ECLI:NL:RBOVE:2014:2832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
C/08/155537 / KG ZA 14-170
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van straat- en contactverbod in huurgeschil tussen horecagelegenheid en verhuurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een horecaondernemer te Kampen, en een gedaagde, zijn verhuurder. De eiser vorderde een straat- en contactverbod tegen de gedaagde, omdat hij zich bedreigd voelde door diens gedrag. De eiser stelde dat de gedaagde onrechtmatig handelde door onder andere de elektriciteit van het eethuis af te sluiten en hem te bedreigen. De gedaagde betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat hij gerechtigd was om de elektriciteit af te sluiten vanwege huurachterstand.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde op een stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk maakte op zijn persoonlijke levenssfeer. De rechter concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de eiser waren aangevoerd, niet voldoende waren om het gevorderde straat- en contactverbod te rechtvaardigen. De rechter merkte op dat de gedaagde na het incident op 12 april 2014 slechts eenmalig contact met de eiser had gehad en dat er geen concrete, dreigende onrechtmatige daad van de gedaagde jegens de eiser was.

Daarnaast werd het gevorderde verbod voor negatieve uitlatingen van de gedaagde over de eiser en zijn bedrijf afgewezen, omdat ook hiervoor geen onderbouwing was gegeven. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing niet als een vrijbrief voor de gedaagde moest worden opgevat om de eiser tegen zijn wil te benaderen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.512,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/155537 / KG ZA 14-170
Vonnis in kort geding van 27 mei 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te Kampen,
eiser,
advocaat mr. J.W. Both te Kampen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Kampen,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Bos te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 13 producties;
  • het faxbericht van [gedaagde] van 12 mei 2014 met 8 producties;
  • de mondelinge behandeling op 13 mei 2014;
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een horecagelegenheid ([naam bedrijf]) aan de [adres] te Kampen. Tot het najaar van 2013 huurde [eiser] het pand aan de [adres] (bedrijfsruimte annex (on)zelfstandige woonruimte) van een derde. Op 31 oktober 2013 heeft [gedaagde] de eigendom van het pand verkregen en huurt [eiser] van [gedaagde]. Nadat [gedaagde] het pand heeft laten verbouwen/renoveren, is [eiser] met zijn gezin boven het eethuis gaan wonen.
2.2.
Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de (verhoging van de) huurprijs van het door [eiser] gehuurde pand.
2.3.
Op of omstreeks 21 februari 2014 heeft [gedaagde] de elektriciteit van het eethuis laten afsluiten.
2.4.
Bij brief van 25 februari 2014 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] verzocht en voor zover nodig gesommeerd zich te onthouden van onrechtmatig gedrag en zich als een goed verhuurder te gedragen en heeft [gedaagde] voorts uitgenodigd voor een gesprek.
2.5.
Op of omstreeks 27 februari 2014 heeft [gedaagde] een niet gedag- en ondertekende brief met als opschrift “Wie maakt wie kapot” aan [eiser] afgegeven.
2.6.
Bij brief van 3 maart 2014 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] verboden gebruik te maken van de hem ter beschikking staande sleutel van het door [eiser] gehuurde pand. Daarbij is [gedaagde] opnieuw uitgenodigd voor een gesprek.
2.7.
Op 12 april 2014 heeft [gedaagde] [eiser] rond 19.10 uur bezocht in het eethuis. Later die avond rond 23:00 uur heeft [gedaagde] [eiser] opnieuw bezocht in het eethuis. Er heeft zich toen tussen partijen een incident voorgedaan waarvan [eiser] aangifte bij de politie heeft gedaan. Van het incident op 12 april 2014 om 23.00 uur heeft ook [naam 1], een vriend/kennis van [gedaagde], aangifte gedaan.
2.8.
Bij brief van 14 april 2014 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] opnieuw gesommeerd om niet meer in het eethuis te komen of daarvoor op de stoep te vertoeven. Daarbij is [gedaagde] voorts verboden om contact met [eiser] te leggen via de telefoon of anderszins en zich laatdunkend jegens hem uit te laten. Tot slot heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal verbieden om na betekening van dit vonnis:
* zich te begeven op de [adres] (vanaf kruising [straatnaam 1] tot aan kruising [straatnaam 2]), zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiser], voor een periode van 180 dagen na betekening van het vonnis,
althans
* zich te begeven in en pal vóór het pand aan de [adres], zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [eiser], voor een periode van 180 dagen na betekening van het vonnis,
alsmede
* contact te zoeken met [eiser], telefonisch, in persoon of anderszins, anders dan van puur zakelijke aard omtrent de huurovereenkomst en het beheer van het pand, of anders dan schriftelijk door middel van een advocaat, een en ander tenzij en voor zover [eiser] voor ander rechtstreeks contact schriftelijk toestemming heeft gegeven,
alsmede
* zich negatief uit te laten over [eiser] en [naam bedrijf] jegens derden,
alles op straffe van door [gedaagde] aan [eiser] te betalen dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, tot een maximum van € 100.000,00,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van een spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen is in voldoende mate gebleken.
4.2.
Aan de vorderingen legt [eiser], samengevat, ten grondslag dat gesprekken over de huurprijs in februari 2014 zijn ontaard. [eiser] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt. Volgens [eiser] maakt [gedaagde] zich schuldig aan lokaalvredebreuk, huisvredebreuk, vernieling, mishandeling, discriminatie, bedreiging met de dood en stalken. Daartoe voert hij aan dat [gedaagde] op of omstreeks 21 februari 2014 één of meer nutsvoorzieningen heeft laten afsluiten, waaronder in ieder geval het doorknippen van de elektriciteitskabels van het eethuis. Voorts heeft [gedaagde] op of omstreeks 27 februari 2014 een brief (“Wie maakt wie kapot”) afgegeven die [eiser] als bedreigend van aard heeft opgevat. Daarbij is [gedaagde] de afgelopen weken diverse malen onverwachts en zelfs tot in de nacht het gehuurde pand binnengedrongen, al dan niet gebruikmakend van de sleutel, in de beleving van [eiser] veelal onder invloed van drank. Op 12 april 2014 heeft [gedaagde] [eiser] in aanwezigheid van klanten onder meer met de dood bedreigd en zich discriminatoir uitgelaten. Later op de avond heeft [gedaagde] opzettelijk de koffiemachine vernield en na een heftige worsteling is [eiser] door de politie ontzet en is [gedaagde] afgevoerd. [eiser] heeft aangifte gedaan en [gedaagde] dient zich op 16 juni 2014 bij de politierechter te verantwoorden. Volgens [eiser] was zijn gezin getuige van dit incident en staan zij inmiddels onder doktersbehandeling. Ook stelt [eiser] dat [gedaagde] in Kampen het gerucht verspreidt dat [eiser] een slechte ondernemer is en dat mensen niet bij hem eten moeten (bestellen) waardoor [naam bedrijf] minder omzet heeft. Verder stelt [eiser] dat [gedaagde] sinds enkele weken regelmatig hinderlijk stil staat voor het eethuis en ongewenst contact met hem blijft zoeken.
Ten aanzien van het straat- en contactverbod
4.3.
Een straatverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] thans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op een dusdanige stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt heeft op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] dat het opleggen van een straat- en/of contactverbod gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.5.
Ten aanzien van de stroomafsluiting op of omstreeks 21 februari 2014 heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist dat hij daarmee onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Volgens [gedaagde] was hij vanwege de huurachterstand op grond van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst daartoe gerechtigd. Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat een dergelijke daad een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst (wanprestatie) kan opleveren, doch die daad rechtvaardigt niet zonder meer het gevorderde straat- en contactverbod.
4.6.
Wat betreft de brief met het opschrift “Wie maakt wie kapot” stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde] daarin vooral zijn teleurstelling uit over de gang van zaken met betrekking tot de verbouwing en renovatie van het gehuurde pand en daarmee samenhangend de vaststelling van de nieuwe huurprijs alsmede over de persoon van [eiser]. Weliswaar is de toonzetting van de brief emotioneel maar niet geoordeeld kan worden dat, gelet op de tekst en strekking daarvan, deze bedreigend van aard is, zodat voormelde brief het gevorderde straat- en contactverbod evenmin kan rechtvaardigen.
4.7.
Ten aanzien van het bezoek van [gedaagde] op 12 april 2014 rond 19:10 uur en het incident op 12 april 2014 rond 23.00 uur stelt de voorzieningenrechter vast dat – voor wat betreft het incident dat rond 23:00 uur plaatsvond – partijen lijnrecht tegenover elkaar staan over hetgeen precies is voorgevallen, zoals ook uit de aangiften van [eiser] en [naam 1] van 14 april 2014 blijkt. In dit kort geding kan geen duidelijkheid worden verkregen over de toedracht en de feitelijke gang van zaken van dit incident, daarover zal de politierechter een oordeel geven. Voor nadere bewijslevering is in deze procedure geen plaats. Dit betekent dat ook het incident dat rond 23:00 uur op 12 april 2014 plaatsvond onvoldoende grondslag biedt voor toewijzing van het gevorderde straat- en contactverbod. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de door [eiser] overgelegde verklaringen van [naam 2] en [naam 3] slechts betrekking hebben op het bezoek van [gedaagde] op 12 april 2014 omstreeks 19.10 uur. Dat bezoek van [gedaagde], wat daar verder ook van zij, biedt op zichzelf onvoldoende grondslag om het gevorderde straat- en contactverbod te rechtvaardigen.
4.8.
[eiser] heeft verder zijn – betwiste – stelling dat [gedaagde] zijn pand binnendringt en zich regelmatig hinderlijk voor zijn eethuis ophoudt, niet onderbouwd.
4.9.
De slotsom is dat het gevorderde straat- en contactverbod zal worden afgewezen.
De door [eiser] aangevoerde feiten en omstandigheden bieden daarvoor onvoldoende grondslag. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat [gedaagde] na het incident van 12 april 2014 slechts eenmalig contact met [eiser] heeft gehad door afgifte van de facturen voor de huurtermijnen en dat partijen voor het overige geen contact met elkaar hebben gehad. Van een concrete, dreigende onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiser] is thans dus geen sprake. Voorts heeft [gedaagde] verklaard dat [eiser] ter vergroting van zijn veiligheidsgevoel de sloten van het door hem gehuurde pand op zijn kosten mag vervangen.
Ten aanzien van de negatieve uitlatingen
4.10.
Het gevorderde verbod dat [gedaagde] zich negatief uitlaat over [eiser] en [naam bedrijf] tegenover derden dient bij gebrek aan enige onderbouwing eveneens te worden afgewezen.
4.11.
Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [gedaagde] mag de onderhavige beslissing niet opvatten als een vrijbrief om [eiser] tegen zijn wil op te zoeken of hem anderszins tegen zijn wil te benaderen. In dit verband stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde] heeft verklaard dat het incident van 12 april 2014 voor hem een keerpunt vormde waarna hij het (huur)geschil uit handen heeft gegeven aan zijn advocaat om de kwestie via de rechter te laten beslechten. Het is voor partijen van belang, gelet op de huurrelatie, dat er rust komt, waarna de verhoudingen zich mogelijkerwijs zullen normaliseren.
Proceskosten
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat €
904,00(2 punten x tarief € 452,00)
Totaal € 1186,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.512,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014.