ECLI:NL:RBOVE:2014:3277

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
17 juni 2014
Zaaknummer
08.760020-14 (P) en 23.003587-11 (VI)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige inbraken en poging tot doodslag op verbalisanten

Op 22 januari 2014 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan twee inbraken in vereniging. De rechtbank Overijssel heeft op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 224 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich laten behandelen in een kliniek en mag hij geen contact opnemen met zijn mededaders. Daarnaast werd de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met een eerdere detentie herroepen, waardoor de verdachte nog eens 320 dagen gevangenisstraf moet ondergaan.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 6 mei en 3 juni 2014. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.B. Schmidt. De officier van justitie, mr. G. Steeghs, was ook aanwezig. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden met hoge snelheid om aan arrestatie te ontkomen, het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar letsel tot gevolg, en meerdere diefstallen, waaronder de diefstal van laptops en een kassalade.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet zelf achter het stuur van de auto, wel betrokken was bij de criminele activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de diefstallen en de poging tot doodslag op verbalisanten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een gevangenisstraf op die in lijn is met de richtlijnen voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.760020-14 (P) en 23.003587-11 (VI)
Uitspraak: 17 juni 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014 en 3 juni 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G. Steeghs.

TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, in de gemeente Raalte en/of de gemeente Hellendoorn en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(zogenaamde) kassalade en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- met hoge snelheid is/zijn weggereden, op het moment dat een als zodanig zichtbare dienstvoertuig van de politie in het zichtveld kwam, dit ogenschijnlijk om aanhouding door de politie te voorkomen en/of
- gedurende een achtervolging, meerdere malen door rood licht is/zijn gereden en/of niet aan de verplichting heeft/hebben voldaan om zoveel mogelijk rechts te houden en/of op zodanige wijze heeft/hebben gekeerd en/of ingehaald dat er gevaar ontstond voor andere weggebruikers en/of
- met hoge snelheid op korte afstand langs een dienstvoertuig van de politie - dat dwars op de weg was geparkeerd - is/zijn gereden, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en) en/of
- met hoge snelheid (opnieuw) het centrum van Nijverdal is/zijn ingereden, daarbij op de weghelft, die is bestemd voor tegemoetkomend verkeer, is/zijn gaan rijden en daarbij een botsing heeft/hebben veroorzaakt, waarbij de heer [slachtoffer 3] (zwaar) letsel heeft opgelopen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een bedrijfspand, gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een (zogenaamde) kassalade (met daarin een geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (welke in gebruik is/was bij OAD Holten), gelegen aan de Burgemeester van de Borchstraat 2, heeft weggenomen een of meer laptop(s)/notebook(s) (in totaal (ongeveer) 38), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(de voormalige) OAD Holten en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto, met (zeer) hoge snelheid is/zijn toegereden en/of ingereden op genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto met (zeer) hoge snelheid is/zijn toegereden en/of ingereden op genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer agent(en) van/werkzaam bij politie Oost Nederland, genaamd [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s), met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto opzettelijk dreigend met (zeer) hoge snelheid toegereden en/of ingereden op\genoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of op een aldaar - door voornoemde agent(en) (dwars over de weg)- geparkeerd (staand) dienstvoertuig, in welke (onmiddellijke) nabijheid waarvan die [verbalisant 1] en/of die [verbalisant 2] zich op dat moment bevond(en), waardoor voornoemde verbalisant(en) - om niet geraakt/overreden te worden door die (personen)auto - zich genoodzaakt voelde(n) om aan de kant te springen;
4.
