ECLI:NL:RBOVE:2014:240

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
2620723 VV EXPL 13-41
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H. Canté
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nabetaling en doorbetaling van loon in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E.C.P. Erven, vorderde nabetaling en doorbetaling van loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen, wettelijke rente en incassokosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door de heer Yildrim, betwistte de arbeidsovereenkomst en stelde dat deze was ingebracht in een besloten vennootschap die hij had opgericht. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser beoordeeld aan de hand van de arbeidsovereenkomst die op 2 januari 2009 was vastgelegd. De gedaagde kon niet overtuigend aantonen dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd en zijn verweer werd niet geloofwaardig geacht. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiser volledig toewijsbaar was, aangezien de gedaagde de hoogte van de vordering niet had bestreden. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige bedragen, inclusief wettelijke verhogingen en rente, en heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelszaken
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 2620723 VV EXPL 13-41
datum : 14 januari 2014

Vonnis in het kort geding van:

[eiser],

wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
gemachtigde mr. M.E.C.P. Erven, advocaat te Utrecht,
tegen

[gedaagde],

wonende te [adres] [woonplaats 2],
gedaagde partij,
gemachtigde de heer Yildrim.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het exploot d.d. 18 december 2013 houdende een vordering tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 januari 2014.
De eisende partij, bijgestaan door mr. Erven voornoemd, is verschenen.
De gedaagde partij is verschenen, vergezeld door een gemachtigde, de heer Yildrim.

Het geschil

De vordering van eiser strekt ertoe dat gedaagde wordt veroordeeld tot nabetaling en doorbetaling van loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging, wettelijke rente en incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd.

De beoordeling

1.
Eiser baseert zijn vordering op een op 2 januari 2009 schriftelijk vastgelegde arbeidsovereenkomst tussen partijen die niet op rechtsgeldige wijze is geëindigd.
2.
Gedaagde heeft de arbeidsovereenkomst betwist met de stelling, dat die arbeidsovereenkomst, nadat hij een besloten vennootschap had opgericht, in die besloten vennootschap is ingebracht. Hij is dus niet langer de werkgever van eiser, maar dat is zijn (gedaagdes) besloten vennootschap.
3.
De spoedeisendheid van de vordering, die overigens niet is betwist, vloeit uit de aard daarvan voort.
4.
Eiser heeft ter zitting verklaard niets te weten van een besloten vennootschap en al helemaal niet dat zijn arbeidsovereenkomst daarin zou zijn ondergebracht. Gedaagde heeft zijn stellingen omtrent de besloten vennootschap geprobeerd te onderbouwen met de mededeling dat over het hele jaar 2013 de loonstrookjes die aan eiser zijn verstrekt op naam waren gesteld van die besloten vennootschap. Voor het feit dat de loonstrookjes van eiser over 2013, die aan de dagvaarding waren gehecht, overwegend op enkel de naam van zijn oorspronkelijke eenmanszaak “[naam uitzendbureau]” waren gesteld heeft hij geen verklaring kunnen geven. Ook kon hij niet verklaren waarom hij de als productie 10 bij de dagvaarding gevoegde verklaring van 1 november 2013 op briefpapier van zijn eenmanszaak tegenover eiser heeft afgelegd, inhoudende dat hij niet in staat was de vordering te betalen. Bij die gelegenheid heeft hij kennelijk niet gesproken over het inbrengen van de arbeidsovereenkomst in een besloten vennootschap wat daarvan overigens rechtens ook zij.
5.
Gedaagde heeft de hoogte van de vordering niet bestreden, zodat de vordering volledig toewijsbaar is.
6.
Gedaagde wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
- Veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiser te betalen:
a. Ter zake van achterstallig salaris: het netto-equivalent van een bedrag van
€ 4.318,86 bruto;
b. ter zake van achterstallige vakantiebijslag het netto-equivalent van een bedrag van € 1.268,34 bruto;
c. ter zake van overeengekomen salaris het netto-equivalent van een bedrag van
€ 1.233,80 bruto per maand, te voldoen op het gebruikelijke maandelijkse tijdstip en vermeerderd met de vakantietoeslag op het moment dat deze opeisbaar is, alles tot aan het rechtsgeldige einde van het dienstverband;
d. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de hiervoor onder a. en b. genoemde bedragen;
e. ter zake van vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van
€ 654,36 exclusief BTW;
f. de wettelijke rente over alle hiervoor genoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen verschuldigd zijn tot aan de betaling;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiser begroot op:
 € 400,00 voor salaris gemachtigde
 € 96,95 voor explootkosten
 € 219,00 voor griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.H. Canté, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 januari 2014, in tegenwoordigheid van de griffier. (ak)