ECLI:NL:RBOVE:2014:3270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
08.760017-14 (P) 10.720036-10 (VI)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraken, poging tot doodslag en verkeersdelicten met zware gevolgen

Op 22 januari 2014 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee inbraken in vereniging en een poging tot doodslag door met hoge snelheid op twee politieagenten in te rijden. De verdachte, die als bestuurder van een Audi A4 handelde, heeft tijdens zijn vluchtpoging niet alleen de verkeersregels overtreden, maar ook een frontale botsing veroorzaakt met een Chrysler Voyager, waarbij de bestuurder van dat voertuig, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de Audi A4, die eerder was gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en ontzegd hem de rijbevoegdheid voor 5 jaar. Daarnaast werd de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met een eerdere veroordeling herroepen, waardoor de verdachte nog 237 dagen gevangenisstraf moet ondergaan. De rechtbank heeft de feiten in samenhang bezien en benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven, die niet alleen schade en overlast hebben veroorzaakt, maar ook de veiligheid van anderen in gevaar hebben gebracht. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank als een verzwarende omstandigheid heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.760017-14 (P) 10.720036-10 (VI)
Uitspraak: 17 juni 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014 en 3 juni 2014.
De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. M.A.C. De Vilder-Van Overmeire, advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G. Steeghs.

TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, in de gemeente Raalte en/of de gemeente Hellendoorn en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(zogenaamde) kassalade en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met hoge snelheid is/zijn weggereden, op het moment dat een als zodanig zichtbare dienstvoertuig van de politie in het zichtveld kwam, dit ogenschijnlijk om aanhouding door de politie te voorkomen en/of
- gedurende een achtervolging, meerdere malen door rood licht is/zijn gereden en/of niet aan de verplichting heeft/hebben voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of op zodanige wijze heeft/hebben gekeerd en/of ingehaald dat er gevaar ontstond voor andere weggebruikers en/of
- met hoge snelheid op korte afstand langs een dienstvoertuig van de politie - dat dwars op de weg was geparkeerd - is/zijn gereden, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en) en/of
- met hoge snelheid (opnieuw) het centrum van Nijverdal is/zijn ingereden, daarbij op de weghelft, die is bestemd voor tegemoetkomend verkeer, is/zijn gaan rijden en daarbij een botsing heeft/hebben veroorzaakt, waarbij de heer [slachtoffer 2] (zwaar) letsel heeft opgelopen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een (zogenaamde) kassalade (met daarin een geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (welke in gebruik is/was bij OAD Holten), gelegen aan de [adres], heeft weggenomen een of meer laptop(s)/notebook(s) (in totaal (ongeveer) 38), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(de voormalige) OAD Holten en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid is/zijn toegereden en/of ingereden op genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto met (zeer) hoge snelheid is/zijn toegereden en/of ingereden op genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s), met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto opzettelijk dreigend met (zeer) hoge snelheid toegereden en/of ingereden op\genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (Audi A4), met (zeer) hoge snelheid - terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (op dat moment) met de door hem/hen bestuurde (personen)auto op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bevond(en) - op/tegen een door die [slachtoffer 2] bestuurde (bestel)auto (Chrysler Voyager) is/zijn in-/aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (14) gebroken ribben en/of een gebroken borstbeen en/of een gebroken (linker)hand en/of een gebroken/verbrijzelde pols en/of een of meer gebroken/verbrijzelde enkel(s)), heeft/hebben toegebracht, door toen en (al)daar opzettelijk met een door hem en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (Audi A4), met (zeer) hoge snelheid
- terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (op dat moment) met de door hem/hen bestuurde (personen)auto op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bevond(en) op/tegen een door die [slachtoffer 2] bestuurde (bestel)auto (Chrysler Voyager) aan te rijden;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A4), daarmede rijdende over de weg, de Grotestraat (N35), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- toen aldaar op die weg heeft gereden met zeer hoge snelheid, in elk geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/h, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen weggedeelte van die Grotestraat en/of het overig verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- ( daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of
- ( daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden , als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
- ( vervolgens) op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, (frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend (toen dicht genaderd zijnde) ander motorrijtuig (personenauto, Chrysler Voyager),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 13 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een (personen)auto (Audi A4) (met kenteken [kenteken 1]) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse
sleutel;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 22 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (in elk geval) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (Audi A4) (kenteken [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde
(personen)auto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 13 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kentekenpla(a)t(en) (met kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 22 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (in elk geval) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer kentekenpla(a)t(en) (met kenteken [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenpla(a)t(en) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

Volgens de officier van justitie is verdachte de bestuurder van de in de tenlastelegging opgenomen auto (Audi A4) geweest. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair, 2, 3 eerste (poging doodslag verbalisant [verbalisant 2]) en derde (bedreiging verbalisant [verbalisant 1]) cumulatief/alternatief, 4 primair, 5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft zich met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het daar ten laste gelegde ziet op de diefstal in vereniging en heeft vrijspraak bepleit voor de in de tenlastelegging onder 1 opgenomen geweldscomponent.
Met betrekking tot het onder 2, 5 (primair en subsidiair) en 6 (primair en subsidiair) ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als bestuurder van de auto, waardoor hij van het onder 3 en 4 ten laste gelegde integraal zou moeten worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte wel de bestuurder is geweest, heeft de raadsvrouw subsidiair beargumenteerd dat in dat geval het onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief en het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft zich voorts gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 3 laatste cumulatief/alternatief en het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de feiten in een andere volgorde bespreken dan zij zijn ten laste gelegd. [1]
Verdachte wordt kort gezegd verdacht van betrokkenheid bij diefstal of heling van een auto (Audi A4) en kentekenplaten ([kenteken 2]). Met deze auto met daarop de gestolen kentekenplaten zijn verdachte en zijn medeverdachten enige tijd later naar OAD in Holten gereden alwaar laptops zijn gestolen. Vervolgens zijn zij doorgereden naar [bedrijf] in Raalte, waar is ingebroken en waar een kassalade met geld is ontvreemd. Na deze inbraak zijn de verdachten met de auto op de vlucht geslagen. Bij deze vluchtpoging is de auto met snelheid op korte afstand langs twee verbalisanten en hun als blokkade midden op de weg geparkeerde dienstauto gereden. De vlucht is uiteindelijk geëindigd met een frontale botsing op een ander voertuig, waarbij de bestuurder van dat voertuig, [slachtoffer 2], zwaar letsel heeft opgelopen.
