Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde tot opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door [gedaagde] was gelegd. De achtergrond van de zaak betreft een eerder vonnis van 4 december 2013, waarin [X] B.V. was veroordeeld om aan [eiser] een bedrag van € 181.618,= te betalen. [gedaagde] had echter conservatoir derdenbeslag gelegd op vorderingen van [eiser] bij [X], wat de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis frustreerde. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het beslag de tenuitvoerlegging frustreert, dit geen misbruik van recht oplevert. De voorzieningenrechter benadrukte dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de belangen van beide partijen zorgvuldig moesten worden afgewogen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan het belang van [eiser] bij opheffing. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].