ECLI:NL:RBOVE:2014:3459

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
26 juni 2014
Zaaknummer
C/08/158196 / KG RK 14-2019
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van voorzieningenrechter na einduitspraak in kort geding

Op 20 juni 2014 heeft een verzoeker, zonder vaste woon- of verblijfplaats, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.T. Pos, de voorzieningenrechter die belast was met de behandeling van een kort geding. Dit kort geding betrof een vordering van de wederpartij van de verzoeker tot het opleggen van een straat- en contactverbod. Tijdens de zitting op 20 juni 2014 heeft de verzoeker zijn onvrede geuit over de gang van zaken en de rechter beschuldigd van partijdigheid. De rechter heeft echter aangegeven dat er sprake was van geweld en dat het belangrijk was dat er geen contact was tussen de verzoeker en de wederpartij. Na de mondelinge einduitspraak van mr. Pos heeft de verzoeker alsnog het wrakingsverzoek ingediend.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter die een einduitspraak heeft gedaan. De verzoeker had weliswaar gesuggereerd een wrakingsverzoek te willen indienen, maar dit was pas na de einduitspraak daadwerkelijk gebeurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, en heeft het verzoek zonder zitting afgedaan op basis van het wrakingprotocol.

In de beslissing heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 26 juni 2014 door de rechters T.R. Hidma, C. Verdoold en G.A. Versteeg.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/158196 / KG RK 14-2019
Beslissing van 26 juni 2014
in de zaak van
[verzoeker],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verzoeker tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 20 juni 2014 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. H.T. Pos, voorzieningenrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd C/08/157928 / KG ZA 14-229. De hoofdzaak betreft een kort geding waarbij de wederpartij van [verzoeker] een straat- en contactverbod heeft gevorderd.
1.2.
Mr. Pos heeft niet in de wraking berust.