Voor de beoordeling van het tenlastegelegde is allereerst van belang vast te stellen wie als bestuurder van de Audi kan worden aangemerkt. Deze beoordeling zal hierna worden gemaakt bij de bespreking van het onder 4 ten laste gelegde en hiernaar zal vervolgens bij de behandeling van de overige feiten - zo nodig - worden terugverwezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde dat betrekking heeft op de botsing met het voertuig van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft met betrekking tot feit 4 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 januari 2014 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [2] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Naar aanleiding van een verzoek om kenbaar te maken hoe verdachte [verdachte] werd aangetroffen tijdens de aanhouding, relateren wij het volgende:
De verdachte was gezeten achter het stuur. Ik verbalisant [verbalisant 1] stond bij portier van de bestuurder. Ik zag dat een persoon met zijn rug tegen het raam zat aangedrukt. De auto zat aan de voorzijde helemaal in elkaar gedrukt. De indruk ontstond bij ons, verbalisanten, dat de genoemde persoon vastgekneld zat op de bestuurdersplaats. Wij zagen dat het dashboard tegen hem aangedrukt zat en dat de voorstoel, rugleuning aan de andere zijde tegen hem aangedrukt zat. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat het rechter voorportier open stond. Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb ook kort na de aanhouding van de bestuurder gezien dat er een portier aan de rechtervoorzijde geopend stond. Naar onze mening kan de man die door ons achter het stuur werd aangetroffen, niet daarachter gekropen zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 januari 2014 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [3] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 22 januari 2014 reden wij in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 21.49 uur reden wij Nijverdal binnen. Wij zagen toen dat er op de Grotestraat een aanrijding had plaatsgevonden op de linker rijbaan. Wij waren binnen een minuut nadat deze aanrijding had plaatsgevonden ter plaatse. Wij zagen dat een grijze Audi met het kenteken [kenteken 2] bij deze aanrijding was betrokken en dat collega's bezig waren met de aanhouding van de inzittenden. Wij zagen dat de collega's zich aan de linkerzijde van de Audi bevonden. Wij zijn toen naar de rechterzijde van de Audi gegaan. Wij zagen dat beide portieren aan de rechterzijde van het voertuig waren geopend. Wij hadden beide zicht op de manspersoon zittend op de bestuurdersstoel. Wij zagen dat de man met zijn gezicht dicht op het stuur zat en dat zijn voeten zich bij de pedalen van de auto bevonden. Wij zagen dat hij door de vervorming van de auto door de impact van de aanrijding weinig bewegingsruimte had. Het is niet mogelijk dat deze man voor de aanrijding als passagier in de auto heeft gezeten en na de aanrijding op de bestuurdersstoel is gaan zitten. Hiervoor was te weinig ruimte tussen de bestuurdersstoel en het stuur.
Een nagekomen proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 7 mei 2014, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende op blad 2:
Het linker voorportier van de auto (rechtbank: de Audi A4) zat dicht. Hierop (na opening van het linker voorportier) heb ik, verbalisant [verbalisant 1], samen met een collega van IJsselland de bestuurder uit de auto gehaald.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] [4] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige:
Ik ben getuige geweest van een aanrijding op de Grotestraat te Nijverdal op 22 januari 2014. Ik kan hierover het volgende verklaren. Ik reed in mijn personenauto vanuit de richting Zwolle in de richting Nijverdal. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik blauwe zwaailichten. Ik zag dat een Audi mij inhaalde met hoge snelheid. Ik reed zelf 80 á 85 kilometer per uur. Ik vind het moeilijk om in te schatten hoe hard de Audi reed, hij reed in elk geval extreem hard. In tegenovergestelde richting kwam er op dat moment een vrachtwagen aan. Hiermee kwam de Audi bijna in botsing. Ter hoogte van de spoorwegovergang voorbij Mariënheem moest ik stoppen omdat de spoorbomen waren gesloten. Ze gingen net weer open en vervolgens trok ik op. Op de weg tussen Mariënheem en Haarle kwam mij een personenauto tegemoet rijden ook weer met enorm hoge snelheid. Ik zag dat dit dezelfde personenauto was die mij eerder ook inhaalde. Hiermee bedoel ik de Audi. Ik reed door en niet veel later zag ik een politieauto mij tegemoet rijden.
Op een gegeven moment kwam ik de Holterberg over bij restaurant Dalzicht. Ik zag dat er wederom een auto met hoge snelheid mij van achteren naderde. Ik zag in de verte al dat het verkeerslicht in Nijverdal op rood ging. Hierop minderde ik halverwege de berg mijn snelheid. Ongeveer 150 meter voor de verkeerslichten ging deze personenauto mij voorbij. Ook dit keer ging dit met zeer hoge snelheid. Voor de verkeerslichten richting centrum Nijverdal stond een vrachtwagen stil te wachten voor het rode verkeerslicht. Achter deze vrachtwagen stond nog een personenauto stil. Daar achter reed ik. Ik zag dat de Audi na het inhalen van mij weer naar de rechterrijstrook reed. Ik zag dat hij toen plotseling naar links stuurde en op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer ging rijden. Ik zag voor deze auto in tegemoetkomende richting een Chrysler aan komen rijden. Ik zag dat deze Audi frontaal tegen deze Chrysler knalde. De bestuurder van de Chrysler had geen schijn van kans. Deze kon nergens heen en had ook geen tijd om nog te kunnen reageren.
Ik ben vervolgens onmiddellijk uitgestapt.
Ik zag dat de hele voorkant van de Audi in elkaar zat. Ik zag dat er
één portier van de Audi open ging. Dit was het portier aan de linkerzijkant van de
Audi. Hiermee bedoel ik het portier dat zich achter het portier van de bestuurder
bevindt. Ik zag dat er uit dit geopende portier één persoon uitstapte. (…) Ik zag vervolgens dat het portier aan de rechter achterzijde van deze Audi open ging en dat er een persoon uitviel. (…) Ik stond op dat moment dicht naast hem. Ik had sterk het idee dat hij weg wilde rennen. Ik pakte deze persoon met mijn linkerhand vast. Op dat moment kwam ook de politie er aan vanuit de richting Raalte. (…) Ik zag vervolgens dat de persoon die ik vast had gehouden, die dus rechts achterin de Audi had gezeten aan de linkerkant van de Smidsweg op straat op de grond lag. Ik zag dat er in ieder geval twee politieagenten bij hem waren.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige:
Op 22 januari 2014 omstreeks 21.30 uur reed ik in mijn personenauto van het merk Chrysler type Voyager over de Grotestraat in Nijverdal. Ik kwam uit de richting van Wierden en reed in de richting van Raalte. Gekomen te hoogte van de kruising Grotestraat—Smidsweg—Joncheerelaan moest ik stoppen voor de verkeerslichten. Ik stond als eerste personenauto in het vak voor rechtdoor in de richting van Raalte. Toen het verkeerslicht op groen sprong trok ik voorzichtig op en reed de kruising op. Ik passeerde de kruising en toen zag ik ineens een personenauto vanuit tegenovergestelde richting op mijn rijbaan rijden. Dit voertuig kwam mij tegemoet. Ik zag dat dit voertuig een lange rij andere personenauto's inhaalde, die voor de verkeerslichten aan de andere zijde stonden te wachten. Het voertuig kwam met hoge snelheid op mij af. Ik had op dat moment geen enkele mogelijkheid om het voertuig te ontwijken. Alles ging heel snel. Het voertuig naderde mij frontaal en er ontstond enkele seconden later een frontale aanrijding tussen mij ons. Ik voelde een enorme klap en de airbag van mijn voertuig klapte uit. Ik ben even later door de brandweer uit mijn voertuig geknipt en met de ambulance naar het ziekenhuis in Almelo gebracht. Hier bleek na onderzoek dat ik mijn borstbeen, 15 ribben en mijn rechter enkel heb gebroken. Tevens is mijn rechter pols verbrijzeld en zit mijn lichaam voor het grootste gedeelte onder de
bloeduitstortingen welke mij erg veel pijn doen.
Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] [5] d.d. 4 februari 2014 en de daarachter gevoegde foto’s van het letsel, waaruit - zakelijk weergegeven - onder meer volgt:
De rechterpols staat in een afwijkende stand als gevolg van een breuk. De rechterenkel is gezwollen als gevolg van een breuk. Zowel de pols als de enkel is geopereerd. Er is sprake van niet uitwendig waarneembaar letsel. Het herstel wordt geschat op minimaal drie tot zes maanden.
Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) [6] , opgemaakt op 27 februari 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 22 januari 2014, hebben wij een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het verkeersongeval dat had plaatsgevonden.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
- Personenauto, merk Audi, type A4, kenteken [kenteken 1];
- Personenauto, merk Chrysler, type Voyager.
