ECLI:NL:RBOVE:2014:2828

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2014
Publicatiedatum
26 mei 2014
Zaaknummer
C-07-204749 - HZ ZA 12-288
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en onderverzekering bij schadevergoeding na brand

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap [A] B.V. een schadevergoeding van ABN AMRO Schadeverzekering N.V. en ABN AMRO Bank N.V. na een brand in haar bedrijfsloods. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de inventaris, waarvoor ABN AMRO Schadeverzekering slechts gedeeltelijk uitkeerde. [A] had een verzekering afgesloten met een garantie tegen onderverzekering, maar ABN AMRO Schadeverzekering betwistte de toepasselijkheid van deze garantie, omdat er geen waardebepaling of waardeverslag was aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat de garantie tegen onderverzekering niet afhankelijk was van het aanleveren van een waardebepaling. De rechtbank stelde vast dat ABN AMRO Schadeverzekering de garantieclausule had opgenomen zonder dat er een actuele waardebepaling was, en dat [A] er op mocht vertrouwen dat de garantie van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO Schadeverzekering tekort was geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en veroordeelde haar tot betaling van een bedrag van € 173.768,51 aan [A], vermeerderd met rente en proceskosten. De vorderingen tegen ABN AMRO Bank werden afgewezen, omdat de vorderingen tegen ABN AMRO Schadeverzekering al waren toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/204749 / HZ ZA 12-288
Vonnis van 15 januari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te Valkenburg,
eiseres,
advocaat mr. M.J. van Loon,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert,
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. Kramer.
Partijen zullen hierna [A], ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Bank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusies van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens inhoudende wijziging van eis
  • de conclusies van dupliek
  • de akte zijdens [A]
  • de antwoordakte, tevens houdende overlegging productie van de zijde van ABN AMRO Schadeverzekering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De bedrijfsmatige activiteiten van [A] bestaan uit opruimwerkzaamheden van terreinen en gebouwen na (gehouden) grootschalige evenementen, zoals popfestivals, alsmede het uitvoeren van stadsreiniging en andere reinigings- en onderhoudswerkzaamheden. Het hoofdkantoor van [A] is gevestigd te Valkenburg. Een van de bedrijfslocaties van [A] is gelegen aan de [adres 2] (Limburg).
2.2.
ABN AMRO Schadeverzekering oefent het schadeverzekeringsbedrijf uit.
2.3.
ANB AMRO Bank oefent het bankbedrijf uit, maar tevens het assurantiebemiddelingsbedrijf. In laatstgenoemde hoedanigheid dient zij te worden aangemerkt als een zelfstandig tussenpersoon. Zij beschikt niet over een volmacht om namens ABN AMRO Schadeverzekering verzekeringsovereenkomsten te sluiten.
2.4.
Op het moment waarop het bedrijfsterrein (met loods) te Nuth door [A] in eigendom werd verkregen (op 22 december 2010) was [A] ter zake nog verzekerd via Interpolis. De tussen [A] en Interpolis lopende verzekeringspolis betrof de zogenaamde Bedrijven Compact Polis. Nadat [A] het bedrijfsgebouw te Nuth in eigendom had verkregen werd ook dit pand door Interpolis in dekking genomen onder de Bedrijven Compact Polis. De inventaris (in de loods) op het bedrijventerrein te Nuth was onder deze bedrijfspolis verzekerd voor twee bedragen. Een deel van de inventaris (€ 160.000,00) was verzekerd op basis van dagwaarde en een deel op basis van nieuwwaarde (€ 45.000,00). Wel was voor de hele inventaris de clausule 006 “Garantie tegen onderverzekering” van toepassing welke luidt als volgt:
“Garantie tegen onderverzekering
Wij doen bij schade geen beroep op onderverzekering. Deze garantie tegen onderverzekering is gekoppeld aan een waardebepaling. De waarde kan bij aanvang van de verzekering, maar ook gedurende de looptijd ervan (opnieuw) worden bepaald. Op basis van die waardebepaling worden/zijn het verzekerd bedrag en de voorwaarden aangepast. De garantie geldt voor alle verzekerde dekkingen, behalve opruimingskosten, reconstructie, overige beschadigingen en verlies kasgeld. De garantie strekt zich zelfs uit boven het verzekerd bedrag.
