ECLI:NL:RBOVE:2014:3507

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
2284076 \ CV EXPL 13-8391
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R.K. Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in het kader van betalingsregelingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde Vihamij Handel B.V. betaling van een openstaande schuld van € 17.949,11 van de gedaagde, die als bestuurder van een ontbonden vennootschap aansprakelijk werd gesteld. De vordering was gebaseerd op onrechtmatige daad, omdat de gedaagde de vordering van Vihamij buiten een betalingsregeling had gehouden, terwijl hij met andere schuldeisers wel een regeling had getroffen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW, omdat de gedaagde een verwijt kon worden gemaakt voor het niet betrekken van Vihamij in de regeling. De rechtbank concludeerde dat aan alle vereisten voor een onrechtmatige daad was voldaan: er was een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit. De gedaagde had de kans om de vordering in een regeling te betrekken, maar had dit nagelaten, waardoor Vihamij geen keuze had gehad. De rechtbank wees de vordering van Vihamij toe, inclusief wettelijke handelsrente en een bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 4 maart 2014 door kantonrechter H.R.K. Valk.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 2284076 \ CV EXPL 13-8391
Uitspraak : 4 maart 2014 (v)
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vihamij Handel B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij, hierna ook wel Vihamij te noemen,
gemachtigde: mr. G.H.A. Versluis,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
gemachtigde: mr. D.J.H. Habers.

1.de procedure

Deze blijkt uit het navolgende:
- de dagvaarding van 13 augustus 2013;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Vervolgens is de zaak voor vonnis verwezen.

2.de feiten

Vihamij heeft met de inmiddels ontbonden besloten vennootschap [X]gecontracteerd. De bestuurder van die vennootschap is [Y], welke vennootschap bestuurd wordt door [gedaagde].
[X]heeft een bedrag van € 17.949,11 onbetaald gelaten.
Op 15 november 2011 heeft [gedaagde] een emailbericht aan de gemachtigde van Vihamij verstuurd met de navolgende inhoud:
´Ik ben bezig met een eventuele overname van mijn bedrijf, waarvan ik al mijn schulden naar U kan betalen. Ik ben in een beslissende fase en kan dan de schuls bij U aflossen, verder spijt het mij erg dat ik de openstaande vordering nog niet kan aflossen vooral de Vihamij die mij altijd erg goed behandeld heeft. Ik zal deze week al een bedrag gaan betalen.”
De activa van de besloten vennootschap zijn overgedragen aan Lesscher Installatietechniek, waaruit Vihamij concludeert dat er kennelijk baten aanwezig zijn geweest, welke mee zijn overgedragen.
Op 24 januari 2012 is de naam [X] en zijn activiteiten overgenomen door Lesscher B.V.. Lesscher B.V. maakte het met deze constructie mogelijk dat [gedaagde] in dienst van Lesscher aan het werk kan blijven.
[gedaagde] heeft zich vervolgens gewend tot de Regionale Organisatie Zelfstandigen teneinde tot een regeling met de schuldeisers te komen. De vordering van Vihamij is buiten de regeling gebleven

3.het geschil

de vordering
Vihamij vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 17.949,11, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.692,37.
het verweer
[gedaagde] betwist dat hij privé aansprakelijk is voor die schuld uit zijn voormalig bedrijf
Daarnaast meent hij dat een aantal posten onjuist zijn gefactureerd.

4.de beoordeling

Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat hij niet privé aansprakelijk is voor deze schuld. Hij handelde niet in privé en Vihamij wist dat ook wel.
Desondanks kan er wel degelijk een bestuurdersaansprakelijkheid ontstaan en wel op grond van artikel 6:162 BW, in de volksmond ook wel genoemd de onrechtmatige daad.
Daarvoor moet echter voldaan zijn aan een vijftal vereisten, te weten een onrechtmatige daad, de toerekenbaarheid daarvan aan de dader, schade, causaliteit en relativiteit.
Toegepast op de onderhavige casus moet daarover het navolgende worden gezegd.
Het buiten een financiële regeling laten van een schuld kan onrechtmatig zijn. In dit geval heeft [gedaagde] met alle crediteuren, behalve Vihamij, kennelijk een regeling getroffen en dat wordt blijkens de jutrisprudentie als een onrechtmatige daad gezien. Aan het eerste vereiste is derhalve voldaan.
De toerekenbaarheid is het volgende vereiste: kan [gedaagde] daarvan een verwijt worden gemaakt? Naar de mening van de kantonrechter wel: hij heeft en had het in zijn macht om ook Vihamij bij een regeling te betrekken, maar om hem moverende redenen heeft hij dat niet gedaan. Het gevolg daarvan is wel dat de onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend.
Er is overduidelijk schade, want de vordering is niet betaald!
Causaal verband is eveneens aanwezig: indien [gedaagde] de vordering wel in een betalingsregeling had betrokken, zou deze schuld ook (deels) zijn afgelost en had Vihamij tenminste de keuze gehad tussen het akkoord gaan met de aangeboden regeling of niet. Die kans heeft zij nu niet gehad en dus is er causaal verband tussen de schuld en de onrechtmatige daad en de schade.
Aan het relativiteitsvereiste is ook voldaan: de grond onrechtmatige daad wordt veelvuldig gebruikt om bestuurdersaansprakelijkheid te bereiken als ondernemers in hun werkzaam-heden, al dan niet op financieel terrein, hun boekje te buiten gaan. Het is veelal hun enige kans om toch nog een deel van hun vordering geïnd te krijgen. De geschonden norm strekt dus wel degelijk ten voordele van de eisende partij.
Aan alle vereisten voor een onrechtmatige daad is dus voldaan, zodat het verweer van [gedaagde] op dit onderdeel faalt. Langs de weg van artikel 6:162 BW ontstaat er bestuurdersaansprakelijkheid.
Dit brengt met zich mee dat de vordering van Vihamij in beginsel kan worden toegewezen.
Als tweede onderdeel van zijn verweer noemt [gedaagde] dat de vordering op een aantal onderdelen niet correct is. Hij heeft op de facturen een aantal posten omcirkeld en daarover gezegd dat deze onjuist zijn. Waarom deze onjuist zijn blijft in het ongewisse. Bij conclusie van dupliek refereert hij zich overigens aan het oordeel van de kantonrechter.
De kantonrechter zal ook dat verweer passeren, nu [gedaagde] dat verweer niet heeft onderbouwd en bovendien veel te laat heeft gevoerd. De vordering bestaat immers al sedert 2011 en nimmer heeft [gedaagde] over die posten gereclameerd.
De vordering is derhalve toewijsbaar, derhalve inclusief de wettelijke handelsrente, behoudens de meegevorderde buitengerechtelijke incassokosten, welke op grond van het rapport Voorwerk zullen worden gematigd tot € 800,--.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
Rechtdoende
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Vihamij te betalen het bedrag van € 17.949,11, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] voorts tot betaling van een bedrag van € 800,-- wegens buitenge-rechtelijke incassokosten.
Veroordeelt [gedaagde] tenslotte in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Vihamij begroot op € 896,-- wegens griffierecht, € 78,34 wegens exploitkosten en
€ 600,-- wegens salaris van haar gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te door mr H.R.K. Valk, kantonrechter, en op 4 maart 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.