Het verkeersongeval had plaats gevonden op de Grotestraat (Rijksweg N35),
gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Nijverdal in de gemeente
Hellendoorn. Het ongeval vond, gezien de rijrichting van de personenauto, merk Audi, plaats
op een recht weggedeelte van de Grotestraat. De rijbaan had een breedte van circa 7 meter
en was door middel van een onderbroken streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de
rijbaan lag aan beide zijden een aan liggend fiets/bromfietspad die door middel van
een trottoirband was gescheiden van de rijbaan.
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 50 km/h.
Aan de hand van de schades en de aangetroffen sporen werd duidelijk hoe het ongeval had
plaatsgevonden en hoe de voertuigen met elkaar in aanraking waren gekomen.
De bestuurder van de personenauto, merk Audi, stuurde, bij nadering van de kruising met
verkeerslichten, naar de linkerrijstrook (gezien de oorspronkelijke rijrichting van de Audi) en botste frontaal op de tegemoet komende personenauto, merk Chrysler. Waarschijnlijk stuurde de bestuurder van de Audi naar de linker rijstrook om een rij voor het rode verkeerslicht wachtende voertuigen te kunnen passeren.
Een rapport 'Snelheidsheidsbepaling naar aanleiding van een verkeersongeval in Nijverdal op 22 januari 2014' van het NFI, opgemaakt d.d. 30 mei 2014 door A.C.E. Spek, forensisch onderzoeker, als losse bijlage bij het dossier gevoegd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
De botssnelheid van de Audi met kenteken [kenteken 2] is onderzocht.
Onderzoek.
Een eerste inspectie van de Audi had plaats op 10 april 2013. Op 16 mei 2014 zijn rijproeven uitgevoerd met een auto die vergelijkbaar is met de betrokken Audi.
Interpretatie van de resultaten:
Uitgaande van een marge van plus of min 10 procent, lag de snelheid van de Audi direct voorafgaande aan de botsing tussen 75 en 94 km/u. Uitgaande van een botssnelheid van 75 km/u, moet de Audi bij aanvang van het remspoor, 16 meter voor de botsplaats, een snelheid van tenminste 92 km/u hebben gehad.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2014 [7] , voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ook ten tijde van het ongeval met een Chrysler bevond ik me in deze auto(rechtbank: De Audi A4)
.
Overwegingen met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Vast staat dat verdachte kort na het ongeval is aangehouden en dat hij op dat moment op de bestuurdersstoel van de Audi A4 voorzien van het kenteken [kenteken 2] zat. Verdachte heeft echter zowel bij eerdere verhoren als ter terechtzitting ontkend dat hij deze auto heeft bestuurd. Zijn verklaring houdt in - zakelijk weergegeven - dat hij op de bijrijdersstoel zat ten tijde van het ongeval, dat hij het rechter voorportier van de auto niet open kon krijgen, en dat hij, nadat een bestuurder genaamd [naam 1] uit de auto was vertrokken, naar de bestuurdersstoel is geklommen en daar is ingezakt. Gelet op de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat vier verschillende verbalisanten zeer kort na het ongeval hebben gezien dat het rechter voorportier geopend was - waaruit de rechtbank concludeert dat er een vrije uitgang vanaf de bijrijdersstoel beschikbaar was en er dus geen enkele noodzaak was om van positie te wisselen om het voertuig te kunnen verlaten - terwijl verdachte niettemin ingeklemd op de bestuurdersstoel is aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte volstrekt onaannemelijk. Nu bovendien weliswaar meerdere getuigen hebben verklaard dat één of twee inzittenden van de Audi direct na het ongeval zijn weggerend, maar dat geen enkele getuige heeft verklaard dat één van die inzittenden wegvluchtte vanaf de bestuurderspositie en verdachte geen informatie over [naam 1] heeft willen verstrekken, waardoor zijn lezing niet kan worden geverifieerd, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank dan ook vast dat verdachte de bestuurder van de Audi A4 is geweest voorafgaand aan en ten tijde van de frontale botsing met de Chrysler Voyager. Voorts is gesteld noch gebleken dat een tussentijdse bestuurderswissel heeft plaatsgevonden vanaf het moment dat de Audi is waargenomen door de dienstdoende medewerker van [beveiligingsbedrijf] [8] tot en met het moment van de frontale botsing [9] . De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte in elk geval reeds vanaf dat moment de bestuurder van de betreffende Audi is geweest en zal daarvan bij de verdere beoordeling uitgaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag hoe het rijgedrag van verdachte moet worden beoordeeld. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte gedurende zijn vluchtpoging voor de politie na de inbraak bij [bedrijf] weliswaar zeer onverantwoord rijgedrag heeft vertoond, maar dat hij daarbij bij naderend gevaar, bijvoorbeeld de blokkade van de weg met het dienstvoertuig door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], steeds is uitgeweken om de vlucht te kunnen voortzetten. Ook is verdachte kort voor de aanrijding na een inhaalmanoeuvre weer op de voor hem bestemde rechter rijbaan gaan rijden, wat er ook op duidt dat verdachte weliswaar grote risico’s heeft genomen, maar dat hij een aanrijding, die per definitie de vlucht zou belemmeren, wilde voorkomen. In gevallen als het onderhavige, dat zich hierdoor kenmerkt dat verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, is het bovendien - behoudens aanwijzingen voor het tegendeel - naar algemene ervaringsregels niet waarschijnlijk dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt (Vgl. HR NJ 1997,199). Bedoelde contra-indicaties heeft de rechtbank niet aangetroffen in het dossier.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde omstandigheden niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een frontale botsing zou plaatsvinden, met de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte zal daarom van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde als volgt.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte voorafgaand aan het ongeval op de Groteweg in Nijverdal, waar de maximaal toegestane snelheid 50 kilometer per uur is, heeft gereden met een fors hogere snelheid die, volgens de berekeningen van de deskundige, aan het begin van het aangetroffen remspoor minimaal 92 kilometer per uur en op het moment van het contact tussen beide auto’s nog 75 kilometer per uur moet zijn geweest. Daarbij is hij zonder enige verontschuldigbare aanleiding op de linker rijbaan - bestemd voor het hem tegemoetkomend verkeer - gaan rijden. Voornoemd rijgedrag is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zeer onachtzaam, onoplettend en onvoorzichtig. Als gevolg van dit rijgedrag is een frontale botsing ontstaan, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het onder 4 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde, betreffende diefstal dan wel heling van de Audi A4 en kentekenplaten [kenteken 2] overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte wordt onder feit 6 het verwijt gemaakt dat hij betrokken is geweest bij diefstal, dan wel heling van de kentekenplaten met kenteken [kenteken 2]. Dit delict moet afzonderlijk worden gezien van de onder 5 ten laste gelegde diefstal of heling van de Audi A4.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van deze kentekenplaten in de periode van 12 tot en met 13 januari 2014.