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (Audi A4), met (zeer) hoge snelheid - terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (op dat moment) met de door hem/hen bestuurde (personen)auto op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bevond(en) - op/tegen een door die [slachtoffer 3] bestuurde (bestel)auto (Chrysler Voyager) is/zijn in-/aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten (14) gebroken ribben en/of een gebroken borstbeen en/of een gebroken (linker)hand en/of een gebroken/verbrijzelde pols en/of een of meer gebroken/verbrijzelde enkel(s)), heeft/hebben toegebracht, door toen en (al)daar opzettelijk met een door hem en/of zijn mededader(s) bestuurde (personen)auto (Audi A4), met (zeer) hoge snelheid
- terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), zich (op dat moment) met de door hem/hen bestuurde (personen)auto op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer bevond(en) op/tegen een door die [slachtoffer 3] bestuurde (bestel)auto (Chrysler Voyager) aan te rijden;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 22 januari 2014, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Audi A4), daarmede rijdende over de weg, de Grotestraat (N35), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- toen aldaar op die weg heeft gereden met zeer hoge snelheid, in elk geval met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 km/h, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen weggedeelte van die Grotestraat en/of het overig verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- ( daarbij) naar links heeft gestuurd, en/of
- ( daarbij) geheel of gedeeltelijk is terecht gekomen op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemd weggedeelte, zonder dat er enige te rechtvaardigen aanleiding of reden was om op dat weggedeelte te (gaan) rijden, en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden , als bedoeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
- ( vervolgens) op dat weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomend verkeer, (frontaal) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een hem tegemoetkomend (toen dicht genaderd zijnde) ander motorrijtuig (personenauto, Chrysler Voyager),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht, zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 13 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een (personen)auto (Audi A4) (met kenteken [kenteken 1]) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse
sleutel;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2014 tot en met 22 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (in elk geval) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (Audi A4) (kenteken [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde
(personen)auto wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 13 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kentekenpla(a)t(en) (met kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 6 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 22 januari 2014, in de gemeente Amsterdam, althans (in elk geval) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer kentekenpla(a)t(en) (met kenteken [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenpla(a)t(en) wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair, 2, 3 eerste (poging doodslag verbalisant [verbalisant 2]) en derde (bedreiging verbalisant [verbalisant 1]) cumulatief/alternatief, 4 primair, 5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde en met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, behoudens het tenlastegelegde geweld, waarvan vrijspraak is bepleit. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde, omdat verdachte uitsluitend als passagier in het voertuig heeft gezeten. Gelet op het voorgaande, heeft de raadsman (primair) bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering.

Het oordeel van de rechtbank

Overweging met betrekking tot het onder 3 (het ‘inrijden’ op verbalisanten) en 4 (de aanrijding) ten laste gelegde en het onder 1 primair (diefstal bij [bedrijf]) ten laste gelegde geweld.
Door de officier van justitie is betoogd dat verdachte de Audi A4 weliswaar niet heeft bestuurd, maar dat hij niettemin als medepleger van het onder 3 en 4 ten laste gelegde en het onder 1 ten laste gelegde geweld kan worden aangemerkt. Het geweld zou hebben bestaan uit gevaarlijk rijgedrag, het ‘inrijden’ op verbalisanten die het voertuig tot stoppen probeerden te dwingen, hetgeen onder feit 3 ook afzonderlijk ten laste is gelegd en de aanrijding die heeft plaatsgevonden met (de auto van) [slachtoffer 3], wat ook als afzonderlijk feit onder 4 ten laste is gelegd.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van vorenbedoelde feiten niet achter het stuur van de betreffende Audi heeft gezeten. Voorts is uit het dossier weliswaar gebleken van een gezamenlijke uitvoering van bedrijfsinbraken, maar niet van enig plan omtrent een eventuele, al dan niet gezamenlijke, vluchtpoging of het uitoefenen van geweld in algemene zin. De omstandigheid dat verdachte met zijn medeverdachten in een 'snelle' auto naar de plaats van de bedrijfsinbraken is gereden, maakt dat oordeel niet anders.
