn in dienst geweest bij eiseres. Bij twee afzonderlijke beschikkingen van de kantonrechter van deze rechtbank van 19 augustus 2013, zijn de tussen arbeidsovereenkomsten tussen partijen ontbonden. Daarbij zijn er ontbindingsvergoedingen aan de werknemers toegekend van € 13.234,00 bruto voor [gedaagde 1] en € 36.160,00 bruto voor [gedaagde 2].
2.2.
Op 8 januari 2014 en op 14 januari 2014 zijn de grossen van voornoemde beschikkingen aan eiseres betekend met de aanzegging om binnen twee dagen na de respectievelijke betekeningsdata, over te gaan tot betaling van de in de exploten genoemde bedragen. Daarbij is aangetekend dat bij niet-voldoening aan dit bevel de executoriale titels ten uitvoer zullen worden gelegd door alle middelen rechtens, speciaal door middel van beslag op en verkoop van roerende zaken, alsmede door derdenbeslag.
2.3.
Op 17 februari 2014 hebben gedaagden ten laste van eiseres onder de coöperatieve Rabobank Enschede-Haaksbergen executoriaal (derden)beslag gelegd op onder meer, maar niet uitsluitend, de rekening met het rekeningnummer [rekeningnummer].
2.4.
Op 27 maart 2014 hebben gedaagden executoriaal beslag gelegd op een deel van de inventaris van eiseres.
2.5.
Het proces-verbaal van beslaglegging van 27 maart 2014 is op 1 april 2014 aan eiseres betekend, met de aanzegging dat de verkoop van de in beslag genomen roerende zaken zal plaatsvinden op donderdag 8 mei 2014.
2.6.
Eiseres heeft vervolgens onderhavig kort geding ingeleid.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert samengevat - de executie op basis van de beschikkingen van 19 augustus 2013 te staken en gestaakt te houden, waaronder meer in het bijzonder opheffing van het executoriale derdenbeslag op de bankrekening, opheffing van het beslag op de roerende zaken en/of staking van de aangekondigde executieverkoop, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure.
3.2.
Eiseres legt - zakelijk weergegeven - aan haar vordering ten grondslag dat zij volledig heeft voldaan aan haar financiële verplichtingen jegens gedaagden, door het uitbetalen van de door de kantonrechter vastgestelde ontbindingsvergoedingen. Eiseres heeft deze vergoedingen, met aftrek van fiscale inhoudingen, voldaan door een deel te betalen en een deel te verrekenen met vorderingen die zij nog op gedaagden had. De nog te verrekenen bedragen vloeien volgens eiseres onder meer voort uit de uren die gedaagden, vanaf de data waarop zij zich hebben ziek gemeld tot het einde van hun dienstverband, niet hebben gewerkt, maar wel netto uitbetaald hebben gekregen om financiële problemen te voorkomen. Nu volgens eiseres op grond van informatie van de arboarts en het UWV is gebleken dat gedaagden zich ten onrechte hebben ziek gemeld, dient hun weigering om in genoemde periode werkzaamheden te verrichten niet voor rekening van de werkgever te komen en dienen deze uren te worden aangemerkt als genoten onbetaald verlof. Ook dienen volgens eiseres als onbetaald verlof te worden aangemerkt de uren die gedaagden feitelijk minder hebben gewerkt dan de uren conform hun arbeidscontract. Uren die zij normaal gesproken in de drukke zomermaanden zouden inhalen, maar waarvan het door het tussen partijen ontstane conflict niet meer is gekomen. Een andere nog te verrekenen post was het salaris over de maand september 2013 dat abusievelijk twee keer aan gedaagden is betaald. Deze verrekenposten heeft eiseres in mindering gebracht op de door de kantonrechter toegekende vergoedingen en de bedragen die gedaagden nog van haar tegoed hadden, namelijk vakantiegeld over de periode juni tot oktober 2013 en een doorgevoerde loonsverhoging. Eiseres is van mening dat zij door het overmaken van een nettobedrag van € 881,91 aan [gedaagde 1] en € 2.551,60 aan [gedaagde 2] voldaan heeft aan haar financiële verplichtingen jegens gedaagden en dat partijen over een weer finaal zijn gekweten.
3.3.