Voorts biedt de enkele omstandigheid dat verdachte als bestuurder in de Audi A4 waaraan deze platen waren bevestigd, heeft gereden - ook als verdachten vooraf reeds het plan hadden opgevat diefstallen te gaan plegen en/of verdachte wist of moest vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was - onvoldoende grond voor de stelling dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze kentekenplaten wist of moest vermoeden dat die van een andere auto waren gestolen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aan de bewuste kentekenplaten geen bijzonderheden waren te zien en dat deze blijkens een foto in het dossier op reguliere wijze aan de auto waren bevestigd. Voorts valt niet op basis van het dossier vast te stellen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het kentekenbewijs in de auto. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 5 - naast de bij de bespreking van feit 4 vermelde bewijsmiddelen met betrekking tot de vaststelling dat verdachte bestuurder van de Audi is geweest - acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] [10] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster:
Ik ben eigenaar van een grijze personenauto Audi A4 met kenteken [kenteken 1]. Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn auto. Deze diefstal heeft plaatsgevonden tussen 10 januari 2014 en 13 januari 2014.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek gestolen personenauto [11] , inclusief een foto uit de fotobijlage [12] , opgemaakt op 17 februari 2014 door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], beiden technisch rechercheurs, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 23 januari 2014 werd door ons, verbalisanten, een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan een gestolen personenauto in verband met een inbraak te Raalte, een schietincident te Haarle en een frontale aanrijding te Nijverdal. Tijdens het onderzoek werd door ons het volgende bevonden:
In de grijze personenauto Audi A4 troffen wij een keuringsbewijs aan voorzien van het kenteken [kenteken 1]. Bij later onderzoek door de VOA bleek dat het chassisnummer van de beschadigde Audi behoorde bij het kenteken [kenteken 1].
Overweging met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van de Audi A4 in de periode van 10 tot en met 13 januari 2014, zodat verdachte van het onder 5 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 22 januari 2014 als bestuurder in de Audi A4 met het oorspronkelijk kenteken [kenteken 1] heeft gereden en dat dit voertuig van misdrijf afkomstig was. Nu verdachte als bestuurder van het voertuig heeft opgetreden, concludeert de rechtbank dat hij bij het linker voorportier (de bestuurderszijde) in de auto is gestapt. Aan het betreffende portier van de Audi A4 was blijkens de fotobijlage een beschadiging aan het slot zichtbaar. De mogelijkheid dat deze beschadiging pas later is ontstaan ten gevolge van het ongeval op 22 januari 2014 wordt door de rechtbank onaannemelijk geacht, nu blijkens de fotobijlage het betreffende portier voor het overige na het ongeval kennelijk onbeschadigd is gebleven.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een zodanig duidelijk zichtbare beschadiging, dat die aan een aan die zijde instappende persoon, in casu verdachte, niet kan zijn ontgaan. De beschadiging aan het slot van een voertuig als het onderhavige - dat niet aan verdachte toebehoort en dat ten tijde van het voorhanden krijgen voor het overige (vrijwel) onbeschadigd is - is bovendien zodanig suspect dat verdachte daardoor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het voertuig van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht daarom het onder 5 subsidiair ten laste gelegde, in de vorm van schuldheling, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, de inbraak bij OAD, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 2 - naast de bij de bespreking van feit 4 vermelde bewijsmiddelen met betrekking tot de vaststelling dat verdachte bestuurder van de Audi is geweest - acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] [13] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Op 23 januari werd mij door een medewerker van OAD verteld dat er op de ICT-afdeling een deur was ingetrapt en dat er mogelijk een diefstal had plaatsgevonden. Ik ben naar het pand van OAD gegaan. Ik ben naar de afdeling ICT gegaan en zag dat de toegangsdeur van het voorraadhok was opengetrapt. Deze deur zou met een magneetslot afgesloten zijn, maar dit is geheel vernield. Ik keek de ruimte in en zag allemaal laptoptassen liggen. Enkele hiervan waren leeg.
Een proces-verbaal van bevindingen [14] , opgemaakt d.d. 27 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 23 januari werd aangifte gedaan ter zake diefstal uit een bedrijf, door [slachtoffer 3]. Aangever [slachtoffer 3] is werkzaam als [x].
Het plegen van de bedrijfsinbraak moet zijn tussen 22 januari 2014, omstreeks 6.55 uur (tijdstip openen pand door Security) en 22 januari 2014, 21.42 uur (tijdstip inschakelen alarm).
Een proces-verbaal van bevindingen [15] , opgemaakt d.d. 23 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 januari 2014 werd een onderzoek ingesteld naar een personenauto, merk Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Genoemde Audi was betrokken geweest bij een achtervolging door de politie en een ernstige aanrijding. In het laadgedeelte van deze Audi werden 38 gebruikte notebooks aangetroffen. Deze werden in beslag genomen voor onderzoek.
Een proces-verbaal van bevindingen [16] , opgemaakt d.d. 28 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 januari heb ik, verbalisant, een onderzoek gedaan op de laptops die waren aangetroffen in de personenauto, merk Audi A4, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Ik zag dat het om 38 laptops ging. Op alle laptops is een sticker aangetroffen, waarop staat: Eigendom van OAD-groep.
Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek, opgemaakt d.d. 17 april 2014 door [verbalisant 7], brigadier bij de afdeling Forensische Opsporing in het district IJsselland en als losse bijlage gevoegd in het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 februari en vrijdag 14 februari 2014 ontving ik, verbalisant:
- Werktuigsporen, gemerkt AAHD1140NL en AAHD1137NL, afgevormd op 4 februari 2014 bij sporenonderzoek naar aanleiding van inbraak in een bedrijf aan de Burgemeester van de Borchstraat 2 te Holten (BVH PLO500-2014008760);
- Een geel-zwarte kistopener zonder merkaanduiding, gemerkt AAGP87I4NL;
- Een geel-zwarte schroevendraaier, merk ‘Sencys’, gemerkt AAGP8735NL.
De bovenomschreven werktuigen werden aangetroffen in de auto van de ter zake van inbraak op heterdaad aangehouden verdachten (BVH PLO400-2014006617).
Het afgevormde werktuigspoor AAGD1140NL toont twee krassporen, elk met een breedte van circa 10 millimeter.
Het afgevormde werktuigspoor AAHD1137NL toont twee indruksporen, elk met een totale breedte van circa 42 millimeter en bestaand uit twee parallel naast elkaar gelegen indruksporen. Als veroorzaker van de indruksporen komt een kistopener in aanmerking.
Kistopener AAGP8714NL heeft aan beide uiteinden een spijkertrekker met een totale breedte van circa 44 millimeter. Alle klauwtjes hebben een breedte van circa 19 millimeter.
In beide spijkertrekkerzijden zijn van fabriekswege aangebrachte slijpsporen en door het gebruik ontstane beschadigingen waargenomen. Ten behoeve van het onderzoek zijn met kistopener AAGP87I4NL proefkras- en proefindruksporen vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd. Ten gevolge van de slijpsporen en de beschadigingen in kistopener AAGP8714NL, kunnen hiermee vervaardigde en afgevormde (proef)sporen als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Schroevendraaier AAGP8735NL heeft een vouwbreedte van circa 10 millimeter. In de vouw van de schroevendraaier zijn door het gebruik ontstane beschadigingen waargenomen.
Ten behoeve van het onderzoek zijn met schroevendraaier AAGP8735NL proefkrassporen
vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd. Ten gevolge van de beschadigingen in de vouw van schroevendraaier AAGP8735NL, kunnen hiermee vervaardigde en afgevormde proefsporen als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Bij microscopisch vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgevormde werktuigspoor
AAHD1140NL en anderzijds een afgevormd proefkrasspoor, vervaardigd met schroevendraaier AAGP8735NL, is een aansluitend kraslijnenbeeld waargenomen.
Bij microscopisch vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgevormde werktuigspoor
AAHD1137NL en anderzijds een afgevormd proefindrukspoor, vervaardigd met kistopener
AAGP8714NL, zijn doorlopende kraslijnenbeelden waargenomen. Tevens zijn onregelmatigheden waargenomen, die globaal overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in kistopener AAGP8714NL.
Conclusie:
- Het afgevormde werktuigspoor AAHD1140NL is zeer waarschijnlijk veroorzaakt met

schroevendraaier AAGP8735NL.

