LTO c.s. voert ten verwere het navolgende aan. [eiser] verzuimt om duidelijk aan te geven wat hij nu exact enerzijds LTO Nederland verwijt en wat hij nu exact anderzijds LTO Noord verwijt. Hierdoor heeft [eiser] niet aan zijn stelplicht voldaan.
De vakgroep kalverhouderij heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de per 1 januari 2010 ingevoerde bedrijfstoeslagen eigendom waren en toekwamen aan de kalverhouder zelf. Dat is in de brief ook zo verwoord.
Dat neemt niet weg dat de vakgroep kalverhouderij inzag dat er sprake was van een probleemsituatie. Immers, tot 1 januari 2010 was het vast gebruik dat de slachtpremie op basis van contractuele afspraken tussen contractgever en contractnemer geheel toekwam aan de contractgever. Zouden per 1 januari 2010 de bedrijfstoeslagen geheel toekomen aan de kalverhouder, dan zou deze abrupte wijziging ten opzichte van de gegroeide praktijk grote gevolgen hebben voor de markt. Zo zou het dan wel mogelijk zijn dat wanneer kalverhouders erop stonden dat de bedrijfstoeslagen geheel aan hen zouden verblijven, hetgeen zij formeel zonder meer als standpunt mochten innemen, de contractgevers, aanzienlijk minder zouden betalen als vergoeding voor het houden, verzorgen en afleveren van de betreffende kalveren. Immers de contractgevers, waaronder Van Drie Groep maar ook Denkavit, zouden het bedrag dat zij voortaan vanaf 2010 moesten missen, te weten de op dat moment afgeschafte slachtpremie, hebben kunnen verrekenen met de vergoeding welke zij bereid zouden zijn geweest om te betalen voor het houden en verzorgen van klaveren. Historisch was tenslotte een situatie gegroeid dat de slachtpremie een onderdeel vormde voor de opbouw van de kostprijs.
De vakgroep kalverhouderij onderkende dit probleem dat ontstond door de wijziging van de regelgeving en heeft vervolgens gemeend, na daartoe goed gecommuniceerd en overlegd te hebben met haar achterban, dus de drie regionale organisaties, hun vakgroepen en de leden-kalverhouders van de regionale organisaties, om een regeling te treffen met de contractgevers waaronder de Van Drie Groep. De vakgroep wilde verstoring en onrust op de markt voorkomen. De vakgroep heeft gehandeld in het belang van de leden van de regionale organisaties.
LTO c.s. heeft geconstateerd dat een meerderheid van de leden de richtlijn (de tientjesregeling) ondersteunt of in ieder geval aanvaardt.
LTO Nederland heeft haar statutaire doelstelling als belangenbehartiger van onder meer de kalverhouderijsector toen dit nodig was opgepakt en heeft in een moeilijke, zich ingrijpend wijzigende marktsituatie, overleg gevoerd en een richtlijn afgesproken na een zorgvuldige afweging en communicatie met de individuele leden van de drie regionale organisaties. Daarmee heeft zij invulling gegeven aan het ledenbelang. Ook LTO Noord had dezelfde visie en was bovendien vertegenwoordigd met leden uit haar eigen vakgroep in de vakgroep van LTO Nederland.