Als gedaagden al een vordering op eiseres zouden hebben, bestaat er volgens eiseres grote onduidelijkheid over de omvang daarvan, omdat gedaagden volgens eiseres goochelen met netto- en brutobedragen ten aanzien van vakantiegeld. Eiseres leidt uit de beslagexploten af dat de beslagen zijn gelegd ter hoogte van de bruto (ontslag)vergoedingen. Dit is niet juist, omdat werknemers recht hebben op nettobedragen, zo stelt eiseres, die daaraan de conclusie verbindt dat het executoriaal gelegde beslag vexatoir is en niet de verkoop van de inventaris van eiseres rechtvaardigt. Bovendien zal de opbrengst van de gedwongen verkoop beperkt zijn, zodat een mogelijk schuld van eiseres in dat geval maar beperkt afgelost zal kunnen worden, terwijl de aanschafwaarde van vervangende inventaris vele keren meer bedraagt. Om die reden dient een eventuele vordering van gedaagden dan ook niet op de inventaris te worden verhaald. Door de verkoop van de inventaris zal er voor eiseres onmiddellijk een financiële noodsituatie ontstaan, ook omdat zij enkele dagen haar deuren zal moeten sluiten, waardoor zij – evenals haar werknemers – aanzienlijke inkomsten mist. Nu de schade aanzienlijk is, terwijl de gepretendeerde vorderingen nihil, althans aanzienlijk lager zijn dan gedaagden stellen, dient bij een afweging van belangen het belang van eiseres om de beslagen op te heffen althans de executoriale verkoop te staken en gestaakt te houden totdat tussen partijen (al dan niet in rechte) definitief komt vast te staan wie nog wat te vorderen heeft, te prevaleren. Het onder die omstandigheden afdwingen van de executie van rechterlijke uitspraken is ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus eiseres.
3.4.
Gedaagden voeren verweer. Met betrekking tot de procedure stellen zij rauwelijks te zijn gedagvaard en werpen zij eiseres tegen niet te hebben voldaan aan de substantiëringsplicht. Inhoudelijk voeren zij tegen de vorderingen van eiseres aan dat een titel voor verrekening ontbreekt. Derhalve staat vast dat eiseres haar verplichtingen uit de ontbindingsbeschikkingen niet nakomt, wat gedaagden het recht geeft om de beschikkingen te executeren. Volgens gedaagden hebben zij op 27 juni 2013 ontslag op staande voet gekregen, dan wel zijn zij op non-actief gesteld. Nadien hebben zij zich bereid en ook herhaalde malen beschikbaar verklaard om op eerste afroep van eiseres hun werkzaamheden te hervatten. Nu eiseres gedaagden niet heeft opgeroepen, ligt de omstandigheid dat gedaagden hun werkzaamheden (al dan niet in het kader van re-integratie) niet hebben verricht, in de risicosfeer van eiseres als werkgever. Gedaagden hebben tot 1 oktober 2013 recht op loon behouden, dat ook door eiseres is doorbetaald. Van het onverschuldigd betalen van loon is dan ook geen sprake geweest. Gedaagden erkennen dat het loon over de maand september 2013 twee keer is betaald. Het daarmee gemoeide bedrag is door eiseres echter reeds ingehouden op dat deel van de vergoedingen waarvan zij erkent dit te moeten voldoen. Het restant van de ontbindingsvergoedingen is volgens gedaagden dan ook onverkort opeisbaar en door hen te executeren.
3.5.
Eiseres doet volgens gedaagden voorkomen dat er ten onrechte brutobedragen zijn opgeëist door de deurwaarder. Dit is echter de gebruikelijke gang van zaken, zo stellen gedaagden, omdat het niet aan de deurwaarder is om te bepalen welk deel van dit brutobedrag netto aan de werknemer toekomt. Met betrekking tot de verrekening stellen gedaagden dat een inhoudelijke discussie over de eindafrekening bij einde dienstverband niet thuishoort in een executiegeschil als het onderhavige. De grondslag voor de executie is volgens gedaagden klip en klaar en de gegrondheid van het verweer van eiseres is niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Om die reden dient de voorzieningenrechter in de visie van gedaagden de executie ondanks het beroep op verrekening toe te staan.
3.6.
Subsidiair betogen gedaagden gemotiveerd dat zij nog een vordering op eiseres hebben uit hoofde van de eindafrekening, nog uit te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en nabetaling CAO-verhogingen.
3.7.