Als u wijzigingen aan de inventaris aanbrengt waardoor de waarde van de inventaris het verzekerd bedrag met meer dan 10% overschrijdt, dan moet u dit binnen 30 dagen na overschrijding van deze 10% aan ons doorgeven. Wij passen dan het verzekerd bedrag hierop aan. Als u deze overschrijding niet tijdig aan ons doorgeeft, kunt u geen beroep doen op deze garantie.”
2.5.
Vanwege de juridische fusie tussen de NV Interpolis Schade en Achmea Schadeverzekering in het eerste kwartaal van 2011 ontstond voor de verzekerden van Interpolis de (wettelijke) mogelijkheid om de Bedrijven Compact Polis op te zeggen. Die opzeggingsmogelijkheid werd door ABN AMRO Bank aangegrepen als acquisitie moment.
Ook [A] werd door ABN AMRO Bank actief benaderd voor een eventuele overstap naar ABN AMRO Schadeverzekering. [A] stelde als voorwaarde voor de overstap onder meer dat de overstap niet mocht leiden tot slechtere voorwaarden.
2.6.
Op verzoek van ABN AMRO Bank heeft ABN AMRO Schadeverzekering begin april 2011 een eerste opzet voor de offerte van [A] aan ABN AMRO Bank gepresenteerd. Deze opzet is mede gemaakt aan de hand van de door ABN AMRO Bank verstrekte polis van Interpolis.
2.7.
Bij brief van 29 april 2011 schrijft [A] aan ABN AMRO Bank, voor zover van belang, als volgt:
“Middels dit schrijven deel ik u mede geen gebruik te willen maken van het door u aangeboden offerte (…) d.d. 6 april 2011.
Dit naar aanleiding van een beoordeling van uw offerte door een derde waarbij een aantal clausules en voorwaarden naar boven zijn gekomen die tijdens de gesprekken met de heer [naam] niet nader toegelicht zijn. Deze clausules en voorwaarden zijn van dien aard dat de gepresenteerde offerte niet aansluit bij onze behoefte en zeker niet conformeert met de door ABN-AMRO gepresenteerde aanbieding betreffende de Interpolis portefeuille.
(…).
2.8.
Bij brief van 10 mei 2011 schrijft ABN AMRO Bank aan [A], voor zover van belang, als volgt:
“In vervolg op ons telefonisch onderhoud van 9 mei 2011 delen wij u mee met verzekeraars over uw bezwaren, zoals weergegeven in uw brief van 29 april 2011, overleg hebben gepleegd.
Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen in ons voorstel:
  • Clausule Z961 Inbraakpreventie; deze clausule is uit het voorstel verwijderd
  • Clausule Y503 Wijziging voorwaarden; deze clausule is in het voorstel opgenomen en bepaalt dat indien bij een schade blijkt dat de oude (Interpolis) voorwaarden een uitgebreidere dekking geven dan de nieuwe (ABN AMRO) voorwaarden dan gaan de oude voorwaarden voor. Deze bepaling vervalt per hoofdpremievervaldatum in het derde jaar na ingang van deze verzekering binnen de polis.
(…).”
Bij deze brief zat een offerte/concept polis genaamd ABN AMRO Bedrijfspolis afkomstig van ABN AMRO Schadeverzekering waarin, voor zover van belang, het navolgende is opgenomen:
“(…)
Deze offerte is geldig tot 3 maanden na de datum van afgifte en is gedaan onder voorbehoud van definitieve acceptatie door verzekeraar op basis van een volledig ingevuld en door verzekeringsnemer ondertekend aanvraagformulier en een (eventuele) inspectie.”
