ECLI:NL:RBOVE:2014:2685

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
C/08/154591 / KG ZA 14-136
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing van conservatoir derdenbeslag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde tot opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door [gedaagde] was gelegd. De achtergrond van de zaak betreft een eerder vonnis van 4 december 2013, waarin [X] B.V. was veroordeeld om aan [eiser] een bedrag van € 181.618,= te betalen. [gedaagde] had echter conservatoir derdenbeslag gelegd op vorderingen van [eiser] bij [X], wat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis frustreerde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het beslag de tenuitvoerlegging frustreert, dit geen misbruik van recht oplevert. De voorzieningenrechter benadrukte dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de belangen van beide partijen zorgvuldig moesten worden afgewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan het belang van [eiser] bij opheffing. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/154591 / KG ZA 14-136
Vonnis in kort geding van 14 mei 2014(lm)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. L. Bezoen te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. M.S. van Knippenberg te Enschede.
Partijen zullen hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is - na aanhouding - bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 4 december 2013 tussen [eiser] enerzijds en [Y], [gedaagde] en [X] B.V anderzijds (hierna: het vonnis) is [X] B.V. (hierna [X]) veroordeeld om aan [eiser] te voldoen het bedrag van € 181.618,=, te vermeerderen met 5% rente per jaar vanaf 13 december 2001 tot aan de dag van algehele voldoening. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Bij datzelfde vonnis is [eiser] in reconventie veroordeeld om aan [gedaagde] te voldoen het bedrag van € 126.121,04, te vermeerderen met 5% rente per jaar vanaf 1 januari 2008 tot de dag van algehele voldoening. Deze veroordeling is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat [gedaagde] dat niet had gevorderd.
2.3.
Op 13 januari 2014 is het vonnis aan [X] betekend en is aan haar een bevel tot betaling gedaan.
2.4.
[X] heeft aan dit bevel geen gevolg gegeven, waarna [eiser], uit kracht van de grosse van voornoemd vonnis, in executoriaal beslag heeft doen nemen de certificaten van aandelen die [X] houdt in [gedaagde] (waarop [eiser] op 4 februari 2011 reeds conservatoir beslag had laten leggen).
2.5.
[eiser] heeft op 12 februari 2014 een verzoek executoriale verkoop aandelen ingediend bij deze rechtbank. Er staat - in afwachting van een waardebepaling van de certificaten van de aandelen - een voortgezette mondelinge behandeling gepland op
27 mei 2014.
2.6.
Zowel [eiser] (op 28 februari 2014) als [gedaagde] (op 3 maart 2014) heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
2.7.
[gedaagde] heeft, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de deze rechtbank, op 12 maart 2014 ten laste van [eiser], conservatoir derdenbeslag laten leggen op alle vorderingen, gelden of geldwaarden die [X] onder zich heeft of zal verkrijgen van [eiser], een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoire (derden)beslag van 10 maart 2014.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - de opheffing van het op 12 maart 2014 gelegde conservatoire derdenbeslag, alsmede een verbod voor [gedaagde] om opnieuw beslag te leggen op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij door het gelegde conservatoire derdenbeslag onevenredig in zijn belangen wordt geschaad. [gedaagde] heeft welbewust beslag gelegd onder [X] zodat laatstgenoemde niet bevrijdend kan betalen aan [eiser]. Er is sprake van een verkapt beslag onder de schuldenaar zelf. De uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordeling in het vonnis van 4 december 2013 wordt op deze wijze gefrustreerd. Er is sprake van misbruik van recht.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vordering is er sprake van een spoedeisend belang.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld (artikel 705 lid 2 Rv). Deze opsomming is niet limitatief. Ook in andere gronden kan aanleiding worden gevonden het beslag op te heffen.
4.3.
De beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
4.4.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat het voor degene die beschikt over een executoriale titel, ook daadwerkelijk mogelijk moet zijn om het vonnis ten uitvoer te leggen. [eiser] beschikt over een dergelijke titel. [gedaagde] niet. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld tegen de bij het vonnis uitgesproken veroordelingen. Enkel de toegewezen vordering van [eiser] jegens [X] is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat dat onderdeel van de uitspraak, ondanks het ingestelde hoger beroep, haar executoriale kracht heeft behouden.