Gedaagden betwisten dat sprake is van een noodtoestand als gevolg waarvan de executie zou dienen te worden gestaakt. Nieuwe feiten zijn gesteld noch gebleken. Het restitutierisico is volgens gedaagden beperkt.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang bij de door eiseres gevraagde voorzieningen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gegeven de gelegde beslagen en de aangezegde executoriale verkoop, voldoende aanwezig.
Rauwelijks dagvaarden en substantiëringsplicht
4.2.
De voorzieningenrechter volgt gedaagden niet in hun betoog dat eiseres hen rauwelijks heeft gedagvaard. Uit de in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen blijkt dat partijen uitgebreid met elkaar hebben gedebatteerd over de geschilpunten die uiteindelijk hebben geleid tot het leggen van executoriale (derden)beslagen.
4.3.
In artikel 111 lid 3 Rv is weliswaar bepaald dat het exploot van dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermeldt (de substantiëringsplicht), maar de wet verbindt aan het niet voldoen aan dit vereiste geen andere consequentie dan dat de rechter daaraan de gevolgen kan verbinden die hij geraden acht.
4.4.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer. De dagvaarding is voldoende feitelijk en concreet onderbouwd. Gedaagden zijn ter zitting in staat gebleken om hun verweer volledig in te richten en hun standpunt (uitgebreid) nader toe te lichten.
Het executiegeschil
4.5.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een executoriale titel slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien de te executeren titel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na de verkrijging van de executoriale titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.6.
Dat sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de executoriale titels, voortvloeiend uit de beschikkingen van de kantonrechter van 19 augustus 2013 is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van feiten en omstandigheden die zich na het verkrijgen van de executoriale titels hebben voorgedaan en die zouden kunnen rechtvaardigen dat van de daarin genomen beslissingen wordt afgeweken.
4.7.
Eiseres stelt terecht dat – indien en voor zover zij een vordering heeft op gedaagden uit hoofde van onbetaald door gedaagden genoten verlof waarvoor eiseres al wel een vergoeding heeft betaald en abusievelijk twee keer over dezelfde maand uitbetaald salaris – zij haar schuld jegens gedaagden uit hoofde van de hen toegekende ontbindingsvergoedingen met deze vorderingen mag verrekenen. Indien de omvang van haar vorderingen op gedaagden meer bedraagt dan de omvang van de vorderingen die gedaagden nog op haar hebben, dan is als gevolg van deze verrekening haar schuld jegens gedaagden geheel teniet gegaan.
4.8.
De voorzieningenrechter acht niet op voorhand onaannemelijk dat eiseres een geldvordering jegens gedaagden heeft. Zolang deze echter door gedaagden gemotiveerd betwist wordt, staat deze vordering, althans de omvang daarvan, niet vast.
4.9.
Een executieprocedure als het onderhavige leent zich niet voor vaststelling van een betwiste tegenvordering. Daarvoor dienen partijen zich zonodig (weer) tot de kantonrechter te wenden. Nu de (hoogte van de) door eiseres gepretendeerde vorderingen op gedaagden nog niet kunnen worden vastgesteld, kan in kort geding niet worden uitgegaan van een bevoegdheid tot verrekening.
4.10.
Van het door eiseres gestelde misbruik van executiebevoegdheid is onder deze omstandigheden geen sprake.
4.11.
Tussen partijen is nog in geschil dat de deurwaarder de in de beschikkingen van de kantonrechter vastgestelde bruto bedragen netto wil executeren, dus zonder daarop de door eiseres in te houden loonbelasting en premies in mindering te brengen. Het ligt echter in de macht van eiseres om dit te voorkomen door aan de deurwaarder een bruto/netto-specificatie te verstrekken, zonder in die specificatie op te nemen de door gedaagden betwiste tegenvorderingen van eiseres. Aan de hand van die specificatie kan de deurwaarder dan - zoals gebruikelijk - overgaan tot verdeling van de geïncasseerde gelden, waarbij de (ex)werknemer de netto-equivalent van de vergoeding ontvangt, terwijl de (ex)werkgever de aan de fiscus af te dragen loonbelasting en premies terugbetaald krijgt.
4.12.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
4.13.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat mr. L.T. den Hollander 527,00
- salaris advocaat mr. M. Colenbrander
527,00
Totaal € 1.336,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.336,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek en in het openbaar uitgesproken op
23 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. []