In deze zaak vordert eiser, die gedurende een periode van tien jaar directeur is geweest van de Internationale School Eerde (ISE), een voorschot op de vergoeding voor zijn werkzaamheden als Gedelegeerd Commissaris bij de stichting Landstede. Eiser heeft een declaratie gestuurd voor de periode van 1 mei tot en met 31 oktober 2013, maar Landstede heeft deze declaratie niet voldaan. Eiser vordert nu een voorschot van € 50.000,-, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat een voorschot van € 10.000,- redelijk is, gezien de omstandigheden en het spoedeisend belang van eiser.
De rechtbank Overijssel heeft de procedure in kort geding behandeld, waarbij eiser en Landstede hun standpunten hebben toegelicht. Eiser stelt dat hij na zijn terugtreden als directeur van ISE, feitelijk de rol van operationeel directeur heeft vervuld, omdat er afstemmingsproblemen waren met de nieuwe directeuren. Landstede betwist dat eiser recht heeft op betaling, omdat er geen duidelijke afspraken zouden zijn gemaakt over de vergoeding voor zijn werkzaamheden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijk is dat Landstede de wederpartij van eiser is en dat er werkzaamheden zijn verricht waarvoor een vergoeding verschuldigd is. De rechter heeft geoordeeld dat Landstede, door niet duidelijk te maken dat eiser geen vergoeding zou ontvangen, in gebreke is gebleven. Uiteindelijk is de vordering van eiser tot betaling van een voorschot toegewezen, en is Landstede veroordeeld in de proceskosten.