ECLI:NL:RBOVE:2014:3152

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
3075780 EJ VERZ 14-128
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en vermoedens van niet professioneel handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Aveleijn en een medewerkster, hierna te noemen [verweerster]. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 15 mei 2014 is ingediend, waarin Aveleijn verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, die niet te verwachten valt binnen redelijke tijd te herstellen. Dit is het gevolg van vermoedens van niet professioneel handelen door [verweerster], die op 1 november 2010 in dienst trad als Assistent Begeleider.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de omstandigheden van de zaak in acht genomen, waaronder de meldingen van een clustermanager over de omgang van [verweerster] met cliënten en de daaropvolgende acties van Aveleijn. Ondanks dat er slechts vermoedens waren en geen harde bewijzen, heeft Aveleijn besloten om [verweerster] op non-actief te stellen en haar een andere werkplek aan te bieden, wat zij heeft afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de verstoorde arbeidsrelatie een gewichtige reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [verweerster] recht heeft op een vergoeding van € 4.000,00 bruto, rekening houdend met haar salaris en de omstandigheden van de zaak. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is per 1 juli 2014 vastgesteld, tenzij Aveleijn het verzoek uiterlijk 28 juni 2014 intrekt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 3075780 EJ VERZ 14-128 (jhd(o)

Beschikking van de kantonrechter d.d. 11 juni 2014 in de zaak van:

de stichting Stichting Aveleijn,

gevestigd en kantoorhoudende te Borne
verzoekster,
hierna te noemen: Aveleijn
gemachtigde: mr. J.E. Middelveld, advocaat te Enschede
tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats]
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. L. van de Vrugt, advocaat te Amsterdam
Gezien het op 15 mei 2014 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.
Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 28 mei 2014, waarbij de gemachtigden van Aveleijn en [verweerster] zich hebben bediend van een pleitnota.

Overweegt:

