ECLI:NL:RBOVE:2014:2734

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
21 mei 2014
Zaaknummer
08/770012-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 21 mei 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige vrouw, die op 11 juli 2012 in Saasveld een ernstig verkeersongeval veroorzaakte. De vrouw reed met een bestelbus en haalde twee fietsers in vlak voor een onoverzichtelijke bocht. Tijdens deze inhaalmanoeuvre kwam zij in botsing met twee motorrijders, waarbij één motorrijder, genaamd [slachtoffer 1], om het leven kwam en de andere, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een ernstige verkeersfout had gemaakt door op een gevaarlijke plek in te halen zonder zicht te hebben op tegemoetkomend verkeer. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op: een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers en hun families, maar ook met het feit dat de vrouw niet eerder was veroordeeld. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor de schade die door het ongeval was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770012-12
Datum vonnis: 21 mei 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 januari 2014, 29 januari 2014 en 7 mei 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden mr. A.T. Stevens en mr. P.C. Knijp, beiden advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 11 juli 2012 in Saasveld (primair) als bestuurder van een personenauto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij een motorrijder genaamd [slachtoffer 1] werd gedood en waarbij een andere motorrijder [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel (subsidiair) dat zij als bestuurder van een auto de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij zij tegen twee tegemoet rijdende motorrijders is aangereden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op of omstreeks 11 juli 2012, te Saasveld, in de gemeente Dinkelland, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto / bestelbusje), daarmede rijdende over de weg, de Zoekerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met dat door haar bestuurde motorrijtuig, (kort) voor een voor haar in die weg naar links verlopende (onoverzichtelijke) bocht een aantal, althans een of meer over die weg in dezelfde richting als haar, verdachte, rijdende fietsers (ter linkerzijde) ingehaald en/of is gaan inhalen
- en/of heeft zij tijdens en/of na dat inhalen op de voor haar linker weghelf van die weg gereden
- en/of heeft zij na dat inhalen niet tijdig en/of voldoende naar rechts gestuurd (teneinde weer (volledig) op de voor haar rechterweghelft van die weg te gaan rijden),
- en/of is zij, verdachte, (vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen twee uit tegengestelde richting in / vanuit genoemde in die weg gelegen bocht haar tegemoetrijdende motorrijders aangereden of gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 11 juli 2012, te Saasveld, in de gemeente Dinkelland, als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto / bestelbusje), daarmede rijdende over de weg, de Zoekerweg, (kort) voor een voor haar in die weg naar links verlopende onoverzichtelijke) bocht een aantal, althans een of meer over die weg in dezelfde richting als haar, verdachte, rijdende fietsers (ter linkerzijde) heeft ingehaald en/of is gaan inhalen
- en/of heeft zij tijdens en/of na dat inhalen op de voor haar linker weghelf van die weg gereden
- en/of heeft zij na dat inhalen niet tijdig en/of voldoende naar rechts gestuurd (teneinde weer (volledig) op de voor haar rechterweghelft van die weg te gaan rijden),
- en/of is zij, verdachte, (vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen twee uit tegengestelde richting in / vanuit genoemde in die weg gelegen bocht haar tegemoetrijdende motorrijders aangereden of gebotst,
door welke gedraging(en) van haar, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 7.138,04, bij wijze van voorschot en van de vordering van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] tot een bedrag van € 10.872,33. De officier van justitie heeft hierbij telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en de wettelijke rente gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend gereden. Door het ongeval is de heer [slachtoffer 1] overleden en heeft de heer [slachtoffer 2] zijn linkerhand verbrijzeld en op 28 plaatsen gebroken, zijn linker onderarm dubbel gebroken, linker bovenarm verbrijzeld, linker bovenbeen verbrijzeld, linkervoet gebroken, drie ribben gebroken en een klaplong opgelopen, hetgeen volgens de officier van justitie te kwalificeren valt als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld (noch roekeloosheid, noch aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid) in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), zodat verdachte van het primair tenlastegelegde feit vrijgesproken zou moeten worden.