ECLI:NL:RBOVE:2014:2416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
Awb 14/342
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake doorstroming naar Senior GGP functie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Generalist GGP, had een aanvraag ingediend voor doorstroming naar de functie van Senior GGP, welke door de Korpschef van politie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een recente beoordeling met het resultaat 'uitstekend' en het ontbreken van een positief advies van de teamchef. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit geschorst zou worden en zij zou voldoen aan de vereisten voor doorstroming.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was, omdat de reorganisatie waar verzoekster op wees zich nog in een vroeg stadium bevond en er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten waren. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Verzoekster stelde dat de eis van een beoordeling met 'uitstekend' onterecht was, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat er geen positief advies van de teamchef was, wat een vereiste was voor doorstroming.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de afwijzing van de aanvraag door de Korpschef. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, met drs. M.P. de Zwart als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 14/342

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster]

wonende te Zwolle, verzoekster,
gemachtigde: mr. S.A.J.T. Hoogendoorn,
en
de Korpschef van politie,verweerder.
14/342
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2013 heeft verweerder de aanvraag tot doorstroming van
de functie Generalist Gebieds Gebonden Politie (GGP) naar Senior GGP afgewezen.
Het bezwaar dat verzoekster daartegen heeft gemaakt is bij besluit van 30 januari 2014 ongegrond verklaard. Bij brief van 10 februari 2014 heeft verzoekster daartegen beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder Awb-nummer 14/65.
Op 10 februari 2014 heeft verzoekster tevens verzocht de voorlopige voorziening te treffen
dat het bestreden besluit wordt geschorst en te bepalen dat verzoekster voldoet aan de vereisten voor doorstroom naar de hogere Senior GGP-functie.
Het verzoek is ter zitting van 2 mei 2014 behandeld. Verzoekster is verschenen bij haar gemachtigde. Voor verweerder was mr. A.M.A.C. Theunissen aanwezig.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
Verzoekster is Generalist GGP. De aanvraag om doorstroming naar de Senior GGP-functie heeft verzoekster gedaan in het kader van de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche, kortweg HAP II (Stcrt. 2010, nr. 19782). De aanvraag is afgewezen omdat een beoordeling, niet ouder dan 1 november 2010, met het beoordelingsresultaat ‘uitstekend’ ontbreekt, de aanvraag niet wordt ondersteund door een positief advies van
de teamchef en de toetsingscommissie geen concrete aanwijzingen of bijzondere omstandigheden heeft aangetroffen die aanleiding zijn om aan te nemen dat de eindbeoordeling ‘goed’ van verzoekster tegen het niveau van ‘uitstekend’ aanzit dan wel
dat haar vakmanschap alsnog ‘boven de norm’ is te kwalificeren.
3.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens artikel 8:81, eerst lid, van de Awb onverwijlde spoed vereist is. Er moet dus niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak, in casu het beroep van 10 februari 2014. De spoedeisendheid heeft als regel betrekking op de onmogelijkheid om de eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit nog te herstellen, oftewel de onomkeerbaarheid van die gevolgen.
4.
Verweerder heeft aangevoerd dat de reorganisatie waarop verzoekster heeft gewezen
ter onderbouwing van het spoedeisend belang zich nog in de eerste fase bevindt. Op dit moment worden de teamleiders geselecteerd. De verwachting is dat de teamleden, zoals verzoekster, eind dit jaar in de teams zullen worden geplaatst. Daarmee worden geen functies veranderd en mocht seniorschap alsnog aan de orde zijn, dan kan verzoekster binnen dat team dus senior worden. Fase 1 zal naar verwachting in de zomer van 2015 zijn afgerond.
Dat doorstroming mogelijk kan leiden tot bovenformativiteit wordt, zoals ook in de circulaire HAP II staat, door verweerder geaccepteerd en kan dan ook geen reden vormen om het verzoek om doorstroming af te wijzen. In fase 2, die op fase 1 zal volgen, zal de feitelijke bezetting per team geleidelijk in overeenstemming worden gebracht met de vastgestelde formatie uit het inrichtingsplan.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het door verweerder geschetste verwachte verloop van de reorganisatie in overeenstemming is met het tijdspad zoals dat is neergelegd in de brief die de minister van Veiligheid en Justitie op 23 december 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer heeft gestuurd (TK, 2013-2014, 29 628, nr. 429). Verzoeksters stelling dat de reorganisatie voortvarend ter hand wordt genomen, ook om verloren tijd in te halen, en dat er op korte termijn wel vergaande stappen worden genomen, is door verzoekster niet van een nadere onderbouwing voorzien. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding niet uit te gaan van het door verweerder geschetste tijdspad.
Dat er op korte termijn onomkeerbare gevolgen tot stand zullen worden gebracht is daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden. Dat betekent dat een spoedeisend belang in zoverre ontbreekt.
5.
De voorzieningenrechter kan niettemin een verzoek om voorlopige voorziening toewijzen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
6.
Verzoeksters hebben zich op het standpunt gesteld dat daarvan sprake is. Ten onrechte is
de eis gesteld dat het resultaat van de beoordeling ‘uitstekend’ dient te zijn om voor doorstroming in aanmerking te komen. Juist op deze grond heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Dat een aanvraag moet worden ondersteund door een positief advies van de teamchef waarin de verwachte geschiktheid voor de functie van Senior GGP wordt uitgesproken, wordt niet vereist in de HAP II-circulaire.
7.
De voorzieningenrechter overweegt, dat verzoekster met haar beoordeling met de eindscore “goed” mogelijk voldoet aan het in de circulaire HAP II voor doorstroming gestelde vereiste van een beoordelingsniveau boven de norm. Op grond van de circulaire geldt echter voor doorstroming naar de Senior GGP-functie tevens het vereiste van een positief advies over de verwachte geschiktheid van verzoekster voor de functie van Senior GGP. De voorzieningenrechter stelt vast dat een positief advies van die strekking ontbreekt.
8.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster in de kern van de voorzieningenrechter vraagt de geschiktheid van verzoekster voor de functie van Senior GGP vast te stellen.
De voorzieningenrechter zal dit oordeel slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen geven gelet ook op de regel dat een uitspraak door of namens verweerder over de verwachte geschiktheid door de rechter inhoudelijk slechts marginaal wordt getoetst.
De voorzieningenrechter stelt vast dat informatie waaruit blijkt dat verzoekster onomstotelijk geschikt geacht zou moeten worden voor de functie van Senior-GGP ontbreekt. De goede beoordeling waarnaar verzoekster in dit kader heeft verwezen is daarvoor niet voldoende.
Die beoordeling betreft het functioneren in de functie van Generalist GGP en geen potentieel beoordeling. Wat betreft de verwachting van verzoeksters geschiktheid voor de Senior GGP-functie bevat het dossier een advies van verzoeksters teamchef en een toets van de toetsingscommissie die niet positief voor verzoekster uitvallen.
9.
Gelet op het voorgaande bestaat voor toewijzing van het verzoek geen aanleiding.
10.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en door hem en drs. M.P. de Zwart als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.