ECLI:NL:RBOVE:2014:2780

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
C/08/156540 / KG RK 14-1720
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van een vader in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft een vader op 15 mei 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A. Smedes, kinderrechter bij de Rechtbank Overijssel. Dit verzoek volgde na een uitspraak ter zitting in een procedure die betrekking had op de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van zijn twee minderjarige kinderen. De vader was van mening dat de kinderrechter partijdig was en dat er onvoldoende aandacht was besteed aan zijn positie als vader. Tijdens de zitting had de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, waarbij de vader zijn onvrede over de uitspraak uitte en de kinderrechter beschuldigde van partijdigheid. De kinderrechter schorste de zitting kort om later te verklaren dat hij niet berustte in de wraking en dat er een proces-verbaal van de uitspraak zou worden opgemaakt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter die al een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien mr. Smedes de einduitspraak had gedaan voordat het wrakingsverzoek werd ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is op 23 mei 2014 openbaar uitgesproken door de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, waarbij de rechtbank de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaarde.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/156540 / KG RK 14-1720
Beslissing van 23 mei 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats 1],
verzoeker tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 15 mei 2014 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr A. Smedes, kinderrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd C/08/154449 / JE RK 14-578. De hoofdzaak betreft een verzoek dat ertoe strekt de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, van wie [verzoeker] de vader is, te verlengen.

2.De beoordeling

2.1.
Het proces-verbaal van zitting op welke [verzoeker] het wrakingsverzoek heeft ingediend, houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Uitspraak:
“Ik wijs het verzoek van de gezinsvoogdij-instelling toe. Uit de overgelegde stukken (waaronder de rapportage van bureau van dhr. [A], psychotherapeut) en het besprokene ter zitting blijkt dat de kinderen thans aangewezen zijn op behandeling en begeleiding binnen een instelling.
Het verzoek van de vader om de machtiging uithuisplaatsing niet te verlenen zodat hij voor de kinderen kan zorgen wordt afgewezen. De gunstige omstandigheden aan zijn zijde waarop hij zich beroept zijn langere tijd geleden, dat was in 2010. De vader gaat op korte termijn verhuizen naar [plaats 2]. Het is op dit moment niet in het belang van de kinderen om ze uit hun vertrouwde omgeving [plaats 3] te halen.”
Na afloop van de uitspraak verklaart de vader:
“ik wraak u omdat u partijdig bent. Ik ben van mening dat de kinderen bij mij kunnen wonen. Als je kinderen hebt dan heb je een moeder en een vader. Er wordt alleen maar over de moeder gepraat. Ze kunnen niet naar de moeder toe maar er wordt niet over de vader gepraat. U had de gezinsvoogd moeten vragen waarom er in het afgelopen jaar niet is onderzocht of ze bij mij zouden kunnen wonen. Zolang u daar geen antwoord op heeft gekregen had u geen uitspraak mogen doen”.
De kinderrechter schorst de behandeling ter zitting voor korte tijd.
Nadat de belanghebbenden weer binnen zijn geroepen deelt de kinderrechter het volgende mede:
“ik berust niet in de wraking. Er zal een proces-verbaal van deze uitspraak worden opgemaakt. U wordt over het vervolg door de rechtbank geïnformeerd.”
De gezinsvoogdes van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering geeft aan dat ze niet opgeroepen hoeft te worden voor de eventuele wrakingszitting.
Mr. Duiveman geeft namens de moeder aan dat ze wel wil worden opgeroepen.
2.2.
Vaste jurisprudentie (zie onder meer: HR 18 december 1998, NJ 1999, 271) is dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Uit het proces-verbaal blijkt dat mr. Smedes reeds einduitspraak had gedaan voordat het wrakingsverzoek door [verzoeker] werd ingediend.
2.3.
Verzoeker dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, mr. C. Verdoold en mr. G.A. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2014.