Voorts is in deze offerte het navolgende opgenomen met betrekking tot de inventaris/goederen:
“Inventaris /goederen (nieuwe verzekering)
€ 205.100,00 Inventaris
€ 5.000,00 Goederen
(…)”
Het bedrag van € 205.100,00 was door ABN AMRO Schadeverzekering zelf ingevuld en overgenomen uit de polis van Interpolis. Over de (hoogte van de) bedragen was met [A] niet gesproken.
Het aanvraagformulier hoefde [A] niet in te vullen. Een inspectie is evenmin uitgevoerd.
2.9.
Per 14 mei 2011 werd de Bedrijven Compact Polis van Interpolis door [A] opgezegd en ging de nieuwe verzekeringsovereenkomst - de ABN AMRO Bedrijvenpolis - tussen [A] en ABN AMRO Schadeverzekering lopen.
2.10.
Bij brief van 16 mei 2011 schrijft ABN AMRO Schadeverzekering aan ABN AMRO Bank (te Eindhoven), voor zover van belang, als volgt:
“Hierbij sturen wij u, conform afspraak, de BedrijfsPolis van de relatie [A] BV.
Zoals telefonisch afgesproken hebben wij de clausule waardeverslag nog niet opgenomen in de polis (clausule Z424). Zodra wij een kopie van het Interpolis waardeverslag hebben mogen ontvangen, kunnen wij de clausule waardeverslag opnemen in de polis.
Tevens hebben wij clausule Y502 opgenomen in de polis (12 mnd contract).
(…).”
Deze brief is verzonden nadat ABN AMRO Bank ABN AMRO Schadeverzekering had laten weten dat [A] akkoord was.
ABN AMRO Schadeverzekering zond vervolgens bij brief van 17 mei 2011 aan [A] de opgemaakte polis. In deze polis ontbreekt zowel ten aanzien van de gebouwen als ten aanzien van de inventaris clausule Z424. Clausule Y503 is wel opgenomen.
Op uitdrukkelijk verzoek van ANB AMRO Bank heeft ABN AMRO Schadeverzekering de polis vervolgens aangepast.
2.11.
Bij brief van 25 mei 2011 schrijft ABN AMRO Schadeverzekering aan ABN AMRO Bank als volgt:
“Hierbij ontvangt u, conform uw verzoek, de aangepaste BedrijfsPolis van de relatie [A] BV.
De waardebepalingsclausule Z424 hebben wij alvast opgenomen op de polis. Wij zouden graag voor 1 juli 2011 in het bezit willen komen van het waardeverslag en/of taxatierapport.
Indien wij op 1 juli 2011 bovenstaande zaken niet hebben mogen ontvangen, zijn wij genoodzaakt clausule Z424 per 01-07-2011 van de polis af te voeren.
(…).”
2.12.
Bij brief van 26 mei 2011 stuurt ABN AMRO Schadeverzekering de aangepaste bedrijfspolis eveneens toe aan [A] met begeleidende brief die, voor zover van belang, als volgt luidt:
“Het doet ons genoegen hierbij uw nieuwe verzekeringsbewijs toe te sturen. Dit verzekeringsbewijs maakt onderdeel uit van uw ABN AMRO Bedrijfspolis. Het oude verzekeringsbewijs komt hiermee te vervallen en kunt u uit uw polismap verwijderen. De ongewijzigde onderdelen van uw polis dient u wil te bewaren.
Wij verzoeken u de gegevens op juistheid te controleren en dit verzekeringsbewijs aan uw polismap toe te voegen.
Voor de goede orde wijzen wij u op de van toepassing zijnde clausules/garanties.
(…).”
2.13.
Verzekerde objecten krachtens deze polis waren onder meer de bedrijfsloods staande en gelegen aan [adres 2], alsmede inventaris en goederen en werkmaterieel. Het verzekerde bedrag voor de inventaris was in deze polis € 205.100,00 en voor de goederen € 5.000,00.