- Het afgevormde werktuigspoor AAHD1137NL is waarschijnlijk veroorzaakt met kistopener AAGP8714NL.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2014 [17] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Op 22 januari 2014 ben ik in de 's avonds samen met vier anderen in een grijze Audi A4 met kenteken [kenteken 2] vanuit Amsterdam bij een bedrijfspand van OAD in Holten aan de Burgemeester van de Borchstraat 2 terechtgekomen. Ik ben in de auto blijven zitten, terwijl anderen het pand binnengingen. Ik zag dat ze terugkwamen met een grote tas. Ik wist wat het was en voelde dat het niet pluis was. Ik ben toen samen met hen weggegaan. Later die avond zijn we met die Audi bij een bedrijfspand van [bedrijf] aan de [adres] in Raalte geweest. Ik heb daar buiten de auto gewacht, terwijl anderen het pand binnengingen. Ook daarna heb ik in de Audi A4 gezeten. Ik kan me herinneren dat er een politieauto op de weg stond en dat we daar langs zijn gereden. Ook ten tijde van het ongeval met een Chrysler bevond ik me in deze auto.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris [18]
Het klopt dat ik de inbraken heb gepleegd. Wij hadden afgesproken dat we geen geweld zouden gebruiken mocht er een beveiliger komen. Toen wij in de auto wegreden (rechtbank begrijpt: na diefstal bij [bedrijf])
zagen we politie.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris [19]
Ik heb me schuldig gemaakt aan twee inbraken. Ik ben binnen geweest op een adres waar we laptops hebben gestolen.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op de avond van 22 januari 2014 samen met anderen van Amsterdam naar een bedrijfspand van OAD in Holten is gereisd, dat bij OAD 38 laptops zijn ontvreemd en dat verdachte aanwezig is geweest in de Audi A4 op het moment dat (enkele van) zijn medepassagiers het bedrijfspand binnengingen, waarvan verdachte bovendien op de hoogte was, en dat hij hen terug zag komen met een zwarte tas, waarvan hij naar eigen zeggen voelde dat het niet pluis was. Een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid bij deze reis heeft verdachte niet gegeven, temeer nu zijn stelling dat hij met de anderen op pad was om naar een auto voor [naam 1] te gaan kijken nergens door wordt gestaafd en ook overigens onwaarschijnlijk voorkomt.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte zich daarna niet van zijn medepassagiers heeft gedistantieerd, maar dat hij samen met hen aanwezig is geweest bij een volgende bedrijfsinbraak. Vervolgens is het verdachte zelf geweest die als bestuurder van de Audi A4 de vluchtpoging voor de politie voor zijn rekening heeft genomen. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beziend, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte is geweest van het voornemen om te gaan inbreken en dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. In deze situatie is het niet noodzakelijk dat verdachte niet daadwerkelijk zelf de wegnemende handelingen heeft verricht. De gedragingen van de mededaders komen mede voor zijn rekening. De rechtbank acht daarom het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, het ‘inrijden’ op de politie, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 3 - naast de bij de bespreking van feit 4 vermelde bewijsmiddelen met betrekking tot de vaststelling dat verdachte bestuurder van de Audi is geweest - acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] [20] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Op 22 januari 2014 was ik omstreeks 21.36 uur bezig met het verrichten van noodhulp voor de politie. Op dat moment gaf de meldkamer kennis dat de politie Raalte achter een auto had aangezeten die betrokken was geweest bij een inbraak. Het zou gaan om een grijze Audi. Ik bevond mij op dat moment samen met collega [verbalisant 2] in het bureau van politie te Nijverdal. De meldkamer gaf door dat genoemde auto richting Nijverdal kon rijden. Ik ben daarop met mijn collega [verbalisant 2] in een herkenbaar dienstvoertuig gestapt en vanaf het bureau in de richting van de Almeloseweg gereden. Toen wij met de voorzijde in de richting van het centrum van Nijverdal stonden, zag mijn collega [verbalisant 2] achter zich een auto en riep 'dat is hem.' Hij gaf mij de indruk dat hij de auto had gezien. Wij hebben deze auto achtervolgd, maar deze liep steeds meer op ons uit.
Plotseling zag ik dat genoemde auto rechts de berm in stuurde en de auto keerde. Collega [verbalisant 2] heeft vervolgens het door hem bestuurde dienstvoertuig midden op de twee rijbanen neergezet. Het dienstvoertuig stond iets schuin naar links. Ik ben hierop direct uitgestapt, rechts uit het voertuig, en ben naar de rechter voorzijde van het dienstvoertuig gelopen. Ik hoorde dat de auto zijn snelheid behoorlijk vermeerderde. Ik zag dat de auto recht op ons dienstvoertuig af kwam rijden en heb hierop mijn dienstvuurwapen gepakt. Ik had duidelijk de indruk dat zij ons voertuig dan wel ons wilden rammen. Ik zag dat de auto die ons naderde met zeer hoge snelheid in de richting van de linkerzijde, gezien onze rijrichting van het dienstvoertuig, reed. Ik schat dat de snelheid boven de 100 kilometer per uur lag. Ik zag mijn collega [verbalisant 2] aan die zijde staan. Hij kon geen kant op. Ik dacht op dat moment dat ze hem omver zouden rijden. Nadat ik een schot op de linker achterband had gelost zag ik dat de auto met hoge snelheid in de richting van Nijverdal. Ik keek naar links en zag dat mijn collega er nog was.
Een proces-verbaal van aangifte [verbalisant 2] [21] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Op 22 januari 2014 omstreeks 21.40 uur had ik samen met collega [verbalisant 1] noodhulpdienst in Twente. Ik bevond mij aan het politiebureau te Nijverdal, toen ik via de meldkamer hoorde dat er in Raalte een inbraak was gepleegd en dat daarbij een grijze Audi met hoge snelheid was weggereden. Hierop zijn wij in een opvallende dienstauto naar de Almeloseweg gereden. Ik was de bestuurder van de opvallende dienstauto. Toen wij in de richting van Nijverdal reden, zag ik in de binnenspiegel dat achter ons een personenauto draaide en zijn weg vervolgde. Ik keerde en zag dat het om een grijze Audi ging. Ik achtervolgde deze Audi.
Ik zag dat de Audi op een gegeven moment vaart minderde en rechts in de berm van de Almeloseweg draaide. Hierop remde ik af en zette ons dienstvoertuig in het midden van de twee rijstroken, met de voorzijde schuin in de richting van de linkerberm. Ik schat dat de afstand tussen ons en het keerpunt van de Audi 150 tot 200 meter was. Ik zag dat collega [verbalisant 1] uitstapte en rechts van het dienstvoertuig ging staan. Ik stapte eveneens uit. Gelijk hierop zag ik dat de Audi optrok en recht op ons af kwam. Ik zag dat de auto over de middenas van de weg reed. Ik was op dat moment bang dat de auto ons opzettelijk wilde aanrijden. Ik zag dat collega [verbalisant 1] zijn dienstpistool trok. Vervolgens zag ik dat de Audi neigde om, gezien vanuit de rijrichting Raalte, het dienstvoertuig rechts te passeren (de rechtbank begrijpt: gezien vanuit de rijrichting van de naderende Audi), waar ik mij op dat moment bevond. Direct hierop zag ik dat de Audi naar rechts uitweek en in mijn richting reed. Ik kon geen kant meer op. Ik bevond mij op dat moment links naast de dienstauto. De Audi kwam recht op mij af rijden. Ik ben op dat moment in de dienstauto gesprongen. Ik zag dat de Audi ons dienstvoertuig aan de, gezien zijn rijrichting aan de rechterzijde passeerde, daar waar ik gestaan had, en met hoge snelheid richting Nijverdal verder reed.