Toen de vluchtpoging daadwerkelijk ontstond, is het voertuig door een ander dan verdachte bestuurd en verdachte heeft derhalve niet zelf de ten laste gelegde (gewelds)handelingen verricht. De enkele omstandigheid dat verdachte zich ten tijde van de ten laste gelegde feiten in het voertuig heeft bevonden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een bewuste en nauwe samenwerking, die gericht was op het plegen van deze feiten. Hiermee heeft verdachte immers ook op geen enkele wijze een significante bijdrage geleverd. De verdachte zal daarom van het onder 3 en 4 ten laste gelegde en van het onder 1 primair ten laste gelegde geweld worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het onder 5 (diefstal/heling Audi A4) en 6 (diefstal/heling kentekenplaten) ten laste gelegde.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van de in de tenlastelegging onder 5 en 6 genoemde Audi A4, respectievelijk kentekenplaat. De omstandigheid dat verdachte zich op 22 januari 2014 in het bewuste voertuig heeft bevonden en daarmee bij bedrijfsinbraken betrokken is geweest, is voorts weliswaar verdacht, maar biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond om aan te nemen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het van misdrijf afkomstige goederen betroffen. De rechtbank merkt daarbij in het bijzonder op dat - nu verdachte niet als bestuurder van het voertuig heeft gefungeerd - het allerminst zeker is of hij de beschadiging aan het linker voorportier van de Audi heeft waargenomen, terwijl voor het overige geen bijzonderheden aan de auto, dan wel de kentekenplaat zichtbaar waren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 en 6 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 (diefstal bij [bedrijf]) en 2 (inbraak bij OAD) ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft ten aanzien van feiten 1 en 2 acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen. [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2014 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 januari 2014 ben ik 's avonds met 4 andere personen in een Audi A4 met kenteken[kenteken 2]
van Amsterdam naar Holten en later Raalte gereden. Ik ben in Holten met anderen binnen geweest in een bedrijfspand van OAD en heb laptops meegenomen. Diezelfde avond ben ik binnen geweest in het bedrijfspand van [slachtoffer 1] in Raalte. Ook anderen van onze groep zijn daar binnen geweest. Daarna zijn we in hetzelfde voertuig weggereden.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], namens [bedrijf] B.V. [3] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf] B.V., gevestigd aan de [adres] te Raalte. Op 22 januari omstreeks 21.30 uur werd ik gebeld door een medewerker van [beveiligingsbedrijf]. Zij worden gewaarschuwd als er een inbraakmelding is. De medewerker vertelde mij dat er was ingebroken in mijn bedrijf. Hierop ben ik naar mijn bedrijf gereden. Ik zag dat de deur aan de zijde van de [straat] openstond. Ik zag dat er braakschade aan de deur zat. Ik ben naar binnen gegaan. Ik zag dat bij het bureau dat zich het dichtst bij de balie bevindt, een lade was geopend. Ik zag dat op dit bureau een geldkist stond, die in deze lade hoorde te liggen. Ik zag dat het gedeelte, bestemd voor het muntgeld, uit deze geldkist was weggenomen. Ik schat dat hier tussen de 150 en 200 euro aan muntgeld in zat.
U toont mij een foto van een onderdeel van een geldkistje dat door uw collega's is aangetroffen, nadat deze uit een vluchtende auto is gegooid. Ik kan u zeggen dat dit onderdeel hetzelfde is als hetgeen uit mijn geldkist is weggegooid.
Een proces-verbaal van bevindingen [4] , opgemaakt op 23 januari 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 22 januari 2014, omstreeks 21.28 uur reden wij, verbalisanten, in een onopvallend dienstvoertuig. Wij hoorden van de Meldkamer dat er een inbraakmelding was bij [slachtoffer 1]. Hierop zijn wij vanuit Wijhe richting Raalte gegaan. Wij hoorden dat een grijze Audi bij de inbraak betrokken zou zijn. Deze auto was door de melder, een medewerker van [beveiligingsbedrijf], gezien. Hierop zijn wij uit gaan kijken naar voornoemd voertuig. Wij zagen ter hoogte van het kruispunt N35-N348 dat een rij voertuigen voor het rode verkeerslicht stond opgesteld. Wij zagen dat de voorste auto in deze rij een grijze Audi betrof. Dit voertuig reed bij groen licht de kruising recht over richting Raalte-Noord. Ter hoogte van de t-splitsing Weidelaan-Ganzeboomlaan konden wij uiteindelijk het volgende kenteken lezen: [kenteken 2].