2.14.
Op 4 november 2011 is de bedrijfsloods aan de [adres 2] en de daarin aanwezige inventaris door brand nagenoeg geheel verwoest. ABN AMRO Schadeverzekering heeft de schade aan de loods, werkmaterieel en goederen onder de polis geheel vergoed. De schade aan de inventaris heeft zij slechts ten dele vergoed.
2.15.
Blijkens de ten tijde van de brand geldende polis was de inventaris verzekerd voor een bedrag van € 207.800,00 en de goederen voor een bedrag van € 5.000,00. Van toepassing zijn onder meer de clausules Y503 en Z424. (In de polis is bij inventaris/goederen clausule Z424 niet opgenomen, maar partijen zijn het erover eens dat dit een omissie is).
Clausule Y503 luidt als volgt:

Y503 Wijziging voorwaarden
Indien bij schade blijkt dat de oude voorwaarden een uitgebreidere dekking geven dan de nieuwe voorwaarden dan gaan de oude voorwaarden voor.”
Clausule Z424 luidt als volgt:

Z424 Garantie tegen onderverzekering (waardeverslag)
De verzekerde som is vastgesteld op basis van een door verzekeraar goedgekeurd waardeverslag,
In geval van een gedekte schadegebeurtenis zal geen beroep worden gedaan op onderverzekering. Deze garantie geldt voor een periode van vier jaar.
Wijzigingen waardoor de waarde van het verzekerde bedrag met meer dan 15% wordt overschreden, moeten binnen 30 dagen aan verzekeraar worden gemeld.
Deze garantie komt te vervallen indien na een eventuele schade blijkt dat de overschrijding van het verzekerde bedrag niet op tijd aan verzekeraar is doorgegeven.
Vestiging : [adres 1] LB
Waardebepaling door : Nader op te geven.
Afloopdatum : 4 jaar na taxatiedatum
Vestiging : [adres 2]
Waardebepaling door : Nader op te geven.
Afloopdatum : 4 jaar na taxatiedatum”.
2.16.
De schade aan inventaris/goederen als gevolg van de brand is vastgesteld op
€ 375.832,00 zijnde het verschil tussen de waarde voor de brand ad € 444.477,00 en de waarde na de brand ad € 68.645,00. ABN AMRO Schadeverzekering heeft ter zake de uitkering vastgesteld op € 202.063,49 waarbij zij geen rekening heeft gehouden met clausule Z424.
2.17.
In opdracht van Interpolis is door HDS Groep B.V. (verder HDS) in april 2008 bij [A] een “waardebepaling gebouw(en), inventaris e/o voorraden en bedrijfsschade” opgemaakt. Het risicoadres was [adres 1]. Bij brief van 22 april 2008 schrijft HDS aan [A], voor zover van belang:
“Op 10 april 2008 heeft bovengenoemde taxateur u bezocht voor een waardebepaling in opdracht van Interpolis.
Op basis van onze bevindingen en de door u verstrekte gegeven zullen wij Interpolis de navolgende vastgestelde waarden rapporteren aan de hand waarvan zij de polis zullen opmaken:
100 bedrijfsgebouw € 365.000,-- incl. BTW en incl. fundering
(garantie tegen onderverzekering)
204 inventaris € 150.000,-- excl. BTW (volgens opgave van verzekerde)
206 inventaris € 35.000,-- excl. BTW (garantie tegen onderverzekering)
300 extra kosten € 15.000,--
(…).”
2.18.
In maart 2011 is wederom een waardebepaling gemaakt, thans voor twee risicoadressen, waaronder ook Daelderweg 12B te Nuth. Bij brief van 7 maart 2011 schrijft HDS aan [A], voor zover van belang:
“Op 14 februari 2011 heeft bovengenoemde taxateur u bezocht voor een waardebepaling in opdracht van Interpolis.
