In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Paddy's B.V. en haar voormalige werknemers, gedaagden. Eiseres, Paddy's B.V., vorderde dat de gedaagden de executie van een beschikking van de kantonrechter van 19 augustus 2013 zouden staken. De gedaagden hadden executoriaal beslag gelegd op de bankrekening en de inventaris van eiseres, naar aanleiding van ontbindingsvergoedingen die aan hen waren toegekend. Eiseres stelde dat zij aan haar financiële verplichtingen had voldaan door een deel van de vergoedingen te betalen en een deel te verrekenen met vorderingen die zij op gedaagden had. Eiseres betoogde dat de beslagen vexatoir waren en dat de executie zou leiden tot een financiële noodsituatie voor haar bedrijf.
De gedaagden voerden verweer en stelden dat eiseres haar verplichtingen niet nakwam, waardoor zij recht hadden op executie van de ontbindingsvergoedingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang bij de door eiseres gevraagde voorzieningen voldoende aanwezig was, maar verwierp het verweer van eiseres. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de executoriale titels en dat de vorderingen van eiseres niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden werden begroot op € 1.336,00.