ECLI:NL:RBOVE:2014:235

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
08/721328-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en vrijspraak van verdachte in witwaszaak

Op 21 januari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 januari 2014 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. L. Grooters, en de raadsman van de verdachte, mr. G.F. Schadd, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten van witwassen, waarbij de verdachte werd verweten dat zij samen met anderen een gewoonte had gemaakt van het verhullen van de criminele herkomst van geldbedragen en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, maar heeft ook geoordeeld dat de gedragingen die de verdachte in de variant van schuldheling werden verweten, verjaard waren voor zover gepleegd vóór 27 juni 2006.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde had begaan. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar partner bij de gepleegde feiten. Ook was er geen bewijs dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de gelden die gebruikt waren voor de verwerving van de woning, garagebox en auto. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van de gedragingen die de verdachte in de variant van schuldheling verweten werden en heeft zij de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/721328-12
Datum vonnis: 21 januari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in Almelo,
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: er samen met een ander of anderen een gewoonte van heeft gemaakt om de criminele herkomst van geldbedragen en/of goederen te verhullen (witwassen);
subsidiair: samen met een ander of anderen die geldbedragen en/of goederen heeft verworven, voor handen gehad en/of overgedragen, terwijl zij wist dan wel moest vermoeden dat die geldbedragen en/of goederen van misdrijf afkomstig waren,
meer subsidiair: opzettelijk voordeel heeft genoten van geldbedragen, door gebruik te maken van die geldbedragen dan wel van goederen (woning, garagebox en een auto) die zijn aangeschaft met uit misdrijf verkregen geld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij in of omstreeks (de nader te noemen tijdstippen in) de periode van
1 januari 2004 tot en et 25 juni 2012, in de gemeente Almelo en/althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt door)
(telkens) van een voorwerp,
te weten een geldbedrag(en), en wel:
* op of omstreeks 7 januari 2005 een contante storting van euro 26.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 5/7 deeldossier [straat 1] pag 026), en/of
* op of omstreeks 21 maart 2006 en/of 23 maart 2006 (telkens) een contante
storting van (in totaal een drietal) bedrag(en) respectievelijk euro
10.145,-- en/of euro 855,-- en/of euro 3.410,-- op rekening [rekeningnummer 1]
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 21 februari 2008 een viertal contante storting(en) van
respectievelijk euro 1.000,-- en/of euro 5.000,-- en/of euro 1.650,-- en/of
euro 2.850,-- op rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier
[straat 2]), en/of
* op of omstreeks 25 maart 2008 een drietal contante storting(en) van
respectievelijk euro 2.450,-- en/of euro 50.-- en/of euro 3.000,-- op
rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 27 juni 2008 een viertal contante storting(en) van
respectievelijk euro 2.000,-- en/of euro 7.390,-- en/of euro 6.075,-- en/of
euro 350,-- op rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier
[straat 2]), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 5.900,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 6.000,-- op
rekening [rekeningnummer 3] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* in of omstreeks de maand december 2007 een bedrag van euro 11.500,--
(“Aflossing lening en rente zoals besproken” - ordner 7/7 deeldossier
voertuigen), en/of
te weten (een) goed(eren), en wel:
* in of omstreeks de periode van 27 augustus 2004 tot en met 20 januari 2005
een woonhuis aan de [adres 1] te [plaats], (ordner 5/7 deeldossier
[straat 1]), en/of
* in of omstreeks de periode van 24 maart 2006 tot en met 4 juli 2008 een
garagebox/hal aan de [adres 2] te [plaats],
( ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* in of omstreeks de periode van 17 mei 2008 tot en met 30 juli 2009 een
personenauto, merk Kia type sportage, kenteken [kenteken] (ordner 7/7
deeldossier voertuigen),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was,
en/of
bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/althans van
die/dat geldbedrag(en) en/of goed(een) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs kon(den)
vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 25 juni 2012 in de gemeente Almelo en/althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal,
(telkens) van een voorwerp,
te weten een geldbedrag(en), en wel:
* op of omstreeks 7 januari 2005 een contante storting van euro 26.500,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 5/7 deeldossier [straat 1] pag 026), en/of
* op of omstreeks 21 maart 2006 en/of 23 maart 2006 (telkens) een contante
storting van (in totaal een drietal) bedrag(en) respectievelijk euro
10.145,-- en/of euro 855,-- en/of euro 3.410,-- op rekening [rekeningnummer 1]
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 21 februari 2008 een viertal contante storting(en) van
respectievelijk euro 1.000,-- en/of euro 5.000,-- en/of euro 1.650,-- en/of
euro 2.850,—- op rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier
[straat 2]), en/of
