In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel werd behandeld, vorderde de Stichting European Union Education Foundation (CHEER) in kort geding nakoming van een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting Internationale School Eerde (Eerde). De overeenkomst, die op 1 januari 2011 was ingegaan, hield in dat Eerde een commissie zou betalen voor elke door CHEER gerekruteerde student. CHEER stelde dat de overeenkomst was voortgezet voor een periode van drie jaar, terwijl Eerde betwistte dat de overeenkomst nog van kracht was na 1 januari 2014. Eerde had op 11 november 2013 schriftelijk bevestigd dat de overeenkomst per 31 december 2013 zou eindigen.
De voorzieningenrechter beoordeelde of Eerde de overeenkomst correct had opgezegd. Hierbij werd gekeken naar de artikelen 4 en 5 van de overeenkomst, die betrekking hadden op de looptijd en beëindiging. De rechter oordeelde dat Eerde met een schriftelijke mededeling voor het verstrijken van de looptijd van de overeenkomst kon volstaan, en dat de opzegging tijdig was gedaan. De rechter concludeerde dat de overeenkomst op 31 december 2013 was geëindigd, en dat CHEER geen recht had op nakoming van de overeenkomst.
De vorderingen van CHEER werden afgewezen, en CHEER werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Eerde op € 1.512,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 11 juni 2014 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.