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat voor zover de rechtbank wel van schuld/verwijtbaarheid van verdachte uitgaat, de vereiste causaliteit tussen de schuld/verwijtbaarheid en het ontstaan van het verkeersongeval afwezig is nu de motorrijders ‘aanzienlijk’ te hard hebben gereden. Gelet hierop zou verdachte vrijgesproken moeten worden van het primair tenlastegelegde feit.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag. De verdediging is van mening dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde feit.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Toedracht van het ongeval
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op woensdagavond 11 juli 2012 met haar ouders in een bestelbus van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken], op de Zoekerdijk in Saasveld, gemeente Dinkelland, reed. Verdachte bestuurde de bestelbus van haar ouders. Verdachte was op weg naar [bestemming]. Zij reed vanuit het dorp Saasveld richting de Bornsestraat. Verdachte zag aan de rechterkant van de weg een groep fietsers. Deze groep fietsers reed in een voor verdachte naar linksgaande bocht, gelegen nabij de Huupoolweg. Achter de groep fietsers fietsten nog twee fietsers naast elkaar, te weten [getuige 1] en [getuige 2]. Tussen beide groepen fietsers zat behoorlijk wat ruimte. Verdachte besloot de twee achterste fietsers, te weten [getuige 1] en [getuige 2], in te halen. Zij gaf richting aan naar links en haalde op de Zoekerdijk, vlak voor de naar linksgaande bocht, en rijdende op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft, de rijdende fietsers in.
Juist op het moment dat verdachte de twee fietsers aan het inhalen was en op de linker weghelft van de Zoekerdijk reed, kwamen de motorrijders, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) op een Honda en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) op een Yamaha, uit tegenovergestelde richting aan rijden. [slachtoffer 1] trachtte een aanrijding met de Volkswagen te voorkomen door krachtig te remmen. De Honda van [slachtoffer 1] kwam hierdoor met het achterste wiel los van het wegdek. [slachtoffer 1] werd gelanceerd en kwam op het wegdek terecht en werd overreden door verdachte met de Volkswagen. Door de aanrijding reed verdachte nog verder over de linker rijbaankant en kwam vervolgens in aanrijding met de Yamaha van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] kwam in het maisveld, voor verdachte gezien aan de linkerzijde van de Zoekerdijk, terecht.
Plaats van het ongeval
Het ongeval vond plaats op de Zoekerdijk, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Saasveld in de gemeente Dinkelland. Hier geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Ten tijde van het ongeval was het licht en droog. De Zoekerdijk heeft zijn verloop van het dorp Saasveld naar de Bornsestraat. Dit is ook de rijrichting van de Volkswagen. De Zoekerdijk maakt, nabij de Huupoolweg, gezien vanuit de rijrichting van de Volkswagen een flauwe bocht naar links. In deze bocht staan in de linker berm bomen en struiken waardoor het niet mogelijk is de bocht door te kijken. De Zoekerdijk is ter plaatse 4,60 meter breed. De botspositie van de Volkswagen met de Honda is vastgesteld op 3,55 meter vanaf de rechter berm, gezien vanuit de rijrichting van de Volkswagen. Op het moment van de aanrijding met de Honda en ook na die aanrijding reed de Volkswagen geheel aan de linkerzijde, gezien vanuit verdachtes rijrichting, alwaar de aanrijding met de Yamaha plaatsvond.
Voertuigen
De Volkswagen en Yamaha verkeerden in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebrek dat eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zou kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de Volkswagen werd op generlei wijze belemmerd.
De Honda kon gezien de deformatie en de na het ongeval ontstane brand niet meer worden onderzocht.
Snelheid
De gereden snelheid van de betrokken voertuigen kon niet worden vastgesteld in verband met het ontbreken van bandensporen op het wegdek. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en getuige [getuige 3] komt naar voren dat de motorrijders voor de bocht op de Zoekerdijk 70 tot 80 km/u zouden hebben gereden. Bij het ingaan van de bocht zouden de bestuurders van de beide motoren hun snelheid hebben teruggebracht door terug te schakelen en af te remmen.
Dood
De heer [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag] 1958, bestuurder van de Honda, is door de aanrijding ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. Dit blijkt uit een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 25 september 2012 door [verbalisant 1], brigadier van de politie Twente.