* op of omstreeks 25 maart 2008 een drietal contante storting(en) van
respectievelijk euro 2.450,-- en/of euro 50,-- en/of euro 3.000,-- op
rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* op of omstreeks 27 juni 2008 een viertal contante storting(en) van
respectievelijk euro 2.000,-- en/of euro 7.390,-- en/of euro 6.075,-- en/of
euro 350,-- op rekening [rekeningnummer 2] (ordner 6/7 deeldossier
[straat 2]), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 5.900,-- op
rekening [rekeningnummer 1] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* op of omstreeks 12 juni 2007 een contante storting van euro 6.000,-- op
rekening [rekeningnummer 3] (ordner 7/7 deeldossier voertuigen), en/of
* in of omstreeks de maand december 2007 een bedrag van euro 11.500,--
(“Af lossing lening en rente zoals besproken” - ordner 7/7 deeldossier
voertuigen), en/of
te weten (een) goed(eren), en wel:
* in of omstreeks de periode van 27 augustus 2004 tot en met 20 januari 2005
een woonhuis aan de [adres 1] te [plaats], (ordner 5/7 deeldossier
[straat 1]), en/of
* in of omstreeks de periode van 24 maart 2006 tot en met 4 juli 2008 een
garagebox/hal aan de [adres 2] te [plaats],
(ordner 6/7 deeldossier [straat 2]), en/of
* in of omstreeks de periode van 17 mei 2008 tot en met 30 juli 2009 een
personenauto, merk Kia type sportage, kenteken [kenteken] (ordner 7/7
deeldossier voertuigen),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij
en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die/dat aanzienlijk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) (telkens) wist(en)
dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen geld en/of goed(eren) betrof;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004
tot en met 25 juni 2012 in de gemeente Almelo en/althans (elders) in
Nederland,
(telkens) opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen
geldbedrag(en ) voordeel heeft getrokken,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk aan genomen en/of voor eigen
gebruik aangewend en/of (mede) gebruik gemaakt van:
- een woning aan de [adres 1] te [plaats], en/of
- een garagebox/hal aan de [adres 2] te [plaats], en/of
- een personenauto, merk Kia Sportage, kenteken [kenteken],
welke woning en/of garagebox/hal en/of personenauto (telkens) met (een deel
van) de opbrengst van de teelt en/of handel in verdovende middelen
(hennepteelt/handel) was/waren verkregen;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, alsmede tot een gevangenisstraf van
3 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij, behoudens na te melden onderdelen, bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf, van 120 uren, alsmede tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er volgens haar nooit iets strafbaars heeft plaatsgevonden en dat alle betalingen gewoon van het haar en haar echtgenoot rechtmatig toebehorende geld hebben plaatsgevonden. Zij stelt dat zij niets weet van de weedhandel van haar echtgenoot.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij stelt dat niet bewezen kan worden dat verdachte enige strafbare betrokkenheid had bij het tenlastegelegde, dat er geen bewijsmiddelen zijn die duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar echtgenoot bij de strafbare feiten waarvoor haar echtgenoot is veroordeeld en voorts dat uit geen enkel bewijsmiddel volgt dat verdachte wetenschap had over de herkomst van de geldbedragen en voorwerpen genoemd in de tenlastelegging. Verdachte wist evenmin dat mogelijk uit misdrijf verkregen gelden zijn aangewend ter verkrijging van de woning, garagebox en Kia, zodat verdachte bij gebrek aan bewijs van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
De raadsman stelt voorts dat de tenlastegelegde feiten verjaard zijn, voor zover gepleegd vóór 27 juni 2006 én voor zover het de variant schuldheling betreft .
5.2
De (bewijs-)overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is, evenals de raadsman van oordeel, dat verweten gedragingen gepleegd voor 27 juni 2006 (asterisken 1, 2, 9 en 10 gedeeltelijk) en betrekking hebben op schuldheling, verjaard zijn, op grond waarvan de officier van justitie ten aanzien van die gedragingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het resterende primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte van die feiten wordt vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij dat er voor het primair en het subsidiaire feit niet kan worden bewezen dat er tussen verdachte en haar partner een nauwe en bewuste samenwerking bestond bij het plegen van die feiten.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat er bij verdachte wetenschap bestond omtrent de criminele herkomst, de weedhandel, van het geld dat gebruikt is voor de betaling van de woning, de garagebox en de personenauto, Kia.
5.3
De conclusie
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gedragingen die verdachte in de variant van schuldheling verweten worden en die gepleegd zijn voor 27 juni 2006 (asterisken 1, 2, 9 en 10 gedeeltelijk).
De rechtbank acht niet bewezen wat voor het overige aan de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van de gedragingen die verdachte subsidiair in de tweede plaats worden verweten en die gepleegd zijn voor 27 juni 2006. (asterisken 1, 2, 9 en 10 gedeeltelijk).
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, het subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. M.E. van Wees en mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van Groot, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.