Op basis van ons onderzoek en de gegevens die u ons heeft verstrekt, geven wij Interpolis de onderstaande gegevens door. (…)
(…)
(…)
(…)
101 bedrijfsgebouw € 290.000,-- incl. BTW en incl. fundering
(garantie tegen onderverzekering)
204 inventaris niet gewaardeerd
206 inventaris niet gewaardeerd
207 voorraad € 5.000,-- excl. BTW
300 extra kosten niet gewaardeerd.
(…).”
2.19.
De sub 2.17 en 2.18 omschreven waardeverslagen zijn in elk geval na de brand door (de raadsman van) [A] aan ABN AMRO Schadeverzekering toegezonden.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert, na wijziging van eis, samengevat:
te verklaren voor recht dat gedaagde sub 1 tekort is gekomen in de nakoming van de tussen [A] en gedaagde sub 1 gesloten verzekeringsovereenkomst met ingangsdatum 14 mei 2011 doordat gedaagde sub 1 niet alle schade aan de inventaris die [A] heeft geleden heeft vergoed, en gedaagde sub 1 dientengevolge te veroordelen tot nakoming middels betaling aan [A] van een bedrag van € 173.768,51, te vermeerderen met rente, althans;
gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, althans ieder voor hun aandeel, te veroordelen tot betaling aan [A] van een bedrag van € 173.768,51, althans een in goede justitie te bepalen ander bedrag, te vermeerderen met rente;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Bank voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen jegens ABN AMRO Schadeverzekering

4.1.
De rechtbank zal gelet op het subsidiaire karakter van de vorderingen tegen ABN AMRO Bank eerst de vorderingen tegen ABN AMRO Schadeverzekering beoordelen. De vordering tegen ABN AMRO Bank is eerst aan de orde als die tegen ABN AMRO Schadeverzekering wordt afgewezen.
4.2.
[A] stelt dat de aanwezigheid van een waardeverslag blijkens de clausule van de garantie tegen onderverzekering (Z424) geen voorwaarde is voor de toepasselijkheid van de garantie tegen onderverzekering. De garantie tegen onderverzekering zoals deze letterlijk is geformuleerd in de betreffende clausule, alsmede de clausule van Interpolis (006), stelt de aanwezigheid van een waardeverslag niet als vereiste voor het inroepen van de garantie. De vraag of en zo ja wanneer ABN AMRO Schadeverzekering over een waardebepaling beschikte is dus niet relevant voor de vraag of [A] zich kan beroepen op de garantie. Indien de betreffende clausule niettemin zo zou moeten worden uitgelegd dat een waardeverslag wel een vereiste zou zijn voor de toepasselijkheid van de garantie tegen onderverzekering, dan volgt uit de stellingen van partijen dat ABN AMRO Schadeverzekering op het ontbreken daarvan toch geen beroep kan doen. ABN AMRO Schadeverzekering heeft er, blijkens de door haar met ABN AMRO Bank gevoerde correspondentie immers bewust voor gekozen de garantieclausule in de polis op te nemen, zonder op dat moment de beschikking te hebben over het waardeverslag van HDS 2011, althans zonder zelf een nieuwe (geactualiseerde) waardebepaling te laten uitvoeren. [A] mocht er derhalve op vertrouwen dat met de toezending van de polis op 26 mei 2011 inclusief daarin vermelde garantie tegen onderverzekering, sprake was van toepasselijkheid van de garantie. Indien ABN AMRO Schadeverzekering had gemeend dat het waardeverslag van HDS uit 2011 dan wel een andere (geactualiseerd) waardeverslag een voorwaarde was voor geldigheid van de garantie, dan had zij de garantie moeten afgeven onder het voorbehoud van vaststellen van een waardeverslag. Een dergelijk voorbehoud is niet gemaakt.
4.3.
