ECLI:NL:RBOVE:2014:3067

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
C-08-156512 - KG ZA 14-194
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 mei 2014, hebben eisers verzocht om de opheffing van conservatoir beslag dat door gedaagden was gelegd op verschillende onroerende zaken die in eigendom toebehoren aan eisers. De eisers, die in financiële problemen verkeerden en niet aan hun verplichtingen jegens de Rabobank Noord Twente voldeden, stelden dat het beslag vexatoir was en dat het hen belemmerde in hun pogingen tot herfinanciering. Gedaagden, die het beslag hadden gelegd, voerden verweer en stelden dat het beslag noodzakelijk was om hun vordering veilig te stellen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eisers onvoldoende aannemelijk hadden gemaakt dat het beslag vexatoir was. De rechter benadrukte dat de beoordeling van vexatoir beslag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder de hoogte van de vordering en de waarde van de beslagen goederen. Eisers hadden geen bewijsstukken overgelegd van de herfinanciering die zij stelden te hebben gevonden, waardoor de rechter niet kon vaststellen of het beslag hen daadwerkelijk belemmerde in hun mogelijkheden om te herfinancieren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was om het belang van eisers om executoriale verkoop te voorkomen te laten prevaleren boven het belang van gedaagden bij het veiligstellen van hun vordering. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd op 2 juni 2014 gemotiveerd door de voorzieningenrechter, die de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/156512 / KG ZA 14-194
datum vonnis: 23 mei 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1.[eiser],

wonende te [woonplaats],
2. [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisers,
verder te noemen [eisers],
advocaat: mr. M. van Asperen-van Dijk te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te[woonplaats],

2. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats],

3. [gedaagde 3],

wonende te [woonplaats],
gedaagden,
verder te noemen [gedaagden],
advocaten: mr. ing. C.F. van Helvoirt en mr. drs. R.B.J. Janssen te Nijmegen.

1.Het procesverloop

1.1
Op 23 mei 2014 is zonder motivering op het door [eisers] gevorderde beslist. De motivering van de beslissing van de voorzieningenrechter volgt hieronder.

2.De feiten

2.1
[eisers] en [gedaagden] zijn verwikkeld in een gerechtelijke procedure. In het kader van deze procedure hebben [gedaagden] op 25 maart 2013 conservatoir beslag gelegd op een aantal aan [eisers] in eigendom toebehorende onroerende zaken, te weten:
a. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 1], kadastraal bekend gemeente [X] sectie C, nummer [XXXX];
b. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 2], kadastraal bekend gemeente [X], sectie C, nummer [YYYY];
c. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 3], kadastraal bekend gemeente [X], sectie P, nummer [ZZZZ];
d. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 4], kadastraal bekend gemeente [X], sectie P, nummer [AAAA];
e. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 1], kadastraal bekend gemeente [X], sectie C, nummer [BBBB];
f. de onroerende zaak, staande en gelegen te [plaats], aan het [adres 5], kadastraal bekend gemeente [X], sectie C, nummer [DDDD].
2.2
[eisers] hebben enkele financieringen bij de Rabobank Noord Twente (verder te noemen: de bank). [eisers] voldoen niet volledig aan hun verplichtingen jegens de bank.
2.3
Per 1 oktober 2013 heeft de bank de aan [eisers] verleende financieringen opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden. [eisers] dienden voor 1 januari 2014 de openstaande financieringen geheel in te lossen, bij gebreke waarvan de bank aankondigde tot executoriale verkoop van de hypothecair verbonden onroerende zaken over te gaan.