Letsel
De heer [slachtoffer 2], bestuurder van de Yamaha, heeft door de aanrijding zijn linker hand verbrijzeld en op 28 plaatsen gebroken, zijn linker onderarm dubbel gebroken, zijn linker bovenarm verbrijzeld, zijn linker bovenbeen verbrijzeld, zijn linker voet gebroken, 3 ribben gebroken, een klaplong en 3 gevoelloze vingers opgelopen.
Conclusie
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 dient te worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan haar schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dat [slachtoffer 1] is overleden en dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] heeft in deze zaak niet ter discussie gestaan en is naar het oordeel van de rechtbank op grond van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal en de letselverklaring ook wettig en overtuigend bewezen.
De vraag is vervolgens of de hiervoor beschreven feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige, eveneens hiervoor beschreven, omstandigheden van het geval, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994 en zo ja, of deze schuld, zoals de officier van justitie stelt, bestaat uit zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend rijgedrag.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en aanmerkelijk onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft immers, zo heeft de rechtbank vastgesteld, vlak voor een onoverzichtelijke naar linksgaande bocht twee fietsers ingehaald waarbij zij enige tijd op de linker weghelft, die bestemd is voor het tegemoetkomende verkeer, heeft gereden. Ze heeft zich daarbij in een positie gebracht waarin haar zicht op het tegemoetkomend verkeer komende vanuit die naar links lopende bocht nog meer werd beperkt. Verdachte had, toen zij de inhaalmanoeuvre inzette, door ter plaatse aanwezige bomen en struiken geen zicht op de andere zijde van die bocht. Verdachte is ter plaatse bekend en wist dat zij afreed op een onoverzichtelijke bocht. Door de korte afstand tot aan de onoverzichtelijke bocht had verdachte zich bij het inzetten van de inhaalmanoeuvre van de fietsers moeten realiseren dat zij geen zicht had op eventuele vanuit de tegenovergestelde richting naderende andere verkeersdeelnemers. Met andere woorden, verdachte heeft te kort voor een onoverzichtelijke bocht een inhaalmanoeuvre ingezet en uitgevoerd op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer zonder zicht te hebben op eventueel tegemoetkomend verkeer. Hierdoor heeft verdachte de motorrijders te laat opgemerkt. Verdachte heeft vervolgens haar voertuig niet tijdig naar rechts gestuurd en is op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer in botsing gekomen met de beide motorrijders.
Met betrekking tot de namens verdachte gestelde ontbrekende vereiste causaliteit tussen de schuld/verwijtbaarheid en het ontstaan van het verkeersongeval vanwege de gestelde hoge snelheid van de motorrijders kort voor het ongeval overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat de schuld van de één de schuld van de ander niet opheft. In het Verpleegster-arrest heeft de Hoge Raad (HR 19-02-1963, NJ 1963, 512) in dat verband overwogen ‘dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat daaraan kennelijk ten grondslag ligt de onjuiste opvatting dat voor de toepasselijkheid van artikel 307 Sr vereist is, dat de verwijtbare gedraging of het verwijtbare verzuim van de dader de enige gedraging of het enige verzuim zou moeten zijn, waaraan het door de wet gewraakte gevolg is te wijten’. Voldoende is dat het betreffende verzuim een aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid opleverde, waaraan het gevolg in redelijkheid kon worden toegerekend.
Die aanmerkelijke mate kan onder omstandigheden echter wellicht komen te ontbreken.
Vorenbedoeld uitgangspunt van de Hoge Raad is in de verkeersjurisprudentie als volgt uitgewerkt. Om te beoordelen of de aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid onder omstandigheden mocht komen te ontbreken is een nadere analyse van de aard van de verkeerssituatie en de rol daarin van de verschillende verkeersdeelnemers nodig. Daarbij is het van belang dat de fout van de verdachte voorafging aan de eventuele (later) door anderen gemaakte fouten. In de tweede plaats is het van belang of de eventuele fouten van de andere bij het ongeval betrokken verkeersdeelnemers voorzienbaar waren voor verdachte.