De situatieschets opgemaakt door [verbalisant 2] [22] .
Overweging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2] tijdens hun dienst op 22 januari 2014 een Audi hebben achtervolgd. Deze auto werd, zoals hiervoor is overwogen, bestuurd door verdachte. De Audi is in de berm van de Almeloseweg gekeerd en vervolgens met zeer hoge snelheid recht op het stilstaande dienstvoertuig en aangevers [verbalisant 1] en [verbalisant 2] toegereden. [verbalisant 1] bevond zich op dat moment rechts van het dienstvoertuig en [verbalisant 2] bevond zich aan de linkerzijde (gezien vanuit de rijrichting van het dienstvoertuig). Op enig moment is de naderende Audi, die in eerste instantie op [verbalisant 1] afkwam, uitgeweken in de richting waar [verbalisant 2] zich bevond. [verbalisant 2] is daarop in het dienstvoertuig gesprongen, waarna de Audi passeerde en met hoge snelheid verder reed.
In omstandigheden als hiervoor geschetst, is voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag, dan wel poging tot zware mishandeling vereist dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht was op het veroorzaken van een verkeersongeval met als gevolg de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaringen van beide aangevers komt naar voren dat verdachte is uitgeweken, hetgeen er naar de uiterlijke verschijningsvorm op duidt dat verdachte een dergelijk ongeval niet heeft gewild. Dat bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het gevoel is ontstaan dat verdachte hen wilde doodrijden of in elk geval zwaar letsel wilde toebrengen, hoe begrijpelijk ook, brengt nog niet met zich dat bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet daarop bestond. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op een zodanig ongeval heeft aanvaard. Verdachte zal daarom van het onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hiervoor vastgestelde rijgedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat daardoor bij beide aangevers redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat zij, in het geval van een aanrijding, het leven zouden verliezen. Blijkens hun verklaringen hebben beide aangevers dat gevoel ook daadwerkelijk gehad. De rechtbank acht daarom het onder 3 laatste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het medeplegen van deze bedreiging, nu niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, de diefstal (met geweld) bij [bedrijf], overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 - naast de bij de bespreking van feit 4 vermelde bewijsmiddelen met betrekking tot de vaststelling dat verdachte bestuurder van de Audi is geweest en de bewijsmiddelen die zijn opgenomen bij feit 3 - acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], namens [bedrijf] B.V. [23] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf] B.V., gevestigd aan de [adres] te Raalte. Op 22 januari omstreeks 21.30 uur werd ik gebeld door een medewerker van [beveiligingsbedrijf]. Zij worden gewaarschuwd als er een inbraakmelding is. De medewerker vertelde mij dat er was ingebroken in mijn bedrijf. Hierop ben ik naar mijn bedrijf gereden. Ik zag dat de deur aan de zijde van de [straat] openstond. Ik zag dat er braakschade aan de deur zat. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag dat bij het bureau dat zich het dichtst bij de balie bevindt, een lade was geopend. Ik zag dat op dit bureau een geldkist stond, die in deze lade hoorde te liggen. Ik zag dat het gedeelte, bestemd voor het muntgeld, uit deze geldkist was weggenomen. Ik schat dat hier tussen de 150 en 200 euro aan muntgeld in zat.
U toont mij een foto van een onderdeel van een geldkistje dat door uw collega's is aangetroffen, nadat deze uit een vluchtende auto is gegooid. Ik kan u zeggen dat dit onderdeel hetzelfde is als hetgeen uit mijn geldkist is weggegooid.
Een proces-verbaal van bevindingen [24] , opgemaakt op 23 januari 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 22 januari 2014, omstreeks 21.28 uur reden wij, verbalisanten, in een onopvallend dienstvoertuig. Wij hoorden van de Meldkamer dat er een inbraakmelding was bij [bedrijf]. Hierop zijn wij vanuit Wijhe richting Raalte gegaan. Wij hoorden dat een grijze Audi bij de inbraak betrokken zou zijn. Deze auto was door de melder, een medewerker van [beveiligingsbedrijf], gezien. Hierop zijn wij uit gaan kijken naar voornoemd voertuig. Wij zagen ter hoogte van het kruispunt N35-N348 dat een rij voertuigen voor het rode verkeerslicht stond opgesteld. Wij zagen dat de voorste auto in deze rij een grijze Audi betrof. Dit voertuig reed bij groen licht de kruising recht over richting Raalte-Noord. Ter hoogte van de t-splitsing Weidelaan-Ganzeboomlaan konden wij uiteindelijk het volgende kenteken lezen: [kenteken 2].
Wij hebben dit voertuig gevolgd. Op enig moment zagen wij dat er een voor ons onbekend voorwerp aan de linkerzijde van het voertuig naar buiten werd gegooid.
Nadat wij de opdracht hadden gekregen de achtervolging te staken, hebben wij ons voertuig gekeerd en troffen wij op de plaats waar eerder het zwarte voorwerp werd weggegooid, een zwart voorwerp aan. Wij herkenden dit voorwerp als een geld-/kassalade voor muntgeld.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek [25] , opgemaakt op 23 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 22 januari 2014 vond aan de [adres] te Raalte een bedrijfsinbraak plaats. Door de politie werd een door de dader(s) geopende geldkist van het getroffen bedrijf in beslag genomen. Tevens werd er een muntenbakje in beslag genomen welke tijdens een achtervolging van een personenauto uit de auto werd gegooid.
Beide goederen werden aan mij overgedragen voor nader onderzoek. Ik, verbalisant, zag (onder meer) dat de typenummers overeenkwamen en dat de muntenbak van hetzelfde merk was als de geldkist. Hierop werd de muntenbak door mij in de geldkist op de biljettenbak gelegd. Ik zag dat dit paste. Tevens kon de deksel hierna zonder problemen worden gesloten. Het soort en type muntenbak behoort bij het soort en type geldkist dat mij aangeboden werd voor onderzoek.
Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek, opgemaakt d.d. 17 april 2014 door [verbalisant 7], brigadier bij de afdeling Forensische Opsporing in het district IJsselland en als losse bijlage gevoegd in het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 februari en vrijdag 14 februari 2014 ontving ik, verbalisant:
- Een werktuigspoor, gemerkt MF2238NL, afgevormd op 29 januari 2014 bij sporenonderzoek naar aanleiding van inbraak in een bedrijf aan de [adres] te [postcode] Raalte (BVH PLO400-2014006617).
- Een zwart breekijzer, merk Roughneck’ type ‘Gorilla Bar’, gemerkt AAGY5758NL
Het bovenomschreven werktuig werd aangetroffen in de auto van de terzake van inbraak op
heterdaad aangehouden verdachten (BVH PLO400-2014006617).
Onderzoek:
Het afgevormde werktuigspoor AAFT2238NL toont een indrukspoor met een breedte van circa 34 millimeter. In het indrukspoor zijn onregelmatigheden en op kraslijnen gelijkende indrukken waargenomen.
Breekijzer MGY5758NL [B] heeft een beitelzijde met een breedte van circa 34 millimeter. De
spijkertrekkerzijde heeft een totale breedte van circa 42 millimeter, de beide klauwtjes hebben een breedte van circa 17 millimeter. In zowel de beitelzijde als de spijkertrekkerzijde zijn van fabriekswege aangebrachte slijpsporen en door het gebruik ontstane beschadigingen waargenomen. De steel van het breekijzer is verbogen.
