5.4De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 22 maart 2013 omstreeks 22.00 uur gaat het inbraakalarm af van de woning aan de [adres 3] te Hengelo. Er blijkt te zijn ingebroken. Bij die inbraak wordt onder andere een blikje met diverse gouden en zilveren sieraden weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 4]. Daarnaast wordt er in de periode van 22 maart 2013, na respectievelijk 18.00 uur en 18.30 uur, tot en met 23 maart 2013, in twee andere woningen in Hengelo ingebroken, te weten in een woning aan de [adres 4] en in een woning aan de [adres 5]. Bij die inbraken worden een kistje/doosje met gouden en zilveren sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2], en gouden trouwringen, toebehorende aan [slachtoffer 3], weggenomen.
Op zaterdag 23 maart 2013 omstreeks 03.30 uur wordt in de Duitse gemeente Gronau/Ahaus een grijze Mitsubishi met kenteken [kenteken] gecontroleerd. In die auto bevinden zich verdachte en zijn medeverdachte. De politie treft verder in die auto inbrekersgereedschap en twee doosjes met daarin diverse gouden en zilveren sieraden aan. De Duitse politie stuurt een foto van de aangetroffen sieraden naar de politie in Nederland. Uit onderzoek van de politie blijkt dat de aangetroffen sieraden zijn weggenomen bij de hierboven genoemde inbraken. De eigenaren van de sieraden hebben hun sieraden herkend als de sieraden die bij de inbraken zijn weggenomen.
Verdachte wordt, samen met zijn medeverdachte, kort na de inbraken door de politie aangetroffen met de gestolen sieraden in een auto waarin bovendien inbrekerswerktuigen worden gevonden.
Verdachte [verdachte 2] heeft voor het aantreffen van de gestolen sieraden, zo kort nadat deze waren gestolen, geen aannemelijke verklaring.
Verdachte [verdachte 1] verklaart bij zijn verhoor op pagina 23 dat een “persoon” de sieraden “aan ons” heeft verkocht. En ook dat [verdachte 2] dat kan bevestigen. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte 1] én [verdachte 2] betrokken waren bij die sieraden.
Dat zij die sieraden hadden gekocht acht de rechtbank niet aannemelijk geworden en overweegt daartoe het volgende.
De door verdachte bedoelde “persoon” blijkt [verdachte 3] te zijn. [verdachte 3] is gehoord over de lezing van de medeverdachte, eerst door de politie en later door de rechter-commissaris. Bij de politie bevestigt [verdachte 3], als verdachte, het verhaal van medeverdachte over de verkoop van de sieraden niet. Hij verklaart dat hij een briefje voor de Duitse politie heeft geschreven waarop stond dat hij goud had verkocht aan [verdachte 2] én [verdachte 1] met de bedoeling hen te helpen (blz. 163/164). Bij de rechter-commissaris verklaart hij als getuige wél dat hij goud heeft verkocht aan [verdachte 1]. Hij verklaart verder dat hij door [betrokkene 1] is gebeld toen verdachte en medeverdachte vast zaten in Duitsland, dat hij daar naar toe is gereden en dat hij heel even telefonisch contact heeft gehad met verdachte [verdachte 2], waarbij deze heeft gesproken over goud.
[verdachte 3] heeft op het punt van wel of niet verkoop van goud, zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring ingetrokken ten overstaan van de rechter-commissaris. [verdachte 3] is niet ter zitting als getuige gehoord.
De rechtbank komt tot haar bewijsoordeel mede op grond van de verklaring van [verdachte 3] dat verdachte [verdachte 2] na diens aanhouding in Duitsland met [verdachte 3] over het aangetroffen goud heeft gesproken en dat [verdachte 3] verklaart dat hij een briefje heeft geschreven met (volgens hem) de strekking dat hij had verkocht aan [verdachte 1] én [verdachte 2]. Nu [verdachte 3] op dat onderdeel zijn bij de politie afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris niet heeft ingetrokken of op dat punt nader ontlastend heeft verklaard, acht de rechtbank zich niet gehouden [verdachte 3] ter terechtzitting te horen teneinde zich door eigen waarneming van de getuige een oordeel te kunnen vormen omtrent diens betrouwbaarheid.
Het is de rechtbank bovendien ambtshalve bekend dat verdachte én de medeverdachte op
2 oktober 2009 beiden zijn veroordeeld voor samen gepleegde vermogensdelicten.
Nu verdachte en zijn medeverdachte kort na de diefstallen met een deel van de buit worden aangehouden, verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van de gestolen sieraden, hij blijkens de bewijsmiddelen wist van die sieraden en ten slotte samen met de medeverdachte al eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aanwezigheid van (een deel van) de gestolen goederen en de aanwezigheid van inbrekerswerktuig, in onderling verband beschouwd met de verdere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde inbraken.
Voor de tenlastegelegde braak bij feit 4 bevat het dossier geen bewijs zodat daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 september 2013, in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen:
- een tablet merk Acer en
- een mobiele telefoon merk HTC en
- een portemonnee merk Mexx met inhoud en
- een portemonnee van Cars en
- een pasjeshouder inclusief pasjes en
- een spelcomputer inclusief 1 spel merk Nintendo Xl en
- ( akte)tassen met inhoud en
- waardepapieren en
- kantoorartikelen en
- een schroefbitset merk Hugo Boss en
- een goudkleurige 5 gulden munt (EK 2000 herdenkingsmunt),
toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 22 maart 2013, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een blikje met daarin diverse gouden en zilveren sieraden en een Ipod (32GB) (Apple), toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij in de periode van 22 maart 2013 tot en met 23 maart 2013, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen een kistje/doosje met daarin diverse gouden en zilveren sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak;
4.
hij in de periode van 22 maart 2013 tot en met 23 maart 2013, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 5], heeft weggenomen een laptop en gouden trouwringen, toebehorende aan
[slachtoffer 3].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.