ABN AMRO Schadeverzekering betwist de toepasselijkheid van clausule Z424. Zij voert daartoe aan dat zij eerst na het schade-evenement in het bezit is gesteld van een waardeverslag. Zij verwijst daartoe naar de inhoud van clausule Z424 (zie 2.15.) waarin is opgenomen dat de verzekerde som is vastgesteld op basis van een door haar goedgekeurd waardeverslag en waarin vooralsnog is opengelaten door wie de waardebepaling was verricht. Nu is komen vast te staan dat van een waardeverslag (in overwegende mate) geen sprake is geweest, kan [A] zich om die reden niet beroepen op de garantie tegen onderverzekering. Immers aan de voorwaarde, het bestaan van een goedgekeurd waardeverslag, is niet voldaan.
Van een waardebepaling door of namens ABN AMRO Schadeverzekering is ook nimmer sprake geweest. ABN AMRO Schadeverzekering ging er vanuit dat er sprake was van een recent waardeverslag waaruit de waarde van de inventaris zou blijken en aldus zou kunnen worden vastgesteld dat de op de polis van Interpolis verzekerde som daarmee in overeenstemming was en (ook) ABN AMRO Schadeverzekering derhalve op goede gronden een garantie tegen onderverzekering kon verstrekken. Na het schade-evenement is evenwel gebleken dat de inventaris slechts in zeer beperkte mate is gewaardeerd en wel op 10 april 2008, zo’n drie jaar voor de ingangsdatum van de verzekeringsovereenkomst.
ABN AMRO Schadeverzekering ging er vanuit en mocht er ook vanuit gaan dat de verzekerde som zoals die gold bij Interpolis en die één op één in haar eigen polis is overgenomen, gebaseerd was op een recent waardeverslag en dat de aldus overgenomen verzekerde som derhalve overeenstemde met de waarde van de inventaris.
[A] heeft bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst, meer in het bijzonder bij het bepalen van de desbetreffende clausule, doen voorkomen alsof er een recent waardeverslag was.
Indien ABN AMRO Schadeverzekering kennis zou hebben gehad van de ware stand van zaken, dan zou zij in het geheel geen garantie tegen onderverzekering hebben verstrekt, dan wel de premie in overeenstemming hebben gebracht met de werkelijke waarde van de inventaris.
[A] heeft geconstateerd dat de hoogte van de verzekerde som één op één is overgenomen van de polis van Interpolis. [A] was bekend met de twee “waardeverslagen” van HDS en wist dat de verzekerde som in overwegende mate was gebaseerd op haar eigen opgave uit 2008 en dus niet was gewaardeerd. [A] wist dat zij ten tijde van het aangaan van de verkeringsovereenkomst een inventaris bezat die ver uitsteeg boven de verzekerde som.
Meer subsidiair stelt ABN AMRO Schadeverzekering dat, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [A] een beroep doet op de garantieclausule. Het komt voor haar rekening en risico dat ABN AMRO Schadeverzekering met betrekking tot de totstandkoming van deze clausule op het verkeerde been is gezet. Zou het standpunt van [A] opgaan, dan zou zij volledig schadeloos worden gesteld, terwijl de premiestelling is gebaseerd op een aanzienlijk lager verzekerde som, aldus ABN AMRO Schadeverzekering.
4.4.
Kern van het geschil tussen [A] en ABN AMRO Schadeverzekering is het antwoord op de vraag of [A] met betrekking tot de inventaris een beroep kan doen op de clausule Z424 inhoudende een garantie tegen onderverzekering. Hieromtrent oordeelt de rechtbank als volgt.
4.5.