Ten behoeve van het onderzoek zijn met breekijzer MGY5758NL proefindruksporen vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd. Ten gevolge van de slijpsporen en de beschadigingen in breekijzer AAGY5758NL [8], kunnen hiermee vervaardigde en afgevormde (proef)sporen als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Bij microscopisch vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgevormde werktuigspoor
MF2238NL en anderzijds afgevormde proefindruksporen, vervaardigd met breekijzer
MGY5758NL [B], zijn aansluitende kraslijnenbeelden waargenomen.
Conclusie:
Het afgevormde werktuigspoor AAFT2238NL is veroorzaakt met breekijzer MGY5758NL.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2014 , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Op 22 januari 2014 ben ik in de 's avonds samen met vier anderen in een grijze Audi A4 met kenteken [kenteken 2] vanuit Amsterdam bij een bedrijfspand van OAD in Holten aan de Burgemeester van de Borchstraat 2 terechtgekomen. Ik ben in de auto blijven zitten, terwijl anderen het pand binnengingen. Ik zag dat ze terugkwamen met een grote tas. Ik wist wat het was en voelde dat het niet pluis was. Ik ben toen samen met hen weggegaan. Later die avond zijn we met die Audi bij een bedrijfspand van [bedrijf] aan de [adres] in Raalte geweest. Ik heb daar buiten de auto gewacht, terwijl anderen het pand binnengingen. Ook daarna heb ik in de Audi A4 gezeten. Ik kan me herinneren dat er een politieauto op de weg stond en dat we daar langs zijn gereden. Ook ten tijde van het ongeval met een Chrysler bevond ik me in deze auto (De Audi A4).
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ten overstaan van de rechter-commissaris [26]
Het klopt dat ik de inbraken heb gepleegd. Wij hadden afgesproken dat we geen geweld zouden gebruiken, mocht er een beveiliger komen. Toen wij in de auto wegreden (rechtbank begrijpt: na diefstal bij [bedrijf])
zagen we politie.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris [27]
Ik heb me schuldig gemaakt aan twee inbraken. Ik ben binnen geweest op een adres waar we laptops hebben gestolen.
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op de avond van 22 januari 2014 samen met anderen van Amsterdam eerst naar een bedrijfspand van OAD in Holten is gereisd, dat hij aanwezig is geweest in de Audi A4 op het moment dat (enkele van) zijn medepassagiers het bedrijfspand binnengingen, waarvan verdachte bovendien op de hoogte was, en dat hij hen terug zag komen met een grote tas, waarvan hij naar eigen zeggen voelde dat het niet pluis was. Een aannemelijke verklaring voor zijn aanwezigheid bij deze reis heeft verdachte niet gegeven. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte zich daarna niet van zijn medepassagiers heeft gedistantieerd, maar dat hij later op dezelfde avond samen met hen aanwezig is geweest bij een bedrijfspand van [bedrijf] in Raalte. Verdachte heeft daar buiten de auto gewacht, terwijl opnieuw (enkele van) zijn medepassagiers naar binnen zijn gegaan, waarvan verdachte op de hoogte was. Vervolgens is het verdachte zelf geweest die als bestuurder van de Audi A4 de vluchtpoging voor de politie voor zijn rekening heeft genomen. Gedurende deze vlucht is een muntenbakje uit de betreffende auto gegooid, dat bij later onderzoek blijkt te behoren bij de geldkist van [bedrijf] B.V., waaruit een muntenbakje is weggenomen. In dat muntenbakje zat een grote hoeveelheid kleingeld. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang beziend, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte op de hoogte is geweest van het voornemen om te gaan inbreken en dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. In deze situatie is het niet noodzakelijk dat verdachte niet daadwerkelijk zelf de wegnemende handelingen heeft verricht. De gedragingen van de mededaders komen mede voor zijn rekening.
De rechtbank constateert dat het onder 1 ten laste gelegde geweld eveneens ten laste is gelegd in de afzonderlijke feiten 3 en 4. Zoals hiervoor is overwogen, komt de rechtbank ten aanzien van feit 3 laatste cumulatief/alternatief tot een bewezenverklaring. De rechtbank beziet de vluchtpoging na de onder 1 ten laste gelegde diefstal als een vrijwel onafgebroken en aansluitend geheel van gedragingen. Binnen die vluchtpoging heeft de bedreiging van twee dienstdoende politieagenten naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar de functie gehad om de vlucht mogelijk te maken. Het verweer van de raadsvrouw dat er onvoldoende verband tussen de diefstal en het later gevolgde geweld bestaat voor een bewezenverklaring, wordt daarom door de rechtbank verworpen.
De rechtbank komt, zoals hiervoor is overwogen, eveneens tot een bewezenverklaring van feit 4 meer subsidiair. Voor zover deze botsing al als geweld kan worden aangemerkt, valt naar het oordeel van de rechtbank niet goed in te zien hoe verdachte daarbij het oogmerk kan hebben gehad de vlucht mogelijk te maken. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan daarom niet wettig en overtuigend worden bewezen. Het enkele onachtzame rijgedrag zoals tenlastegelegd levert evenmin (bedreiging) met geweld als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht op, zodat voor die gedragingen evenmin bewezenverklaring zal volgen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de diefstal tezamen en in vereniging is gepleegd, maar dat het gevolgde geweld uitsluitend aan verdachte - als bestuurder van de Audi - kan worden toegerekend, hetgeen leidt tot de hierna te noemen, 'gesplitste' kwalificatie.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2, 3 laatste cumulatief/alternatief, 4 meer subsidiair en 5 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1
primair
hij op 22 januari 2014, in de gemeente Raalte en/of de gemeente Hellendoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade en een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf] B.V., welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- met hoge snelheid op korte afstand langs een dienstvoertuig van de politie - dat dwars op de
weg was geparkeerd - is gereden, in de onmiddellijke nabijheid waarvan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich op dat moment bevonden.
2
hij op 22 januari 2014, te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand dat in gebruik was bij OAD Holten, gelegen aan de [adres], heeft weggenomen laptops (in totaal 38), toebehorende aan de voormalige OAD Holten en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3
laatste cumulatief/alternatief
hij op 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans elders in Nederland, agenten werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte met een door hem bestuurde personenauto opzettelijk dreigend met zeer hoge snelheid toegereden op genoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en op een aldaar - door voornoemde agenten dwars over de weg- geparkeerd dienstvoertuig, in de onmiddellijke nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en die [verbalisant 2] zich op dat moment bevonden, waardoor voornoemde verbalisant [verbalisant 2] - om niet geraakt te worden door die personenauto - zich genoodzaakt voelde om aan de kant te springen;
4
meer subsidiair
hij op 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A4), daarmede rijdende over de weg, de Grotestraat (N35), zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- toen aldaar op die weg heeft gereden met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/h, en
- daarbij in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die Grotestraat en het overig verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
- daarbij naar links heeft gestuurd, en
- daarbij is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en
- daarbij niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
- vervolgens op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, frontaal is gebotst tegen een hem tegemoetkomend ander motorrijtuig (personenauto, Chrysler Voyager),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
5
subsidiair
hij op 22 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland, een personenauto (Audi A4) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
1
primair:
Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht
en
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;
2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht;
3
laatste cumulatief/alternatief:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
4
meer subsidiair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994;
5
subsidiair:
Schuldheling,
strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om een straf op te leggen conform de voor het bewezenverklaarde geldende richtlijnen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, subsidiair de voorwaardelijke invrijheidstelling niet volledig te herroepen. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] af te wijzen en de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in geval van toewijzing te matigen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich op 22 januari 2014 schuldig gemaakt aan twee in vereniging gepleegde inbraken in/diefstallen uit bedrijfspanden, wat schade en overlast heeft veroorzaakt. De laatste van deze inbraken is gevolgd van bedreiging met geweld doordat verdachte als bestuurder van een Audi A4 in een poging om te vluchten met zeer hoge snelheid op twee politieagenten, die probeerden de auto tot stoppen te dwingen, is toegereden. Beide politieagenten hebben zich zeer bedreigd gevoeld en waren bang ofwel zelf te overlijden ofwel de collega te zien omkomen. De vluchtpoging is uiteindelijk tragisch tot een einde gekomen doordat verdachte na zeer onachtzaam en risicovol rijgedrag frontaal op een tegenligger is gebotst, die daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en nog dagelijks de ernstige gevolgen van de aanrijding ondervindt. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan schuldheling van de bij voornoemde feiten gebruikte auto.