In dat verband is van belang het arrest van het Gerechtshof s’-Hertogenbosch van 29 oktober 2003, VR 2004, 64, waarin het Hof in antwoord op het verweer dat het slachtoffer mede schuld zou hebben aan het ongeval omdat er aanzienlijk te hard zou zijn gereden, overweegt dat in zijn algemeenheid de eventuele medeschuld aan de zijde van het slachtoffer de schuld aan de zijde van verdachte niet opheft en dat dit slechts in extreme gevallen anders kan zijn.
In de onderhavige zaak reed verdachte als bestuurder van een bestelbus af op een onoverzichtelijke bocht en heeft vervolgens kort voor de bocht een inhaalmanoeuvre ingezet en is daarbij gaan rijden op het voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weggedeelte en heeft aldus niet zoveel mogelijk rechts gehouden waardoor zij op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer in botsing is gekomen met op die weghelft rijdende motorrijders. In een dergelijke situatie is, mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, in beginsel sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden en derhalve van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid zou hebben voorgedaan. Van een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid is niet gebleken. Als zodanig kan in elk geval niet gelden dat de motorrijders ter plaatse mogelijk sneller hebben gereden dan de ter plaatse geldende maximum snelheid, tenzij vastgesteld zou zijn dat de motorrijders met een excessief hoge snelheid zouden hebben gereden. Daarvoor is in het dossier geen bewijs aanwezig. Verdachte kan zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet beroepen op eventuele nalatigheid aan de zijde van de motorrijders doordat zij sneller zouden hebben gereden dan de ter plaatse geldende maximum snelheid nu in de gegeven omstandigheden niet gezegd kan worden dat verdachte niet heeft kunnen en moeten voorzien - mede in aanmerking genomen haar bekendheid ter plaatse - dat motorrijders gebruik maken van de Zoekerdijk en daarbij niet steeds de geldende maximumsnelheid in acht nemen, nog daargelaten dat de door de motorrijders gereden exacte snelheid niet vastgesteld is kunnen worden. In elk geval staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de motorrijders in de bocht kort voor de botsing met een excessief hoge snelheid de bestelbus van verdachte zijn genaderd. De rechtbank acht in dat verband de waarnemingen van de fietsers, de getuigen [getuige 2], [getuige 4] en [getuige 5], voor zover zij hebben verklaard dat de geschatte snelheid van de motorrijders respectievelijk 100-120 km/u, 130-140 km/u en 80-100 km/u bedroeg, niet aannemelijk.
De getuigen fietsten aan de rechterkant van de weg de motorrijders tegemoet. Doordat zij tegemoetkomend verkeer waren, is de waarneemtijd korter en is een snelheidsinschatting lastig te maken. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de genoemde waarden beïnvloed zijn door het geluid en de uiterlijke verschijningsvorm van de sportmotoren.
De rechtbank acht de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 3] wel aannemelijk.
De getuige [getuige 3] stond buiten op de Huupoolweg omdat hij wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] langs zouden komen rijden met hun motor. [getuige 3] zag de motoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], respectievelijk een Honda en een Yamaha van rechts en verdachte in de Volkswagen van links naderen. De Honda reed voorop en een paar meter daarachter reed de Yamaha. [getuige 3] zag de Volkswagen de fietsers inhalen vlak voor de blinde bocht en concludeerde dat verdachte op de linker weghelft reed, aangezien het een smalle weg betreft. [getuige 3] stond op enige afstand van de weg en had daardoor gedurende een langere tijd een goede waarnemingspositie. [getuige 3] hoorde dat de motorrijders voor de bocht terugschakelden. [getuige 3] schat dat de motorrijders 80 km/u reden. [getuige 3] kan de snelheid van de motoren goed inschatten omdat hij zelf ook motor rijdt.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op het rechte stuk voor de bocht naar schatting 90 km/u reed. Vlak voor het passeren van de flauwe bocht hebben zowel hij als [slachtoffer 1] teruggeschakeld en geremd. Na het afremmen, reed [slachtoffer 2] met een geschatte snelheid van 70 km/u door de flauwe bocht.
