In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in Pakistan met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft op 31 december 2013 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, dat rechtsgeldig is betekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de rechtsgeldigheid van het huwelijk in Pakistan erkend, ondanks de stelling van de man dat het huwelijk nietig zou zijn vanwege de minderjarigheid van de vrouw ten tijde van het huwelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk rechtsgeldig is en dat de vrouw aannemelijk heeft gemaakt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De rechtbank heeft ook de nevenvoorzieningen in de echtscheidingsprocedure beoordeeld, waaronder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de uitkering tot levensonderhoud. De vrouw heeft verzocht om een uitkering tot levensonderhoud van € 1.766,- per maand, wat de rechtbank heeft toegewezen, gezien de draagkracht van de man. De rechtbank heeft de beslissing over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden en partijen verzocht om informatie te verstrekken over de afwikkeling van de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft.