In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de waarde van onroerende zaken van eiser, gelegen op gehuurde grond. De gemeente Ommen had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 49.000,00 en € 50.000,00 per waardepeildatum 1 januari 2012. Eiser, eigenaar van de recreatiewoningen, maakte bezwaar tegen deze waardebepaling, omdat hij van mening was dat de waarde te hoog was vastgesteld. Eiser stelde dat hij jaarlijks een bedrag aan de campingeigenaar betaalt voor het gebruik van de grond, waardoor de campingeigenaar de eigenaar van de grond is. Eiser voerde aan dat zijn onroerende zaken vergeleken werden met duurdere woningen op betere campings, terwijl zijn woningen op een eenvoudige camping stonden zonder gasaansluiting.
De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2014 behandeld. Eiser was aanwezig, vergezeld door zijn echtgenote, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaken niet te hoog was. De rechtbank wees erop dat de vergelijkingsobjecten die door de gemeente waren gebruikt niet goed vergelijkbaar waren met de onroerende zaken van eiser. Bovendien was de onderbouwing van de waardebepaling door de gemeente onvoldoende.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op € 35.000,00, rekening houdend met de staat van de onroerende zaken en het ontbreken van aansluitingen en faciliteiten op het campingterrein. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en gelastte de gemeente het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.