5.3De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de maand juni 2012 in de gemeente Hof van Twente en elders in Nederland en/of in Roemenië, tezamen en in vereniging met anderen, een Roemeense vrouw, te weten:
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedag 2] 1996,
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die vrouw, [slachtoffer 3], enige handeling heeft ondernomen waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van een vrouw, [slachtoffer 3], met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 3], de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt,
hierin bestaande dat verdachte tezamen met zijn mededaders:
- gebruik heeft gemaakt van het geestelijke en lichamelijke overwicht dat verdachte en zijn
mededaders over die [slachtoffer 3] hadden, en
- ten aanzien van die vrouw die de Nederlandse taal niet machtig was en onbekend was in
Nederland en onbekend was met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en bijna
niemand in Nederland kende en zich in een kwetsbare (financiële) positie bevond,
voornoemde vrouw heeft benaderd en/of heeft laten benaderen voor prostitutie-
werkzaamheden, en
- het vervoer van die vrouw vanuit Roemenië naar Nederland heeft
geregeld/georganiseerd/betaald, en
- het identiteitsbewijs van die vrouw af heeft genomen en/of in bewaring heeft genomen
en/of laten nemen, en
- ten aanzien van die minderjarige [slachtoffer 3] haar ouders heeft
misleid door tegenover die ouders aan te geven dat hun minderjarige
dochter vanuit Roemenië naar Hongarije zou gaan om daar te werken, en
- ten aanzien van die minderjarige [slachtoffer 3] ten behoeve van haar
uitreis uit Roemenië een notariële akte heeft geregeld en/of laten regelen, en
- verdachtes mededaders caravan voor het verrichten van prostitutie-werkzaamheden door
die vrouw ter beschikking heeft gesteld, en
- erotisch getinte foto's van die vrouw heeft gemaakt en/of heeft laten maken en die foto's en
contactadvertentie(s) van die vrouw op internet heeft gezet en/of laten zetten, en
- die vrouw in contact heeft gebracht en/of laten brengen met een klant en naar die klant
heeft vervoerd of laten vervoeren, en
- de verdiensten van die vrouw voor die prostitutie-werkzaamheden
(gedeeltelijk) heeft afgenomen en/of laten afnemen en/of laten afgeven en/of
bewaard en een schuldrelatie met die vrouw heeft laten ontstaan.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewezenverklaarde nog dat weliswaar niet rechtstreeks uit enig bewijsmiddel blijkt dat [slachtoffer 3] onbekend was met de Nederlandse regels en wetten en gewoonten en bijna niemand in Nederland kende, maar dat dit blijkt uit alle feiten en omstandigheden zoals deze blijken uit de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor betrokkenheid van verdachte bij mensenhandel ten aanzien van de aangeefster [slachtoffer 1]. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van deze aangeefster vrij spreken.
Verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij de vrouwen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4].
Ten aanzien van betrokkenheid van verdachte bij slachtoffer [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 2] is zowel bij de rechter-commissaris in Roemenië als in Nederland gehoord. Op 10 oktober 2012 heeft [slachtoffer 2] in Roemenië verklaard over haar prostitutiewerkzaamheden in Roemenië en Nederland en wie er in Nederland bij betrokken waren. Zij verklaart dat zij via [verdachte 4] in contact is gekomen met [verdachte 1] en op die manier naar Nederland is gekomen. [verdachte 4] vroeg haar of zij wilde werken voor een Nederlander. [verdachte 1] was naar Roemenië gekomen om haar en [slachtoffer 1] op te halen. Over verdachte verklaart zij op 10 oktober 2012 dat zij van [verdachte 4] wist dat verdachte een pooier was en dat [verdachte 4] hem in de gevangenis wilde hebben om wraak te nemen. [verdachte 4] heeft haar verteld dat zij werd geslagen door verdachte en dat verdachte [verdachte 4] voortdurend op pad stuurde om zich te prostitueren. Verderop in haar verklaring verklaart [slachtoffer 2] dat zij niet weet hoe verdachte in Nederland is gekomen, maar dat zij gehoord heeft dat hij is gearresteerd omdat hij een minderjarig meisje naar [verdachte 1] in Nederland zou hebben gebracht. Aan het einde van haar verklaring zegt zij nog dat zij niet weet of verdachte in de prostitutie werkt en dat hij niet betrokken was bij haar vertrek naar Nederland. Wel verklaart zij dat zij door hem is bedreigd met de dood en dat hij haar naar het buitenland zou brengen. Dit heeft zij gehoord van de moeder van [naam 4].