De rechtbank is op grond van de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 3] van oordeel dat aannemelijk is dat de motorrijders 10-20 km/u harder hebben gereden dan de toegestane snelheid van 60 km/u en dat niet is gebleken dat extreem te hard werd gereden. De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte te kort voor de bocht de inhaalmanoeuvre heeft ingezet en niet tijdig weer naar rechts heeft gestuurd. Verdachte kon niet door de bocht heen kijken, haar zicht werd belemmerd door bomen en struiken. Verdachte had op die plaats nooit mogen inhalen op de linker weghelft. Zij heeft daarmee een fout begaan, die voorafging aan de fout van de motorrijders die harder reden dan de toegestane snelheid van 60 km/u.
Zoals hiervoor is overwogen is daarnaast van belang of de snelheid van de motorrijders voorzienbaar was voor verdachte. Het criterium daarbij is of het gedrag van de motorrijders naar algemene ervaringsregels was te voorzien en niet of de andere weggebruikers zich strikt aan de ter plaatse geldende snelheid hebben gehouden.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is aannemelijk dat de motorrijders 10-20 km/u harder hebben gereden dan de toegestane snelheid van 60 km/u en is niet gebleken dat extreem te hard werd gereden. De Zoekerdijk is gelegen in het buitengebied van Saasveld. Zoals hiervoor reeds is overwogen had verdachte er rekening mee moeten houden dat ter plaatse harder door de tegenliggende verkeersdeelnemers kon worden gereden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een zodanig onvoorzienbare situatie dat het de schuld van verdachte opheft. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, zodat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 11 juli 2012, te Saasveld, in de gemeente Dinkelland, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (bestelbusje), daarmede rijdende over de weg, de Zoekerdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft zij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met dat door haar bestuurde motorrijtuig, kort voor een voor haar in die weg naar links verlopende onoverzichtelijke bocht een aantal, over die weg in dezelfde richting als haar, verdachte, rijdende fietsers ter linkerzijde ingehaald en/of is zij deze gaan inhalen
- en heeft zij tijdens en/of na dat inhalen op de voor haar linker weghelft van die weg gereden,
- en heeft zij na dat inhalen niet tijdig en voldoende naar rechts gestuurd teneinde weer volledig op de voor haar rechterweghelft van die weg te gaan rijden,
- en is zij, verdachte, vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig tegen twee uit tegengestelde richting vanuit genoemde in die weg gelegen bocht haar tegemoet rijdende motorrijders aangereden,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] werd gedood en waardoor een ander genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Daarnaast heeft de rechtbank een kennelijke verschrijving geconstateerd in die zin dat in de tenlastelegging: “de Zoekerweg” is vermeldt. De rechtbank leest dit verbeterd als: “de Zoekerdijk”. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 WVW 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 11 juli 2012 te Saasveld een aan haar schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, waarbij een motorrijder, genaamd [slachtoffer 1], is overleden en aan een andere motorrijder, genaamd [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Verdachte heeft door haar handelen het slachtoffer [slachtoffer 2] en de familieleden van het slachtoffer [slachtoffer 1] veel leed aangedaan. In de namens het slachtoffer [slachtoffer 1] opgestelde en ter zitting besproken slachtofferverklaring komt naar voren dat de familie, vrienden en collega’s [slachtoffer 1] erg missen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernstige gevolgen die het verkeersongeval voor de slachtoffers en diens familieleden heeft gehad.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij nog niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit en met de omstandigheid dat het strafbare feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het feit en de gevolgen van het ongeval naast een werkstraf een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd. De rechtbank acht alles afwegende een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen geheel voorwaardelijk op te leggen omdat het onderhavige strafbare feit reeds langere tijd geleden heeft plaatsgevonden en verdachte na het ongeval heeft bewezen zonder incidenten te kunnen rijden. Naar het oordeel van de rechtbank dient de geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen wel gecompenseerd te worden in de hoogte van de werkstraf. De rechtbank zal derhalve een taakstraf voor een groter aantal uren dan door de officier van justitie is gevorderd opleggen, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
1.
[nabestaande slachtoffer 1], [adres], [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 10.872,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Uitvaart Parochie H. Plechelmus € 1.013,25;
  • Tentenverhuur Silderhuis € 1.538,67;
  • Vredehof (mortuariumkosten) € 190,00;
  • Georg Wigger (Urnengrafsteen) € 1.500,00;
  • Notaris Kuhlmann & de Kok € 661,46;
  • PTB Kopieerservice € 366,18;
  • Grafrechten Saasveld € 650,00;
  • Konink uitvaartbegeleiding € 601,50;
  • Drukkerij Knoef (boekjes, prentjes) € 777,07;
  • Franken (geluid buiten, kerkdienst) € 743,75;
  • Crematorium Usselo € 2.341,00;
  • Advertentiekosten € 489,45.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 10.872,33, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
2.