2.De beoordeling

2.1.
Het proces-verbaal van zitting d.d. 20 juni 2014 op welke [verzoeker] het wrakingsverzoek heeft ingediend, houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Man [[verzoeker] - rechtbank]:
Ze valt mij lastig, ze belt mij. Ze leeft in een waanwereld maar dat wil niemand zien. Ze gebruikt elke keer haar dochter als excuus. Ze geeft een verkeerde voorstelling van zaken. Ik ben niet degene die lastig is, dat is zij zelf.
Als u dit uitspreekt ga ik in hoger beroep en spreek ik een wrakingsverzoek uit.
Mr. Pierik [advocaat van wederpartij in de hoofdzaak- rechtbank]:
Ik ben er niet bij geweest maar de berichten van instanties spreken voor zich. Er is al een afspraak met de coördinator huiselijk geweld dat hij geen contact mocht opnemen, dat gebeurt wel iedere keer. Ik geloof ook niet dat hij geen contact wil, dat gebeurt namelijk wel steeds. Mevrouw neemt in ieder geval geen contact op met meneer.
Man:
Ik ben niet gehoord. Met mij wordt niet gepraat. Ik ben de kwaaie pier. Ik voel mij geschoffeerd. Ik ben niet geleerd zoals u maar als u niet in de gaten heeft dat hier een zwaar luchtje aan zit dan gaat er iets verkeerd. Ik wordt afgeschilderd als iemand wie ik niet ben. Ik heb geen zin om de schuld te krijgen terwijl zij van alles verkeerd doet. Ik kan er niks aan doen dat zij hersenspinsels heeft. Ik heb dingen gehoord meneer. Ik heb ook getuigen die weten hoe het echt zit. Zij haalt hier rare capriolen uit, ze wil verhuizen en ze wil geld van de gemeente. Ze spant iedereen voor het karretje. De mensen van die rapportjes hebben mij nog nooit gesproken. Zij kan goed liegen. Ik krijg niemand te spreken bij die instanties. Ik heb haar ook altijd geloofd. Ik ben ook dom geweest daarin. Ik heb toch recht dat het wordt gecontroleerd of het waar is. Dan weet u meteen wie er spelletjes speelt. Ik ben altijd goed geweest voor haar, altijd gezorgd dat er eten in de kast lag en dat ze een spijkerbroek aan haar kont had. Ik heb niks gedaan, zij. En ze schuift telkens het kind naar voren. Dat ze hier nu niet is door het kind, daar is helemaal niks van waar.
Rechter:
Het gaat hier om een orde maatregel. In de eerste plaats, er is sprake geweest van geweld dat geeft u ook toe, en uit stukken blijkt letsel. Instanties zijn betrokken geraakt, zoals de politie en het Steunpunt Huiselijk Geweld. Dat laatste zegt dat het belangrijk is dat er geen contact is. Dat zegt ook de gezinsvoogd. Het is wellicht zo dat mevrouw ook een aandeel heeft in wat er gebeurd is en in dat u elkaar treft. Maar het is niet goed als u elkaar treft. Dat moet uit zijn. U zegt, ik hoef geen contact, dat wil ik niet want die vrouw is mijn ondergang. En ik heb u horen zeggen, ik heb in de [straat] niks te zoeken. U heeft beiden een belang elkaar niet te spreken. Dat kan het beste op deze manier: Locatieverbod – niet heel Zwolle, u moet familie kunnen blijven bezoeken en kennissen, maar ik vind dat u niet meer in de [straat] moet komen. Voor contactverbod, u zegt ik wil haar niet meer zien of horen. Er moet van uw zijde geen contact zijn met u of het kind. Ik geef u het advies dat als ze u belt dat u dat meldt bij politie of Steunpunt Huiselijk Geweld. Als u merkt dat zij het is, niet opnemen, wegdrukken.
Man:
Dat doe ik.
Rechter:
Ik leg een dwangsom op van 500,- per overtreding met een maximum van 10.000,-. U mag geen initiatief nemen tot contact. Zorg dat ze uw gezicht daar niet ziet. Neemt ze contact met u op? Wegdrukken, melden bij politie. Zeg daar, ik heb een contactverbod maar ze brengt mij in moeilijkheden want ze belt mij. Stel dat ze op u afloopt elders, omdraaien en weglopen. Dit is de manier.
Man:
Ik negeer haar gewoon.
Rechter:
Heel goed.
Man:
U legt mij een dwangsom op. Zij valt mij lastig, en dan moet ik betalen.
Rechter:
Als u doet wat ik net heb gezegd, dan komt u niet in de problemen.
Man:
Kan ik beroep aantekenen?
Rechter:
Misschien kunt u informeren bij een advocaat. Heeft u een postadres?
Man:
Nee. Ik vertrouw mensen niet meer.
Rechter:
U kunt het vonnis hier ophalen bij de balie vanmiddag om 15:00 uur. Bel met een advocatenkantoor, zij kunnen u wel adviseren.
Man:
Hoe dien ik een wrakingsverzoek in?
Rechter:
Denkt u dat ik partijdig ben? Een wrakingsverzoek kunt u nu doen.
Man:
Ja, dat heb ik net ook al gezegd. Dan doe ik bij deze een wrakingsverzoek.
Rechter:
Dat staat genoteerd. Wij maken een proces-verbaal wraking op. Daar staat in dat u na de uitspraak wrakingsverzoek doet.
Man: nee, dat heb ik niet gezegd u verdraait mijn woorden. Ik heb het al eerder gedaan.
Net als de officiële instanties bent u op de hand van mevrouw [A] [de wederpartij van [verzoeker] in de hoofdzaak - rechtbank], daarom wraak ik u. Ik wil een andere rechter die onpartijdig over deze zaak kan oordelen.”
2.2.
Vaste jurisprudentie (zie onder meer: HR 18 december 1998, NJ 1999, 271) is dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Uit het proces-verbaal blijkt dat [verzoeker], voordat een einduitspraak werd gedaan, wel op de mogelijkheid van het indienen van een wrakingsverzoek heeft gezinspeeld, maar dit op dat moment nog niet heeft ingediend. Eerst nadat mr. Pos (mondeling) einduitspraak heeft gedaan heeft hij daadwerkelijk het wrakingsverzoek ingediend.
2.3.
Het verzoek is, gegeven het bovenstaande, naar het oordeel van de rechtbank kennelijk niet-ontvankelijk. Met toepassing van artikel 9.1. van het door de rechtbank gehanteerde wrakingprotocol - waarin, voor zover van belang, is bepaald dat een verzoek zonder zitting kan worden afgedaan indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is - zal de rechtbank het verzoek zonder zitting afdoen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.R. Hidma, mr. C. Verdoold en mr. G.A. Versteeg en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2014.