3.Het geschil

3.1
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voormelde door [gedaagden] gelegde conservatoire beslagen op te heffen, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten van deze procedure.
3.2
[gedaagden] voeren verweer.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij de fax van [eisers] van 13 mei 2014 met productie 6 bij de beoordeling van de onderhavige vorderingen wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laat. Dit is reeds op de zitting beslist en aan partijen medegedeeld.
4.2
Krachtens artikel 705 lid 2 Rv dient een conservatoir beslag opgeheven te worden bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
4.3
[eisers] hebben zich niet op het standpunt gesteld dat sprake is van verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, dat de vordering summierlijk ondeugdelijk is of dat voldoende zekerheid is gesteld voor een geldvordering, zodat op die gronden geen aanleiding bestaat om het beslag op te heffen. Het geschil concentreert zich op de vraag of sprake is van vexatoir beslag.
4.4
De vraag of een conservatoir beslag vexatoir is, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de vordering, de waarde van de beslagen goederen en de onevenredigheid waarmee de schuldenaar eventueel door het beslag in zijn belangen wordt getroffen en eventuele relevante ontwikkelingen nadien.
4.5
[eisers] stellen daartoe allereerst dat zij om een executoriale verkoop door de bank voor te zijn, actief hebben gezocht naar oplossingen. Die oplossing is gevonden in de vorm van een herfinanciering door de Volksbank Gronau-Ahaus eG (verder te noemen: de Volksbank) voor een bedrag van € 750.000,00 en een private investeerder voor een bedrag van € 50.000,00. De Rabobank heeft zich met die herfinanciering akkoord verklaard en is bereid de hypothecaire inschrijvingen te royeren. Het enige wat nu nog aan daadwerkelijke herfinanciering in de weg staat, zijn de door [gedaagden] gelegde conservatoire beslagen, aldus [eisers].
4.6
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eisers] geen stukken van de Volksbank noch van de private investeerder in het geding heeft gebracht. Hierdoor is onduidelijk wat het voorstel van de Volksbank en de private investeerder precies inhoudt, onder welke voorwaarden de kredieten worden verstrekt en welke zekerheden zij krijgen. Evenmin is duidelijk of alternatieve zekerheden kunnen worden aangeboden. Uit de door [gedaagden] overgelegde objectenlijst van het Kadaster blijkt immers dat op naam van [eisers] 15 onroerende zaken staan. Voorts heeft de [eiser] eerst ter zitting -na herhaald vragen van de voorzieningenrechter en na herhaalde ontkenningen door de [eiser]- verklaard ook nog eigenaar te zijn van een woning in Duitsland. Het is onduidelijk wat de waarde van deze woning is, of op deze woning een hypotheek is gevestigd en zo ja, voor welk bedrag en of deze woning ook als alternatieve zekerheid kan worden aangeboden.
4.7
[eisers] stellen zich voorts op het standpunt dat [gedaagden] misbruik van bevoegdheid maken door het beslag te willen handhaven. De waarde van de beslagen onroerende zaken bedraagt € 658.000,00. [eisers] hebben ter onderbouwing hiervan een taxatierapport van Kamphuis Makelaars te Almelo overgelegd waaruit blijkt dat het object in [plaats] bij een executoriale verkoop maximaal € 500.000,00 zal opbrengen en het object in [plaats] maximaal € 158.000,00. De totale vordering van de bank op [eisers] bedraagt € 1.081.804,00. Op voorhand staat volgens [eisers] dan ook vast dat de verkoopopbrengst van de beslagen onroerende zaken niet toereikend is om ook de beslagleggers te kunnen voldoen.
4.8
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de verkoopopbrengst van de beslagen onroerende zaken niet toereikend zal zijn om ook de bank te kunnen voldoen. [eisers] hebben ter zitting verklaard dat voornoemde taxatie van € 500.000,00 respectievelijk € 158.000,00 enkel ziet op de woonhuizen in [plaats] respectievelijk [plaats] en dus niet op de bij deze woonhuizen behorende bijgebouwen en grond. Los van de vraag waarom Kamphuis Makelaars enkel de woonhuizen heeft getaxeerd, is niet duidelijk geworden wat de waarde is van de overige objecten, waarop conservatoir beslag is gelegd. De enkele niet onderbouwde stelling van [eisers] ter zitting dat deze objecten een marktwaarde hebben van € 50.000,00 en
derhalve een executiewaarde van € 31.500,00 acht de voorzieningenrechter niet afdoende.
Ook is niet duidelijk geworden wat de waarde is van de overige zaken waarop de Rabobank zich zou kunnen verhalen waardoor zeer wel denkbaar is dat de Rabobank geheel of gedeeltelijk uit de verkoopopbrengst van die overige zaken zou kunnen worden voldaan, zodat [gedaagden] zich wel zouden kunnen verhalen op de door hen beslagen onroerende zaken.
4.9
Voorts acht de voorzieningenrechter van belang dat [eisers] hebben gesteld dat de aanvankelijke vraagprijs van de woning in [plaats] € 1.149.000,00 bedroeg, dat de woning al jaren te koop staat bij Kamphuis makelaars te Almelo, thans voor € 680.000,00 en dat de woning nog steeds niet is verkocht. De voorzieningenrechter heeft ter zitting met goedvinden van beide partijen echter de website van Kamphuis makelaars te Almelo bekeken en vastgesteld dat de woning in [plaats] daar niet te koop wordt aangeboden. Van enige activiteit op verkoopgebied is ook bij ruime zoekopdrachten niets gebleken. Evenmin is gesteld noch gebleken dat de woning in [plaats] via een andere makelaar te koop wordt aangeboden. Mede gelet op het feit dat [eiser] het ter zitting nodig vond om in strijd met de waarheid te verklaren (bewuste leugens) is grote terughoudendheid op zijn plaats om de stellingen van [eiser] aannemelijk te achten. Daar komt bij dat [gedaagden] ter zitting hebben gesteld dat -voor zover zij weten- de woning in [plaats] nimmer te koop heeft gestaan voor een koopsom lager dan € 985.000,00. Ook uit het door [eisers] overgelegde taxatierapport blijkt dat de marktwaarde van de woning in [plaats] € 800.000,00 bedraagt. Het is voor de voorzieningenrechter derhalve niet evident dat [gedaagden] derhalve nooit enige opbrengst bij de executoriale verkoop zal kunnen ontvangen.
4.1
[eisers] hebben ten slotte gesteld dat [gedaagden] geen belang hebben bij handhaving van de beslagen, althans dat dat belang in het kader van de belangenafweging dient te wijken voor de belangen van [eisers]. Gebrek aan herfinanciering zal volgens hen leiden tot executoriale verkoop van de verhypothekeerde zaken. [eisers] zien zich in dat kader geconfronteerd met een enorme restschuld en de gevolgen daarvan zijn niet te overzien. [eisers] moeten uiterlijk op 27 mei 2014 aan de Volksbank berichten of zij (definitief) akkoord gaan met het voorliggende herfinancieringsvoorstel. Uitstel van die termijn is niet mogelijk, aldus [eisers].
4.11
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen grond is om het belang van [eisers] om niet tot executoriale verkoop van zijn woningen over te hoeven gaan te laten prevaleren boven het belang van [gedaagden] bij het veiligstellen van de verhaalsmogelijkheden voor de gepretendeerde vordering op [eisers]. Zoals hiervoor reeds is overwogen, hebben [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagden] geen belang hebben bij de gelegde beslagen en dat de beslaglegging aan de herfinanciering in de weg staat.
4.12
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het conservatoire beslag vexatoir is. De vorderingen van [eisers] zullen dan ook worden afgewezen. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing (zoals uitgesproken op 23 mei 2014)

De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af;
II. Veroordeelt [eisers] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 282,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat;
III. Verklaart onderdeel II. van het dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Deze motivering is op 2 juni 2014 gegeven door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter en is door hem en de griffier ondertekend.