Het betreft een aaneenschakeling van misdrijven, waaraan telkens een afzonderlijk wilsbesluit van verdachte ten grondslag heeft gelegen. Verdachte heeft er op geen enkel moment voor gekozen zijn vluchtpoging te staken. Van een voortgezette handeling met betrekking tot feiten 1, 3 en 4 is daarom, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, geen sprake.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 mei 2014;
de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) en deze in zekere mate als uitgangspunt genomen. Het behoeft echter geen betoog dat straftoemeting meer behelst dan een eenvoudige optelsom en dat voornoemde oriëntatiepunten niet een dwingende maatstaf inhouden. Bovendien is niet voor elk delict een oriëntatiepunt opgesteld. De omstandigheden in deze zaak zijn dusdanig bijzonder dat een straf geheel conform de richtsnoeren van de LOVS, die uit zou komen op circa 20 maanden gevangenisstraf, geen recht doet aan de ernst van de gebeurtenissen, de samenhang daartussen en de verstrekkende gevolgen ervan. In één nacht heeft immers - met gebruikmaking van een van diefstal afkomstige auto - een opeenstapeling van ernstige misdrijven plaatsgevonden, waarbij de veiligheid van anderen op grove wijze is veronachtzaamd. Daarnaast weegt de rechtbank ten nadele van de verdachte mee dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Het geheel van feiten in onderlinge samenhang beziend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden passend en geboden. Deze straf valt lager uit dan de door de officier van justitie gevorderde straf, aangezien de rechtbank voor verschillende feiten tot een andere bewezenverklaring, dan wel vrijspraak is gekomen.
Daarnaast zal verdachte de rijbevoegdheid worden ontzegd voor de totale duur van vijf jaren. Daarvan legt de rechtbank drie jaren op wegens het onder 3 laatste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde en twee jaren wegens het onder 4 meer subsidiair bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij
[verbalisant 1]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 850,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [verbalisant 1] als gevolg van het hiervoor onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd. Door de raadsvrouw is bepleit dat de hoogte van de vordering dient te worden gematigd in het geval verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld. De rechtbank ziet in de enkele omstandigheid dat het onder 3 bewezen verklaarde feit een 'minder zware' juridische kwalificatie oplevert, geen aanleiding om tot matiging van de vordering over te gaan. Voornoemde kwalificatie doet immers niet af aan de grote impact die het feit blijkens zijn slachtofferverklaring op de benadeelde partij heeft gehad en die geenszins onredelijk voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve de hoogte van de schade genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 850,00. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
De benadeelde partij
[verbalisant 2]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 850,00 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [verbalisant 2] als gevolg van het hiervoor onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd. Door de raadsvrouw is bepleit dat de hoogte van de vordering dient te worden gematigd in het geval verdachte voor het meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld. De rechtbank ziet in de enkele omstandigheid dat het onder 3 bewezen verklaarde feit een 'minder zware' juridische kwalificatie oplevert, geen aanleiding om tot matiging van de vordering over te gaan. Voornoemde kwalificatie doet immers niet af aan de grote impact die het feit blijkens zijn slachtofferverklaring op de benadeelde partij heeft gehad en die geenszins onredelijk voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve de hoogte van de schade genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 850,00. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
De benadeelde partij
[slachtoffer 5]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 50,78 euro gevoegd in het strafproces. Nu verdachte van het onder 6 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij
[slachtoffer 4]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 995,00 gevoegd in het strafproces. Nu verdachte wordt veroordeeld wegens schuldheling op 22 januari 2014 en de diefstal geruime tijd voordien heeft plaatsgevonden, is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] als gevolg van het hiervoor onder 5 subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Namens verdachte is aangevoerd dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet onverwijld is geschied, als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank constateert dat verdachte op 22 januari is aangehouden, dat op 26 januari 2014 de ware identiteit van verdachte is gebleken en dat de vordering op 5 februari 2014 is ingediend. Het ligt in de rede dat ten tijde van de vordering bewaring van 28 januari 2014 op zijn laatst bekend is geworden dat verdachte voorwaardelijk in vrijheid was gesteld en de algemene voorwaarde heeft overtreden. Nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat de vordering niet onverwijld is ingediend, nu de indiening pas een week na voorgeleiding is geweest. Dit hoeft evenwel niet tot niet-ontvankelijkheid te leiden, nu de termijn van overschrijding niet zo groot is dat het recht van verdachte om tijdig op de hoogte te geraken van de vordering doelbewust of op grove wijze is veronachtzaamd. De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering van het verzuim.
Gelet op de bij dit vonnis bewezen verklaarde feiten en op het bepaalde in artikel 15j van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig om te gelasten dat het gedeelte van de in de zaak met parketnummer 10.720036-10 bij vonnis d.d. 24 november 2011 van de rechtbank Rotterdam opgelegde straf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 237 dagen gevangenisstraf, alsnog moet worden ondergaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het onder 3 eerste en tweede cumulatief/alternatief, 4 primair en subsidiair, 5 primair en 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair, 2, 3 laatste cumulatief/alternatief, 4 meer subsidiair en 5 subsidiair wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor aangegeven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
dertig maanden;
beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

ontzegt verdachte de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren;

Schadevergoeding

veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[verbalisant 1]van een bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro);
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00 ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis.
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[verbalisant 2], van een bedrag van € 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro);
veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 850,00, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in zijn vordering niet ontvankelijk is;
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in haar vordering niet ontvankelijk is;

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

wijst de vordering toe;
gelast dat het gedeelte van de in de zaak met parketnummer 10.720036-10 bij vonnis d.d. 24 november 2011 van de rechtbank Rotterdam opgelegde straf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 237 dagen gevangenisstraf, alsnog moet worden ondergaan.
Aldus gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, onderdeel uitmakende van het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04SA/2014-01775Z, opgemaakt op 20 maart 2014.
2.Pagina 347.
3.Pagina 348.
4.Pagina 547-548.
5.Pagina’s 542-544.
6.Pagina 571-593.
7.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juni 2014.
8.Pagina 387.
9.Dat het om dezelfde Audi gaat valt af te leiden uit de verklaring van [naam 2] op pagina 387, in samenhang met het proces-verbaal bevindingen op pagina 324.
10.Pagina 442.
11.Pagina 95.
12.Pagina 124, foto 5.
13.Pagina 599-600.
14.Pagina 601.
15.Pagina 603.
16.Pagina 611.
17.Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting d.d. 3 juni 2014.
18.Pagina 212.
19.Pagina 271.
20.Pagina 471-473.
21.Pagina 480-481.
22.Pagina 486.
23.Pagina 313-314.
24.Pagina 324.
25.Pagina 337-338.
26.Pagina 212.
27.Pagina 271.