Wij hebben dit voertuig gevolgd. Op enig moment zagen wij dat er een voor ons onbekend voorwerp aan de linkerzijde van het voertuig naar buiten werd gegooid.
Nadat wij de opdracht hadden gekregen de achtervolging te staken, hebben wij ons voertuig gekeerd en troffen wij op de plaats waar eerder het zwarte voorwerp werd weggegooid, een zwart voorwerp aan. Wij herkenden dit voorwerp als een geld-/kassalade voor muntgeld.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek [5] , opgemaakt op 23 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 22 januari 2014 vond aan de [adres] te Raalte een bedrijfsinbraak plaats. Door de politie werd een door de dader(s) geopende geldkist van het getroffen bedrijf in beslag genomen. Tevens werd er een muntenbakje in beslag genomen welke tijdens een achtervolging van een personenauto uit de auto werd gegooid.
Beide goederen werden aan mij overgedragen voor nader onderzoek. Ik, verbalisant, zag (onder meer) dat de typenummers overeenkwamen en dat de muntenbak van hetzelfde merk was als de geldkist. Hierop werd de muntenbak door mij in de geldkist op de biljettenbak gelegd. Ik zag dat dit paste. Tevens kon de deksel hierna zonder problemen worden gesloten. Het soort en type muntenbak behoort bij het soort en type geldkist dat mij aangeboden werd voor onderzoek.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] [6] , voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangever:
Op 23 januari werd mij door een medewerker van OAD verteld dat er op de ICT-afdeling een deur was ingetrapt en dat er mogelijk een diefstal had plaatsgevonden. Ik ben naar het pand van OAD gegaan. Ik ben naar de afdeling ICT gegaan en zag dat de toegangsdeur van het voorraadhok was opengetrapt. Deze deur zou met een magneetslot afgesloten zijn, maar dit is geheel vernield. Ik keek de ruimte in en zag allemaal laptoptassen liggen. Enkele hiervan waren leeg.
Een proces-verbaal van bevindingen [7] , opgemaakt d.d. 27 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 23 januari werd aangifte gedaan ter zake diefstal uit een bedrijf, door [slachtoffer 2]. Aangever [slachtoffer 2] is werkzaam als [x].
Het plegen van de bedrijfsinbraak moet zijn tussen 22 januari 2014, omstreeks 6.55 uur (tijdstip openen pand door Security) en 22 januari 2014, 21.42 uur (tijdstip inschakelen alarm).
Een proces-verbaal van bevindingen [8] , opgemaakt d.d. 23 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 23 januari 2014 werd een onderzoek ingesteld naar een personenauto, merk Audi, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Genoemde Audi was betrokken geweest bij een achtervolging door de politie en een ernstige aanrijding. In het dashboardkastje van genoemde Audi werd een kentekenbewijs aangetroffen van een Audi type A4, voorzien van kenteken [kenteken 1]. In het laadgedeelte van deze Audi werden 38 gebruikte notebooks aangetroffen. Deze werden in beslag genomen voor onderzoek.
Een proces-verbaal van bevindingen [9] , opgemaakt d.d. 28 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 januari heb ik, verbalisant, een onderzoek gedaan op de laptops die waren aangetroffen in de personenauto, merk Audi A4, voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Ik zag dat het om 38 laptops ging. Op alle laptops is een sticker aangetroffen, waarop staat: Eigendom van OAD-groep.
Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek, opgemaakt d.d. 17 april 2014 door [verbalisant 3], brigadier bij de afdeling Forensische Opsporing in het district IJsselland en als losse bijlage gevoegd in het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 februari en vrijdag 14 februari 2014 ontving ik, verbalisant:
- Werktuigsporen, gemerkt AAHD1140NL en AAHD1137NL, afgevormd op 4 februari 2014 bij sporenonderzoek naar aanleiding van inbraak in een bedrijf aan de Burgemeester van de Borchstraat 2 te Holten (BVH PLO500-2014008760);
- Een geel-zwarte kistopener zonder merkaanduiding, gemerkt AAGP87I4NL;
- Een geel-zwarte schroevendraaier, merk ‘Sencys’, gemerkt AAGP8735NL.
De bovenomschreven werktuigen werden aangetroffen in de auto van de terzake van inbraak op heterdaad aangehouden verdachten (BVH PLO400-2014006617).
Het afgevormde werktuigspoor AAGD1140NL toont twee krassporen, elk met een breedte van circa 10 millimeter.
Het afgevormde werktuigspoor AAHD1137NL toont twee indruksporen, elk met een totale breedte van circa 42 millimeter en bestaand uit twee parallel naast elkaar gelegen indruksporen. Als veroorzaker van de indruksporen komt een kistopener in aanmerking.
Kistopener AAGP8714NL heeft aan beide uiteinden een spijkertrekker met een totale breedte van circa 44 millimeter. Alle klauwtjes hebben een breedte van circa 19 millimeter.
In beide spijkertrekkerzijden zijn van fabriekswege aangebrachte slijpsporen en door het gebruik ontstane beschadigingen waargenomen. Ten behoeve van het onderzoek zijn met kistopener AAGP87I4NL proefkras- en proefindruksporen vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd. Ten gevolge van de slijpsporen en de beschadigingen in kistopener AAGP8714NL, kunnen hiermee vervaardigde en afgevormde (proef)sporen als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Schroevendraaier AAGP8735NL heeft een vouwbreedte van circa 10 millimeter. In de vouw van de schroevendraaier zijn door het gebruik ontstane beschadigingen waargenomen.
Ten behoeve van het onderzoek zijn met schroevendraaier AAGP8735NL proefkrassporen
vervaardigd, die vervolgens zijn afgevormd. Ten gevolge van de beschadigingen in de vouw van schroevendraaier AAGP8735NL, kunnen hiermee vervaardigde en afgevormde proefsporen als karakteristiek voor dit werktuig worden beschouwd.
Bij microscopisch vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgevormde werktuigspoor
AAHD1140NL en anderzijds een afgevormd proefkrasspoor, vervaardigd met schroevendraaier AAGP8735NL, is een aansluitend kraslijnenbeeld waargenomen.
Bij microscopisch vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgevormde werktuigspoor
AAHD1137NL en anderzijds een afgevormd proefindrukspoor, vervaardigd met kistopener
AAGP8714NL, zijn doorlopende kraslijnenbeelden waargenomen. Tevens zijn onregelmatigheden waargenomen, die globaal overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in kistopener AAGP8714NL.
Conclusie:
- Het afgevormde werktuigspoor AAHD1140NL is zeer waarschijnlijk veroorzaakt met

schroevendraaier AAGP8735NL.

- Het afgevormde werktuigspoor AAHD1137NL is waarschijnlijk veroorzaakt met kistopener AAGP8714NL.
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
Hiervoor is reeds overwogen dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde geweld zal worden vrijgesproken. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 22 januari 2014 samen met anderen binnen is geweest in een bedrijfspand van [slachtoffer 1], nadat verdachte eerder op de avond samen met anderen had ingebroken in een bedrijfspand van OAD. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze omstandigheden dat verdachte het oogmerk heeft gehad om in bewuste en nauwe samenwerking met anderen goederen weg te nemen uit het bedrijfspand. Deze voorgenomen diefstal is ook voltooid nu uit de bewijsmiddelen eveneens blijkt dat er bij een inbraak op 22 januari 2014 een kassalade is weggenomen. De rechtbank stelt vast dat dezelfde kassalade uit het voertuig waarin verdachte zich op dat moment bevond, is gegooid. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dan dat het verdachte en/of (één van) zijn kompanen is of zijn geweest, die het betreffende goed heeft, dan wel hebben weggenomen.