[slachtoffer 2], [adres], [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 7.138,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Reis- en parkeerkosten € 3.077,30;
  • Aanschaf hulpmiddelen € 355,35;
  • Rekening thuiszorg/huur hulpmiddelen € 435,51;
  • Medicijnen € 45,58;
  • TV huur / veraangenamingskosten € 131,45;
  • Eigen bijdrage zorgverzekering € 492,46;
  • Verblijfskosten / kleding ziekenhuis € 211,79;
  • Bij ongeval beschadigde motorkleding € 2.388,60.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De opgevoerde schadepost “bij ongeval beschadigde motorkleding” is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd nu niet is komen vast te staan dat het slachtoffer ook deze motorkleding aan had ten tijde van het ongeval.
De benadeelde partij deelt mee dat hij als eigenaar van een motorzaak de nieuwste kleding draagt en dus ook ten tijde van het ongeval. De opgevoerde schadepost is de nieuwprijs van de motorkleding inclusief BTW.
De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de opgevoerde schadepost toewijzen met aftrek van gevorderde de BTW, te weten
€ 1934,77.
De opgevoerde schadeposten zijn voor het overige niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 6.684,21, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die zij door het primair tenlastegelegde feit heeft toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 Sr en 178 en 179 WVW 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder het primaire feit meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde feit;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van (2) twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], aan het [adres] (PC: [postcode]) van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], aan de [adres] (PC: [postcode]) van een bedrag van
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. B.C. Maresch-Evers, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2014.
Buiten staat
Mr. B.C. Maresch-Evers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05YD 2012069770. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 11 juli 2012 heeft buiten de bebouwde kom op de Zoekerdijk in Saasveld een ongeval plaatsgevonden tussen een tweetal motorrijders en de bestelbus van het merk Volkswagen, van welke bestelbus ik de bestuurder was. Ik wist dat op deze weg een maximumsnelheid gold van 60 kilometer per uur. Ik kwam de Zoekerdijk op rijden. Ik haalde twee fietsers in. Toen ik de twee fietsers had ingehaald, gebeurde het ongeluk. Het klopt dat de Zoekerdijk een smalle weg betreft. Het klopt dat het zicht in die bocht naar links beperkt was door begroeiing aan de linkerzijde van de weg.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] van 7 september 2012, pagina’s 33 en 34, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2012 reed ik op de Zoekerdijk te Saasveld. Ik reed achter [slachtoffer 1] op de motor. Ik weet dat er ter hoogte van de bocht naar rechts bomen stonden die over de weg groeiden. In de flauwe bocht naar rechts was het donkerder door deze bomen. We waren sloom aan het rijden. Ik schat dat ik 5 meter achter [slachtoffer 1] heb gereden voor die bocht naar rechts. Ik zag aan zijn remlichten dat hij remde. Voor de bocht, na de Huupoolweg, reed ik denk ik naar schatting 90 km/h. Ik hoorde het terugschakelen van mij als [slachtoffer 1]. Ik zag zijn remlichten. Ik heb zelf iets bij geremd voor de bocht. [slachtoffer 1] reed dus ongeveer met dezelfde snelheid voor mij. Deze bocht naar rechts was niet door te kijken. Na het afremmen, denk ik dat ik met een snelheid van 70 km/h door de flauwe bocht reed. Ik reed voor de bocht op mijn eigen weghelft. U vraagt mij wat ik voor de bocht zag. Niets. Pas in de bocht zag ik het groene busje. Ik zag dat het busje links op de weg reed gezien vanuit de rijrichting van de bus. Dus op onze weghelft. Ik zag dat de bus iets scheef stond en dus terug wilde naar rechts, de voor haar eigen weghelft. Zover was het nog niet en ik zag dat [slachtoffer 1] er al tegen aan knalde. Ik zag dat hij gelijk vol remde en gelijk op zijn voorwiel stond. Toen kwam de klap met de bus. De motor van [slachtoffer 1] zag ik verticaal staan met het achterwiel omhoog. Vervolgens voelde ik de klap. Ik belandde in het mais aan de rechterzijde van de berm. We reden rustig. Misschien aan het geluid te horen, lijkt het dat we iets harder reden. Dit in verband met de sportuitlaat van [slachtoffer 1] en mij.