De toegewezen vordering van [gedaagde] jegens [eiser] is - omdat dat in eerste aanleg niet is gevorderd - niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het ingestelde hoger beroep de executie van dat onderdeel van de uitspraak heeft geschorst.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [eiser], in tegenstelling tot [gedaagde], gerechtigd is (thans) tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 december 2013 over te gaan.
4.7.
Door het gelegde conservatoire derdenbeslag, dat in wezen neerkomt op een verkapt eigenbeslag (de bij het vonnis over en weer toegewezen vorderingen zijn onderling verweven: [X] houdt certificaten in [gedaagde] en [A] is (al dan niet enig) bestuurder van zowel [X] als [gedaagde]), frustreert [gedaagde] de tenuitvoerlegging van het vonnis door [eiser]. Immers, [eiser] heeft de certificaten van aandelen die [X] houdt in [gedaagde] in executoriaal beslag doen nemen, terwijl [gedaagde] conservatoir derdenbeslag heeft gelegd op alle vorderingen, gelden of geldwaarden die [X] onder zich heeft of zal verkrijgen van [eiser].
4.8.
Deze handelwijze heeft als gevolg dat de executoriale kracht van de uitspraak voor wat betreft de veroordeling van [X] jegens [eiser] vooralsnog wordt weggenomen. Het voldoen aan die uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling wordt immers op deze wijze geblokkeerd. Dat kan misbruik van recht opleveren, tenzij sprake is van een uitzonderingssituatie.
4.9.
Van een dergelijke uitzonderingssituatie is sprake, indien [eiser] door het uitoefenen van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de aan hem toegewezen veroordeling, zelf misbruik van recht zou maken (zie onder meer Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 maart 2009, ECLI:NL:GHSHE:2009:BH5998).
4.10.
De stelling van [gedaagde] dat zij het conservatoire derdenbeslag heeft laten leggen omdat [eiser] er blijk van heeft gegeven (voor het overige) over volstrekt onvoldoende vermogen te beschikken om de vordering van [gedaagde] te voldoen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter relevant bij het maken van de belangenafweging die, zoals onder 4.3 van dit vonnis is overwogen, gemaakt moet worden. De voorzieningenrechter ziet in dat, nu moet worden aangenomen dat er geen ander actief is waarop [gedaagde] haar vordering jegens [eiser] kan verhalen -[eiser] heeft die stelling van [gedaagde] niet gemotiveerd weerlegd-, daarin een belang is gelegen voor [gedaagde] om verhaal van haar vordering zeker te stellen door een conservatoir beslag op het enige vermogensbestanddeel van betekenis.
4.11.
Van belang is daarbij niet slechts dat vooralsnog moet worden aangenomen dat zowel [eiser] als [gedaagde] hun vorderingen op hetzelfde vermogensbestanddeel moeten verhalen, maar dat bovendien [gedaagde] het conservatoir beslag heeft gelegd op basis van een vonnis van deze rechtbank waarbij aan haar een fundamentele vordering is toegewezen, terwijl aan [gedaagde] voldoende wettelijke mogelijkheden openstaan om alsnog haar vordering uitvoerbaar bij voorraad te laten verklaren, althans een daartoe strekkende vordering te doen. In dat geval ontstaat voor partijen dezelfde als patstelling aan te duiden situatie als die thans voorlopig is ontstaan door het gelegde conservatoire beslag.
4.12.
Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dan ook dat in dit bijzondere geval, waarin de vorderingen van partijen nauw met elkaar verweven zijn en beide partijen gerechtvaardigde belangen hebben bij het beschermen van de incassomogelijkheden van hun vorderingen, de belangenafweging met zich meebrengt dat het belang van [gedaagde] bij handhaving van het conservatoire beslag prevaleert boven dat van [eiser] tot opheffing daarvan.
4.13.
De vordering tot opheffing van het gelegde conservatoire derdenbeslag dient daarom te worden afgewezen.
4.14.
[eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris
816,00
Totaal € 1.098,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op: € 1.098,00,
5.3.
verklaart onderdeel 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: