Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
Taken
3.Het geschil
Primair
Subsidiair
4.De beoordeling
904,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderen eisers, de echtgenoot en de zoon van erflaatster, toestemming voor het laten verrichten van een obductie op het lichaam van erflaatster, die op 22 april 2014 is overleden na een auto-ongeluk. Gedaagde, de dochter van erflaatster en executeur van haar nalatenschap, verzet zich tegen deze vordering. De rechtbank heeft eerder op 25 april 2014 een tussenvonnis gewezen waarin werd overwogen dat de gronden voor de beslissing in het eindvonnis zouden worden gegeven. De rechtbank oordeelt dat gedaagde, als executeur, de bevoegdheid heeft om te beslissen over de obductie, en dat eisers geen groter belang hebben dan gedaagde. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af, omdat de gemeentelijke lijkschouwer geen reden voor obductie heeft gezien en de executeur de wens van erflaatster vertegenwoordigt. De rechtbank concludeert dat de belangen van gedaagde zwaarder wegen dan die van eisers, en dat er geen voldoende onderbouwing is voor de vorderingen van eisers. De proceskosten worden aan eisers opgelegd.