Uit de tekst van de clausule Z424 valt niet af te leiden dat de daarin gegeven garantie tegen onderverzekering afhankelijk is van een nader door [A] op te geven of aan te leveren waardebepaling of waardeverslag. Dit is evenmin af te leiden uit de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de totstandkoming van deze clausule. Immers uit de correspondentie tussen ABN AMRO Schadeverzekering en ABN AMRO Bank blijkt dat de clausule aanvankelijk niet was opgenomen wegens het ontbreken van het waardeverslag (zie 2.10) doch dat deze clausule vervolgens wel werd opgenomen op verzoek van ABN AMRO Bank. Uit de brief van ABN AMRO Schadeverzekering is veeleer af te leiden dat ABN AMRO Schadeverzekering zelf ook van oordeel was dat de clausule Z424 wel toepasselijk was, doch dat deze per 1 juli 2011 van de polis zou worden afgevoerd als zij voordien het waardeverslag en/of taxatierapport niet zou hebben ontvangen. Dat voornemen heeft ABN AMRO Schadeverzekering evenwel niet uitgevoerd, zoals zij bij haar conclusie van antwoord heeft gesteld.
Evenmin is het naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [A] een beroep doet op de betreffende (garantie)clausule.
Immers [A] heeft aan ABN AMRO Schadeverzekering geen waarde van de (betreffende) inventaris opgegeven. De in de polis opgenomen verzekerde waarde van
€ 205.110 (later verhoogd naar € 207.800,00) was niet afkomstig van [A] doch was door ABN AMRO Schadeverzekering zelf ingevuld (zie 2.8. en 2.15.) en overgenomen uit de polis van Interpolis. Uit niets blijkt dat [A] ABN AMRO Schadeverzekering daarmee (bewust) op het verkeerde been heeft gezet. Dat ABN AMRO Schadeverzekering voor de bepaling van de hoogte van de premie is uitgegaan van een te lage waarde is niet aan [A] toe te rekenen. ABN AMRO Schadeverzekering had zelf de nodige actie(s) moeten ondernemen toen [A] in haar ogen naliet de waardebepaling en/of het taxatierapport aan te leveren. Zij had daar immers belang bij. ABN AMRO Schadeverzekering heeft ook niet nader gemotiveerd waarom zij uit mocht gaan van de waardebepaling (uit de polis) van Interpolis. Het beroep op de redelijkheid en billijkheid dient daarom te worden verworpen. Het beroep van ABN AMRO Schadeverzekering op schending door [A] van haar mededelingsplicht bij het sluiten van de overeenkomst treft op bovenstaande gronden hetzelfde lot. Het beroep ABN AMRO Schadeverzekering op schending van de meldingsplicht van [A] met betrekking tot overschrijding van de verzekerde waarde, behoeft geen nadere bespreking nu ABN AMRO Schadeverzekering dit beroep heeft laten varen.
4.6.
Het vorenstaande brengt mee dat het beroep van [A] op de garantieclausule Z 424 terecht is en dat daarom de vorderingen van [A] tegen ABN AMRO Schadeverzekering toewijsbaar zijn.
4.7.
ABN AMRO Schadeverzekering zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- dagvaarding € 76,17
- griffierecht 3.621,00
- salaris advocaat
3.552,50(2,5 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 7.249,67
De vorderingen jegens ABN AMRO Bank
4.8.
Nu de vorderingen tegen ABN AMRO Schadeverzekering worden toegewezen komt de rechtbank niet toe aan de (subsidiaire) vorderingen jegens ABN AMRO Bank.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat ABN AMRO Schadeverzekering tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [A] en ABN AMRO Schadeverzekering gesloten verzekeringsovereenkomst met ingangsdatum 14 mei 2011 doordat ABN AMRO Schadeverzekering niet alle schade aan de inventaris die [A] heeft geleden heeft vergoed,
5.2.
veroordeelt ABN AMRO Schadeverzekering om aan [A] te betalen een bedrag van € 173.768,51 (éénhonderddrieënzeventig duizendzevenhonderdachtenzestig euro en éénenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 30 mei 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt ABN AMRO Schadeverzekering in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 7.249,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. en 5.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. J. van der Hulst en mr. I.M. Clement en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.