Uit het dossier blijkt verder dat [naam 4] de broer van [verdachte 4] is.
Op 19 maart 2013 legt [slachtoffer 2] in Nederland een verklaring af bij de rechter-commissaris. De verklaring die zij daar aflegt is een andere verklaring dan die zij eerder heeft afgelegd. Hierin verklaart [slachtoffer 2] uitgebreid over verdachte als zijnde degene die haar had gezegd dat zij naar Nederland moest gaan, die haar in contact had gebracht met [verdachte 1] en [verdachte 2]. Haar man zou ook door verdachte naar Nederland zijn gebracht. Verder verklaart zij dat als zij klanten weigerde dat zij werd geslagen door [verdachte 1] en verdachte, dat zij met [verdachte 1] en verdachte naar bed moest, dat zij geld moest verdienen voor verdachte, dat verdachte haar identiteitsbewijs had en dat [verdachte 1] en [verdachte 3] de prijs hadden bepaald.
Deze belastende verklaring van [slachtoffer 2] wordt op essentiële punten niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Haar man, [naam 4], verklaart weliswaar op 21 mei 2013 bij de rechter-commissaris dat zijn vrouw door verdachte naar Nederland is gebracht, maar dat heeft hij van zijn vrouw gehoord. Over zijn komst naar Nederland verklaart hij dat hij door [verdachte 1] werd gevraagd om naar Nederland te komen.
Uit deze laatste verklaring van [slachtoffer 2] komt een rol van verdachte naar voren die door geen enkele verklaring van de andere slachtoffers wordt ondersteund. [slachtoffer 1] verklaart helemaal niet over betrokkenheid van verdachte bij haar verblijf in Nederland, dit terwijl zij tegelijk in Nederland moeten zijn geweest en verdachte er volgens de verklaring van [slachtoffer 2] ook in Nederland was.
De officier van justitie heeft nog gewezen op de verklaring van [getuige] en [verdachte 2]. [getuige], de moeder van [verdachte 4] en [naam 4], verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte met [verdachte 4], [verdachte 1] en [verdachte 2] zaken besproken over [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] en dat de magere man [verdachte 3] geld gaf. De rechtbank begrijpt deze verklaring zo dat er in 1 gesprek is gesproken over [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig, nu vast is komen te staan dat [slachtoffer 4] in de zomer van 2011 naar Nederland is gekomen en [slachtoffer 3] in juni 2012.
[verdachte 2] verklaart meer algemeen dat verdachte degene is die het kleine grut hierheen haalt. Deze laatste verklaring is onvoldoende specifiek om de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 2] te ondersteunen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen laat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2], voor zover deze ziet op de betrokkenheid van verdachte, buiten beschouwing, nu deze verklaring geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel in het dossier.
Ten aanzien van betrokkenheid van verdachte bij slachtoffer [slachtoffer 4] overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 4] verklaart zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris niet over verdachte. Hetgeen de rechtbank hierboven reeds heeft overwogen ten aanzien van de verklaring van [getuige], geldt ook ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij [slachtoffer 4]. Ten slotte verklaart [verdachte 2] nog over betrokkenheid van verdachte bij [slachtoffer 4], maar hetgeen [verdachte 2] verklaart, namelijk dat verdachte telefoneert met [verdachte 4] en dat verdachte gezegd zou hebben dat zij [slachtoffer 4] mee moesten nemen, is naar het oordeel onvoldoende overtuigend in het licht van de andere verklaringen in het dossier.