U vraagt nu hoe het met mij gaat en welk letsel ik heb. Mijn linker hand is verbrijzeld en op 28 plaatsen gebroken. Mijn linker onderarm is dubbel gebroken en zit met platen weer aan elkaar. Mijn linker bovenarm is verbrijzeld en er zit nu een pin in. Ik heb 3 ribben gebroken, een klaplong en 3 gevoelloze vingers. Mijn linker bovenbeen is verbrijzeld, mijn linker voet is gebroken. Ik heb veel pijn gehad.
3.
Een geschrift aangeduid als “medisch dossier” van het slachtoffer [slachtoffer 2] van
21 januari 2014, inhoudende zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] is op 12 juli 2012 onderzocht door de chirurg, M.L. Hoven-Gondrie en de
arts-assistent, J.T.M. Blauw. [slachtoffer 2] heeft multipele fracturen, bestaande uit comminutieve graad 3a gecompliceerde femurfractuur links, laterale collumfractuur links, longcuntusie links, ribfracturen links 3,4,5, midschacht humerusfractuur links, Antebrachii fractuur links en verdenking metacarpalia fracturen links. Inmiddels geopereerd aan arm en been. Het slachtoffer heeft erg veel pijn en is erg verdrietig.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], terechtzitting van 7 mei 2014, voor zover inhoudende de verklaring van getuige, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2012 stond ik buiten omdat ik wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] langs zouden komen met de motor. Ik was uitgenodigd voor hetzelfde feest, alleen kon ik niet. Ik stond ongeveer 100 à150 meter in de Huupoolweg te Saasveld. Ik had vrij zicht. Ik zag de motorrijders van rechts aankomen. Ook zag ik de Volkswagen van links aankomen. Ik hoorde de motoren terugschakelen voor de bocht. Ik schat dat de motorrijders ongeveer 80 km/u reden. Ik zag de aanrijding gebeuren. De eerste motor klapte erop en vervolgens de tweede motor. Ik zag een motorrijder de lucht in vliegen. De Volkswagen reed op de verkeerde weghelft. Verdachte heeft de fietsers ingehaald in een blinde bocht naar links. Vanaf de Zoekerdijk kan je die bocht niet doorkijken.
5.
Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisant [verbalisant 1] van 25 september 2012, inhoudende zakelijk weergegeven:
2.2.2
Wegsituatie
Het verkeersongeval had plaats gevonden op de Zoekerdijk, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Saasveld in de gemeente Dinkelland. De Zoekerdijk heeft zijn verloop van de het dorp Saasveld naar de Bornsestraat. Gezien vanuit de rijrichting van de Volkswagen bezit de Zoekerdijk een flauwe bocht naar links, vlak na de plaats van het ongeval. Gezien vanuit de rijrichting van de motorrijders heeft de Zoekerdijk een flauwe bocht naar rechts, kort voor de plaats na het ongeval.
2.2.3
Verkeersmaatregelen ter plaatse
Ik zag het volgende:
- voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 60 km/h.
2.2.5
Lichtgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid, daglicht.
2.2.7
Weersgesteldheid
De weergesteldheid was droog.
2.3
Aangetroffen sporen
2.3.1
Sporen op het wegdek
Op het wegdek van de Zoekerdijk zag ik meerdere recente sporen.
Ter hoogte van label 1 ligt de botsplaats tussen de Volkswagen en de Honda. Vanaf label 2 (eindpositie slachtoffer) tot label 7 (eindpositie Volkswagen) is een vloeistofspoor zichtbaar. Dit zijn bedrijfsvloeistoffen uit de Volkswagen die vrij kwamen na de botsing met de Honda. Genoemde sporen liggen aan de linkerzijde van de rijbaan, gezien vanuit de richting van de Volkswagen. Na de botsing met de Honda reed de Volkswagen richting de linker rijbaankant en vervolgens na de botsing met de Yamaha weer naar rechts en kwam midden op de rijbaan tot stilstand.