Dat verdachte mogelijk zelf niets heeft buitgemaakt en/of niet op de hoogte was van hetgeen zijn metgezellen hebben buitgemaakt kan aan het voorgaande niet afdoen. De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het gepleegde geweld, heeft begaan.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
Verdachte heeft de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging bekend, behoudens de ten laste gelegde braak. Op de plaats van het delict zijn werktuigsporen aangetroffen. In het voertuig waarin verdachte zich na de diefstal met zijn mededaders bevond, zijn een kistenopener en een schroevendraaier aangetroffen waarmee voornoemde werktuigsporen blijkens werktuigsporenonderzoek waarschijnlijk (kistopener), respectievelijk zeer waarschijnlijk (schroevendraaier) zijn veroorzaakt. De rechtbank merkt op dat deze conclusies elkaar nog versterken. Daarnaast is niet gebleken dat de schade op enige andere wijze is ontstaan. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de werktuigsporen bij deze diefstal door verdachte en/of zijn mededaders zijn veroorzaakt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, inclusief de braak, heeft begaan.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1
primair
hij op 22 januari 2014, in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade en een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf] B.V.;
2
hij op 22 januari 2014, te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (dat in gebruik was bij OAD Holten), gelegen aan de Burgemeester van de Borchstraat 2, heeft weggenomen laptops (in totaal 38), toebehorende aan de voormalige OAD Holten en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen verklaarde levert op:
1
primair
Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 jo 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van twee jaren en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis niet overschrijdt, met daarnaast - eventueel - een werkstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich op 22 januari 2014 schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken c.q. diefstallen uit bedrijven. Dergelijke misdrijven veroorzaken niet alleen materiële schade, maar vaak leiden dit soort feiten ook tot veel ergernis en ongemak. Bovendien draagt een inbraak in het algemeen bij aan een onveilig gevoel bij de eigenaar en de werknemers van het getroffen bedrijf. Verdachte heeft op één avond tot tweemaal toe puur uit eigen gewin gehandeld en kennelijk de schade die hij heeft veroorzaakt bij de bedrijven voor lief genomen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 7 april 2014;
een reclasseringsrapport over de persoon van verdachte d.d. 18 april 2014;
de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een bedrijfsinbraak wordt in beginsel 10 weken gevangenisstraf passend geacht. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de bewezenverklaarde feiten een min of meer professioneel karakter droegen en dat zij in vereniging zijn gepleegd. De rechtbank acht daarom in het onderhavige geval een gevangenisstraf van 16 weken per inbraak passend en geboden. De rechtbank zal derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 32 weken opleggen, oftewel 224 dagen.
De reclassering heeft gerapporteerd - zakelijk weergegeven - dat verdachte enerzijds op de goede weg is een regulier bestaan zonder justitiecontacten op te bouwen, maar dat hij anderzijds nog met één been in de criminaliteit staat, waar hij veel contacten heeft en op een snelle manier in zijn financiële behoeften kan voorzien. Verdachte heeft weinig probleemoplossend vermogen en is beperkt in staat om met financiële druk om te gaan. Om te voorkomen dat verdachte terugvalt in crimineel gedrag wordt daarom geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij bijzondere voorwaarden die verdachte hulp kunnen bieden bij zijn problematiek. De reclassering noemt daarbij een meldplicht, een gedragsinterventie, een behandelverplichting, een contactverbod met de mededaders van de thans bewezen verklaarde feiten en de verplichting medewerking te verlenen aan het realiseren van dagbesteding. Met de reclassering is rechtbank van oordeel dat voornoemd pakket aan bijzondere voorwaarden ertoe kan bijdragen dat verdachte zijn leven betert en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang daarbij een goede stok achter de deur kan bieden. Nu verdachte reeds 104 dagen in voorarrest heeft verbleven, acht de rechtbank het passend om het resterende deel van voornoemde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan verbonden de zojuist besproken voorwaarden.