1.
Tussen partijen staat onweersproken vast dat [verweerster] op 1 november 2010 in dienst is getreden bij Aveleijn als Assistent Begeleider. [verweerster] verricht haar werkzaamheden gewoonlijk op IBB (intensieve begeleiding en behandeling) locatie [naam cluster] te [adres]. Haar salaris bedraagt € 1.894,00 bruto op basis van een full time dienstverband. [verweerster] is geboren op [geboortedatum] 1989 en is derhalve thans 24 jaar oud.
[verweerster] is op 25 maart 2014 op non-actief gesteld.
2.
Aveleijn wenst de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden wegens een wijziging van omstandigheden welke met zich meebrengt dat zo spoedig mogelijk een einde aan die dienstbetrekking dient te komen.
3.
Aveleijn legt aan haar verzoek, kort samengevat, ten grondslag dat [verweerster] niet de noodzakelijke professionele afstand bewaart jegens cliënt [naam 1]. De cliënten binnen [naam cluster] vragen om een afgestemde begeleidingsstijl, welke zich laat kenmerken door een affectieve neutrale houding waarbij sprake is van betrokkenheid, dat wil zeggen dat begeleiders betrokkenheid dienen te tonen maar met distantie.
In september/oktober 2013 constateerde mevrouw [naam 2], clustermanager van [naam cluster], dat [verweerster] regelmatig van haar plek was, niet de juiste taakverantwoordelijkheid had en te amicaal met bewoners en collega’s omging. Vervolgens is een verbeterplan opgesteld en een verbetertraject ingezet.
Op 20 maart 2014 wordt [naam 2] benaderd door een van de collega’s van [verweerster] die ernstige zorgen uit over het contact tussen [verweerster] en [naam 1]. Naar aanleiding van dit gesprek wordt er door [naam 2] een melding vermoeden seksueel misbruik gedaan bij het Meldteam. Aveleijn vermoedt dat [naam 1] in de weekenden wel eens bij [verweerster] thuis op bezoek komt. Omdat sprake is van vermoedens en niet harde bewijzen wordt [verweerster] bij schrijven van 30 april 2014 voorgesteld om op een andere locatie te gaan werken. [verweerster] gaat niet in op dit aanbod. Aveleijn heeft haar aanbod bij schrijven van 13 mei 2014 ingetrokken.
Bij cliënt [naam 1] zijn gedragsveranderingen waargenomen, zoals bijvoorbeeld het sluiten van de gordijnen. Dit zou voor [verweerster] aanleiding moeten zijn om maatregelen te nemen, waaronder zelfs een overplaatsing. [verweerster] heeft echter gekozen om haar plaats op locatie [naam cluster] op te eisen hetgeen Aveleijn haar aanrekent aangezien zij hiermee niet het belang van de cliënt vooropstelt.
4.
[verweerster] heeft verzocht om de gevraagde ontbinding af te wijzen. [verweerster] betwist dat zij de professionele afstand uit het oog is verloren. Zij heeft een coaching-traject doorlopen mede gericht op het onderwerp afstand-nabijheid. Zij heeft dit traject serieus genomen en heeft hiernaar gehandeld. Voorts betwist zij ongeoorloofd op de kamer van [naam 1] te zijn geweest. Zij stond kort in de deuropening dan wel heeft personen weggestuurd die op de kamer van [naam 1] waren. Dat [verweerster] slechts kort in de deuropening heeft gestaan blijkt uit het feit dat bij de gegevens die zijn verkregen door het uitlezen van de sleutel geen begin-of eindtijd staat geregistreerd. Dat hierover niets is gerapporteerd is logisch omdat slechts bij bijzonderheden gerapporteerd dient te worden. [verweerster] betwist voorts dat [naam 1] haar thuis heeft bezocht. Ter onderbouwing van haar stellingen overlegt zij verklaringen van haar broer en nicht.
Het verband tussen signalen en het vermoeden van seksueel misbruik is vergezocht. Bijvoorbeeld geldt dit voor het verband dat door Aveleijn wordt gelegd tussen het kopen van goedkope kleding en het luisteren naar Turkse muziek door [naam 1] en [verweerster]. Het lijkt erop dat Aveleijn is afgegaan op de verklaring van slechts één collega.
Van een goed werkgever mag worden verwacht dat deze niet handelt op basis van louter vermoedens. [verweerster] ziet niet in waarom zij zou moeten worden overgeplaatst nu zij niets heeft gedaan dat wijst op seksueel misbruik of wat dan ook.
[verweerster] wijst er voorts op dat het Protocol niet correct is gevolgd. In dit verband wijst zij op artikel 2.7.2 van het Protocol:

a. Het kan voorkomen dat medewerkers onterecht worden beschuldigd van seksueel misbruik van een cliënt. Deze medewerkers worden door de clustermanager expliciet gewezen op de mogelijkheid contact te leggen met de vertrouwenspersoon van Aveleijn.
b. Indien een medewerker onterecht blijkt te zijn beschuldigd van seksueel misbruik, wordt een door de regiodirecteur ondertekende rehabilitatieverklaring opgenomen in het personeelsdossier van de medewerker. Alle betreffende stukken in het personeelsdossier worden vernietigd.
c. De medewerker kan desgewenst bijstand inroepen. Met betrekking tot aard, omvang en financiering van deze bijstand stelt de regiodirecteur per casussituatie nader te bepalen faciliteiten ter beschikking.”
Aveleijn heeft [verweerster] niet gewezen op de mogelijkheid om een vertrouwenspersoon in te schakelen.
5.
Aveleijn heeft de stellingen van [verweerster] betwist en daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. Deze is aan [verweerster] te wijten. Aveleijn heeft het Protocol correct uitgevoerd. Ook is de op non-actief stelling opgeheven en is [verweerster] aangeboden op een andere locatie te gaan werken. In plaats van gebruik te maken van dit voorstel heeft [verweerster] echter gekozen voor de confrontatie en heeft zij haar belang laten prevaleren boven het belang van de cliënt. Aveleijn erkent dat slechts sprake is van vermoedens maar Aveleijn is niet de instantie die aan waarheidsvinding kan doen. [naam 1] is gevolgd op advies van het Adviesteam. Aveleijn heeft het zekere voor het onzekere te nemen, mede met het oog op de belangen van de cliënten. Het gaat om kwetsbare personen en Aveleijn heeft een beschermende functie.
6.
Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt als volgt overwogen.
7.
De kantonrechter is, gelet op de stellingen van partijen en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie tussen Aveleijn en [verweerster]. Nu niet te verwachten valt dat die verstoorde arbeidsrelatie binnen redelijke tijd hersteld zal kunnen worden, levert dat een gewijzigde omstandigheid op die ontbinding rechtvaardigt.
8.
Vervolgens staat ter beoordeling of, en zo ja welke vergoeding [verweerster] toekomt. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster] een vergoeding toekomt. De kantonrechter zal daarbij uitgaan van het door [verweerster] gestelde salaris bruto van € 1.774,06 per maand uitgaande van een gemiddelde arbeidsomvang van 146,62 uur per maand en een salaris van € 12,10 per uur. Aveleijn heeft aangevoerd dat het dienstverband 29.3 uur bedraag per week hetgeen een bruto maandsalaris van € 1.541,51 bedraagt exclusief ORT. Gelet op de door [verweerster] bij haar verweerschrift overgelegde gegevens van de voorgaande drie maanden met betrekking tot salaris, uren en ORT zijn de door [verweerster] aangeleverde salarisgegevens aannemelijk.
Gelet op alle omstandigheden van het geval komt het de kantonrechter billijk voor aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen van € 4.000,00 bruto, hetgeen in het kader van de kantonrechtersformule neerkomt op een correctiefactor van ongeveer 1. Hiertoe is het volgende redengevend.
In de onderhavige zaak is sprake van vermoedens van niet professioneel handelen. Aveleijn heeft signalen ontvangen en heeft nader onderzoek ingesteld. [verweerster] heeft de vermoedens van Aveleijn gemotiveerd betwist onder meer aan de hand van door haar overgelegde verklaringen van haar broer en nicht. In de onderhavige zaak valt niet vast te stellen welke versie de juiste is.
De kantonrechter is van oordeel dat het de voorkeur had gehad als Aveleijn een nader onderzoek had laten doen door een onafhankelijke persoon of instantie. Zij heeft er echter voor gekozen om [naam 1] te laten volgen door een medewerker die werkzaam is bij Aveleijn op een andere locatie. Ook heeft Aveleijn een verklaring van een collega ingebracht die verklaart dat zij [verweerster] in de kamer van [naam 1] op de bank heeft zien zitten en [verweerster] anderhalve uur op de kamer bij [naam 1] aanwezig was.
Echter uitgaande van de onduidelijke toedracht waarvan in deze procedure moet worden uitgegaan kan het [verweerster] worden aangerekend dat zij niet is ingegaan op het voorstel van Aveleijn om op een andere locatie te gaan werken maar dit voorstel zonder meer heeft afgewezen.
Nu op de handelwijze van beide partijen een en ander valt af te dingen acht de kantonrechter een vergoeding met toepassing van een correctiefactor van ongeveer 1 aangewezen.
9.
Gebleken is dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670, 670a van het Burgerlijk Wetboek of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
10.
Aveleijn zal in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek in te trekken.
11.
De kantonrechter acht termen aanwezig de kosten van deze procedure tussen partijen te compenseren, ook als het verzoek tijdig ingetrokken wordt.

Beschikt:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden per 1 juli 2014, tenzij Aveleijn uiterlijk 28 juni 2014 het verzoek intrekt.
Kent in geval van ontbinding aan [verweerster] ten laste van Aveleijn per datum ontbinding een vergoeding toe van bruto € 4.000,00, en veroordeelt mitsdien Aveleijn tot betaling van dit bedrag.
Compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt, ook indien het verzoek tijdig wordt ingetrokken.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus gegeven te Almelo door mr. G. van Eerden, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.