ECLI:NL:RBOVE:2014:3555

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
AWB 14/1153
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van projectbesluit en bouwvergunning voor de bouw van een kunstwerk (insecthuis) in Tubbergen

Op 1 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, waaronder het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, hebben beroep ingesteld tegen een projectbesluit en een verleende bouwvergunning voor de bouw van een kunstwerk, het insecthuis, op een perceel in Tubbergen. De voorzieningenrechter heeft op 27 juni 2014 de zitting gehouden, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van verweerder en de derde-partij.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt, waardoor het beroep ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de bouwvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat er onzekerheid bestaat over de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan dat de bouw van het insecthuis mogelijk zou maken.

Gezien de politieke onduidelijkheid en de mogelijkheid dat het bestemmingsplan niet wordt vastgesteld, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het projectbesluit en de bouwvergunning worden geschorst totdat de meervoudige kamer van de rechtbank uitspraak doet in de bodemprocedure. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht en de proceskosten van verzoekers dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, met griffier Y. van der Zaan-van Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/1153
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1],

[verzoeker 2]en
[verzoeker 3],
[verzoeker 4]en
[verzoeker 5],
[verzoeker 6]en
[verzoeker 7],
[verzoeker 8]en
[verzoeker 9],
[verzoeker 10]en
[verzoeker 11],
de heer en mevrouw [verzoeker 12 en 13], en
[verzoeker 14],
verzoekers,
(gemachtigde: mr. ing. J. S. Haakmeester),
en

het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen,

verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende], te [woonplaats],
(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2014 heeft verweerder een projectbesluit genomen voor het bouwen van een kunstwerk met daarin een woonhuis op het perceel [adres 1] te [plaats] en aan de derde-partij hiervoor een bouwvergunning verleend.
Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2014. Van verzoekers zijn [verzoeker 4], [verzoeker 5], [verzoeker 7], [verzoeker 8], [verzoeker 9], [verzoeker 10], [verzoeker 11] en [naam] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.P. Stekelenburg en P.A.J de Wit.
De derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Verweerder heeft op 30 september 2010 een aanvraag om bouwvergunning ontvangen van de derde-partij voor de bouw van een kunstwerk met daarin een woonhuis (hierna: het insecthuis). Omdat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2006, partiële herziening inhoudsmaat woningen” heeft verweerder het verzoek om bouwvergunning tevens aangemerkt als een aanvraag voor het nemen van een projectbesluit. Ten behoeve van het projectbesluit heeft IMOSS Bureau voor Stedebouw B.V. op verzoek van verweerder een stedenbouwkundige onderbouwing voor het te nemen projectbesluit verzorgd.
De welstandscommissie ‘Het Oversticht’ heeft op 17 januari 2011 geconstateerd dat het ingediende plan niet voldoet aan het gebiedsgerichte welstandsbeleid en de algemene welstandscriteria, op grond waarvan geconcludeerd is dat het ontwerp in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
Het ontwerpprojectbesluit heeft vanaf 28 juli 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Verzoekers, behoudens [verzoeker 12 en 13], hebben een zienswijze ingediend.
Op 17 februari 2014 heeft InterConcept Advies & Uitvoering een ruimtelijke onderbouwing voor het projectbesluit uitgebracht.
Vervolgens heeft verweerder het projectbesluit genomen en de gevraagde bouwvergunning verleend. Aan deze besluiten is de voorwaarde verbonden dat het verboden is om het insecthuis als woonhuis te gebruiken voordat het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan ‘[plaats], [adres 2]’ rechtskracht heeft gekregen.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de bestaande woonbebouwing op het perceel [adres 2] in [plaats] een verblijfsrecreatieve functie te geven, waarbij in de bestaande bebouwing een groepsaccommodatie wordt gerealiseerd. Gelijk met deze functiewijziging wordt de woonbestemming op het erf aan de [adres 2] verplaatst ten behoeve van de bouw van het insecthuis op het perceel [adres 1].
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 3 april 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen.
3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Naar voorlopig oordeel kan niet worden gesteld dat geen één van de verzoekers als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit betekent dat het beroep op de rechtbank vooralsnog ontvankelijk wordt geacht.
Aan zowel het bestreden projectbesluit als de bestreden bouwvergunning heeft verweerder de voorwaarde verbonden dat het is verboden om het bouwwerk als woonhuis te gebruiken voordat het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “[plaats], [adres 2]” rechtskracht heeft gekregen.
Zoals hierboven is weergegeven heeft het ontwerp-bestemmingsplan vanaf 3 april 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat 20 zienswijzen zijn ingediend tegen dit ontwerp-bestemmingsplan, niet alleen door verzoekers maar ook door anderen. De verwachting is dat het plan aan de gemeenteraad in een vergadering van september of oktober 2014 voorgelegd wordt.
Gelet echter op de (politieke) geschiedenis die aan het projectbesluit en de verleende bouwvergunning vooraf gegaan is, en het feit dat de dag voor de gemeenteraadsverkiezingen 2014 deze besluiten genomen zijn, als gevolg waarvan veel raadsleden niet meer teruggekomen zijn in de gemeenteraad, is met geen enkele zekerheid te stellen of het bestemmingsplan “[plaats], [adres 2]” vastgesteld zal worden.
Indien de gemeenteraad dit plan niet vaststelt, kan de derde-partij nimmer wonen in het insecthuis.
Indien de gemeenteraad van Tubbergen het bestemmingsplan wel vaststelt, treedt dit in werking, tenzij binnen zes weken een voorlopige voorziening wordt gevraagd bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS).
De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat een dergelijke voorlopige voorziening zal worden gevraagd.
Gelet op deze onduidelijkheid, alsmede gelet op het beroep dat door partijen is gedaan op diverse stukken, zoals de Omgevingsverordening, de Structuurvisie en het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK), is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bodemprocedures verwezen dienen te worden naar de meervoudige kamer van deze rechtbank, die de zaken op 29 september 2014 of 28 oktober 2014 zal behandelen.
De derde-partij heeft aangegeven dat hij op korte termijn wil starten met de bouw van het insecthuis. Gelet op de grootte van dit insecthuis en ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen, alsmede de (politieke) onduidelijkheid omtrent het hierboven genoemde bestemmingsplan ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en het projectbesluit en de verleende bouwvergunning te schorsen totdat de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak heeft gedaan op de beroepen.
4.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
5.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst de bestreden besluiten tot de uitspraak op de beroepen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,00 aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 974,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.