Vorderingen van de benadeelde partijen.

De benadeelde partijen [verbalisant 1], [verbalisant 2], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben, ieder voor zich, een vordering ingediend. Nu deze vorderingen telkens zien op (onderdelen van) ten laste gelegde feiten waarvan verdachte wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Namens verdachte is aangevoerd dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet onverwijld is geschied, als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering, aldus de raadsman.
De rechtbank constateert dat verdachte op 22 januari is aangehouden en dat de vordering op 5 februari 2014 is ingediend. Het ligt in de rede dat ten tijde van de vordering bewaring van 28 januari 2014 op zijn laatst bekend is geworden dat verdachte voorwaardelijk in vrijheid was gesteld en de algemene voorwaarde heeft overtreden. Nu van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de vordering niet onverwijld is ingediend, nu de indiening pas een week na voorgeleiding is geweest. Dit hoeft evenwel niet tot niet-ontvankelijkheid te leiden, nu de termijn van overschrijding niet zo groot is dat het recht van verdachte om tijdig op de hoogte te geraken van de vordering doelbewust of op grove wijze is veronachtzaamd. De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering van het verzuim.
De rechtbank overweegt omtrent de vordering als volgt.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat, indien een aan de invrijheidstelling verbonden voorwaarde wordt overtreden, die invrijheidstelling wordt herroepen. Dat wordt niet anders wanneer de proeftijd van de betrokkene op het moment van de overtreding bijna is verstreken. De reclassering adviseert in haar rapport van 18 april 2014 om het resterende strafdeel niet ten uitvoer te leggen, omdat veroordeelde zich voor het overige goed aan de voorwaarden heeft gehouden. In plaats daarvan kan volgens de reclassering verlenging van de proeftijd een goede stok achter de deur bieden. De rechtbank ziet in dit advies echter geen reden om van voornoemd uitgangspunt af te wijken en is van oordeel dat het vanuit het perspectief van recidivebeperking geboden is om verdachte, door hem alsnog de openstaande straf te laten uitzitten, de consequenties te laten ervaren van het feit dat hij zich opnieuw aan misdrijven heeft schuldig gemaakt en dat de wenselijkheid om voortgaande reclasseringsbemoeienis mogelijk te maken in afdoende mate kan worden ondervangen door bij de strafoplegging in deze zaak te voorzien in een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met daarop toegesneden bijzondere voorwaarden.
Gelet op de bij dit vonnis bewezen verklaarde feiten en op het bepaalde in artikel 15j van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank derhalve termen aanwezig om te gelasten dat het gedeelte van de in de zaak met parketnummer 23.003587-11 bij arrest d.d. 25 oktober 2012 van het gerechtshof Amsterdam opgelegde straf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 320 dagen gevangenisstraf, alsnog moet worden ondergaan.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3, 4, 5 en 6 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, op de wijze als hiervoor is vermeld;
verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 224 dagen.
beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
beveelt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast wanneer de verdachte gedurende een proeftijd van 3 jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij Forensische Polikliniek de Waag of soortgelijke ambulante zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven.
- de verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een GI-RN Arbeidsvaardigheden training, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;

Schadevergoeding

bepaalt dat de benadeelde partij [verbalisant 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is;
bepaalt dat de benadeelde partij [verbalisant 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk is;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] in zijn vordering niet-ontvankelijk is;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering niet-ontvankelijk is.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

wijst de vordering toe;
gelast dat het gedeelte van de in de zaak met parketnummer 23.003587-11 bij arrest d.d. 25 oktober 2012 van het gerechtshof Amsterdam opgelegde straf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 320 dagen gevangenisstraf, alsnog moet worden ondergaan.
Aldus gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04SA/2014-01775Z, opgemaakt op 20 maart 2014.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juni 2014.
3.Pagina 313-314.
4.Pagina 324.
5.Pagina 337-338.
6.Pagina 599-600.
7.Pagina 601.
8.Pagina 603.
9.Pagina 611.