Gezien het door de Volkswagen afgetekend vloeistofspoor heeft de Volkswagen, gezien vanuit diens rijrichting, op het moment van de botsing met de Yamaha geheel aan de linkerzijde van de rijbaan gereden.
De Zoekerdijk is 4,60m breed.
2.4.
Proefnemingen
2.4.1.
Bepaling botsposities
De bestuurder van de Honda heeft voor de botsing met de Volkswagen zodanig geremd dat de Honda in voorwaartse richting, over het voorwiel, over de kop sloeg. De bestuurder van de Honda was voordat de Honda in botsing kwam met de Volkswagen al in voorwaartse richting (over het stuur) gelanceerd.
2.4.3
Zichtbepalingen door voor-en zijruiten
Uit dit onderzoek is gebleken, dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van de Volkswagen op generlei wijze werd belemmerd.
3.2.6
Schade Honda
Door de botsing met de Volkswagen en daarop volgende brand is de Honda geheel verloren gegaan.
3.2.11
Sporen aan betrokken voertuig Yamaha
Alle voertuigen verkeerden, voor zover mogelijk kon worden nagegaan, in een voldoende verkeerstechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak van, dan wel van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
4.1.2
Snelheidsberekening
In verband met het ontbreken van bandensporen op het wegdek kon geen snelheidsberekening worden gemaakt.
4.1.4
Betekenis van de labels en resultaat van de metingen
De bots plaats heeft plaatsgevonden op 3,55m vanaf de rechterzijde gezien vanuit de rijrichting van de Volkswagen.
7.4.
Schouw
Op 11 juli 2012 om 22:35 uur, op de afdeling mortuarium van het Medisch Spectrum Twente, vond de schouw plaats van het slachtoffer, dat bij het verkeersongeval was overleden. Ik was hierbij aanwezig.
Het slachtoffer genaamd:
Voornamen : [slachtoffer 1]
Achternaam : [slachtoffer 1]
Geboren te : [geboorteplaats]
Geboren op : [geboortedag] 1958
Gewoond hebbende : [adres]
Plaats : [woonplaats]
Gemeente : [gemeente]
Door de arts, Smulders van de GG & GD Regio Twente, is de schouw verricht. Van deze schouw is door genoemde arts een verslag betreffende een niet natuurlijke dood opgemaakt, wat separaat is verzonden aan de officier van justitie van het Arrondissementsparket te Almelo.
Als conclusie gaf de schouwarts aan: “Hersentrauma”.
6.
Het rapport Verkeers Ongevallen Analyse van de verkeersongevallendeskundige
[verbalisant 2] van 12 september 2013, voor zover inhoudende de verklaring van de verkeersongevallendeskundige, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het ongeval heeft plaatsgevonden op de Zoekerdijk in de nabijheid van een bocht, gezien de rijrichting van de Volkswagenbestuurster vóór de bocht naar links. Gezien de rijrichting van de Volkswagen zijn voor de bocht links en rechts van de weg maisvelden gelegen. Daarnaast is sprake van een uitzicht belemmerende omstandigheid vanwege in de binnenbocht staande bomen en struiken.
Binnen het wegverloop heeft de verkeersongevallendeskundige een zichtlijn (lichtblauw) vanuit de positie van de Volkswagen richting de bocht en langs de boom getekend. Het gebied links van deze lijn, voorbij de boom en struiken, is niet zichtbaar, dus ook niet de daar rijdende motorrijders. Voor de fietsers zijn de motorrijders eerder zichtbaar, omdat zij meer rechts rijden.
7. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van de foto’s 1 t/m 5 uit het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van 25 september 2012, pagina’s 6 t/m 8, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op de foto’s is te zien dat verdachte als bestuurster van de Volkswagen rijdend op de linker weghelft ten tijde van de inhaalmanoeuvre geen zicht had op eventueel tegemoetkomend verkeer in de bocht door de - gezien vanuit de rijrichting van verdachte - ter linkerzijde van de Zoekerdijk aanwezige begroeiing en bomen.