Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van [eiser] d.d. 21 juni 2013;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] d.d. 9 oktober 2013;
- de conclusie van repliek van [eiser] d.d. 4 december 2013;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] d.d. 29 januari 2014;
- de akte uitlating producties van [eiser] d.d. 5 februari 2014;
2.De feiten
[eiser] verkopen tegen een koopprijs van € 8,05 per Bitcoin, derhalve voor een totaalbedrag van € 22.137,50.
3.Het geschil
[eiser] stelt schade te hebben geleden als gevolg van de koerswijziging van de Bitcoin. Artikel 6:125 BW biedt de grondslag voor vergoeding van de koerswijzigingsschade. [eiser] stelt zich hierbij op het standpunt dat bij de levering van Bitcoins sprake is van betaling van een geldsom in Bitcoins. De schade bedraagt € 132.792,00, omgerekend naar de dagwaarde ten tijde van de dagvaarding.
4.De beoordeling
In plaats van die hoeveelheid heeft hij immers slechts 990 Bitcoins aan [eiser] geleverd, terwijl [eiser] hem wel de volledige koopsom ad € 22.137,50
heeft betaald.
geleid tot schade bij [eiser], waarbij tevens moet worden beoordeeld of er een causaal verband bestaat tussen de tekortkoming en de schade. De rechtbank dient de door [eiser] geleden schade vast te stellen door de hypothetische situatie,
waarin [gedaagde] de overeenkomst zou zijn nagekomen, te vergelijken met de werkelijke situatie.
de rechtbank, in aanmerking de schade die tot dat moment is veroorzaakt. Het door
[eiser] gekozen moment ter vaststelling van de schade, ruim een half jaar na ontbinding van de overeenkomst, is (te) willekeurig gekozen. Voorts is de hoogte van de schade in die periode beïnvloed door het (aan [eiser]) te wijten tijdsverloop en de in die periode gewijzigde wisselkoers van de Bitcoin.
van [eiser] vaststellen op de datum van ontbinding en zijn vordering voor het overige afwijzen.
uit hoofde van de ongedaanmakingsverplichting van artikel 6:271 BW een bedrag van
€ 14.168,00 te betalen aan [eiser]. Voorts dient hij een bedrag ad € 1.760,00 aan schadevergoeding te betalen aan [eiser]. Vanaf 25 oktober 2012 verkeerde [gedaagde] in verzuim, nadat [eiser] hem in gebreke had gesteld. De rechtbank acht de gevorderde wettelijke rente dan ook toewijsbaar met ingang van die datum.
de overeenkomst buitenrechtelijk gedeeltelijk heeft ontbonden.
zijn tekortkoming en weigering tot terugbetaling van de teveel betaalde koopsom,
[eiser] genoodzaakt was tot het voeren van deze procedure. De salariskosten van de advocaat van [eiser] worden begroot op 2,5 punten x tarief II à € 452,00.
5.De beslissing
25 oktober 2012 buitengerechtelijk gedeeltelijk is ontbonden.
€ 1.760,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
14 mei 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.