ECLI:NL:RBOVE:2014:3606

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
C/08/156140 / KG ZA 14-180
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot openbare verkoop van inventaris in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen City Snooker Centres Beheer B.V. en Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V. City Snooker vorderde toegang tot de verpande inventaris en medewerking van Grolsch voor de openbare verkoop daarvan. De zaak is ontstaan uit een geschil over een pandrecht dat City Snooker had gevestigd op de inventaris van de Zandloper B.V., die eerder door Grolsch was verhuurd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een groot aantal feitelijke en juridische geschilpunten waren, waardoor de zaak zich niet leende voor een kort geding. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van City Snooker af en oordeelde dat een bodemprocedure de geëigende weg was. De Ontvanger van de Belastingdienst had zich gevoegd aan de zijde van Grolsch, en zijn verzoek werd toegewezen. City Snooker werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van zowel Grolsch als de Ontvanger.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/156140 / KG ZA 14-180
datum vonnis: 2 juli 2014 (sr)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
City Snooker Centres Beheer B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak in kort geding,
incidenteel verweerster,
verder te noemen City Snooker,
advocaat: mr. H.H. Tan te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Grolsche Bierbrouwerij Nederland B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde in de hoofdzaak in kort geding,
incidenteel verweerster,
verder te noemen Grolsch,
advocaat: mr. A. Prascevic.te Enschede.
in welke zaak heeft verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van Grolsch:
De Ontvanger van de Belastingdienst/ Midden- en Kleinbedrijf,
gevestigd te Leiden,
eiseres in het incident,
verder te noemen de Ontvanger,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam,

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2014 met producties 1 t/m 6;
  • de incidentele conclusie tot voeging van de Ontvanger met producties 1 t/m 6;
  • producties 1 t/m 3 aan de zijde van Grolsch;
  • de mondelinge behandeling op 6 juni 2014;
  • productie 7 aan de zijde van de Ontvanger;
  • de voortgezette mondelinge behandeling op 18 juni 2014;
  • de pleitnota van City Snooker;
  • de pleitnota van Grolsch;
  • de pleitnota van de Ontvanger.
1.2
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Vanaf december 2010 verhuurde Grolsch aan de Zandloper B.V. (verder te noemen de Zandloper) de panden aan de Oude Markt 2 en 3 in Enschede. Tot begin 2014 dreef de Zandloper daarin de horecaexploitaties “Stadscafé De Geus” en “Club Zozo”.
2.2
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomst van geldlening van 1 oktober 2012, waarbij City Snooker aan de Zandloper een bedrag van € 2.000.000,00 ter beschikking heeft gesteld. Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst heeft de Zandloper ten behoeve van City Snooker een pandrecht gevestigd. In artikel 1 van de pandovereenkomst is het volgende bepaald:
“Tot meerdere zekerheid voor de betaling of teruggave van al hetgeen pandgever aan pandnemer nu of te eniger tijd schuldig mocht zijn of worden, geeft pandgever aan pandnemer in pand, gelijk pandnemer in pand aanneemt:
-
de goodwill alsmede alle huidige en toekomstige goederen en inventaris van Stadscafé De Geus en Discotheek Zozo, gevestigd aan de oude Markt 2 te Enschede, welke aan pandgever in eigendom toebehoort. De lijst van goederen en inventaris is als bijlage bijgevoegd en maakt integraal deel uit van de onderhavige overeenkomst”.
De pandakte is op 1 augustus 2013 door de Belastingdienst geregistreerd.
2.3
Op 9 oktober 2013 heeft de Ontvanger in het kader van een belastingschuld executoriaal beslag doen leggen op de roerende zaken van de Zandloper.
2.4
Begin 2014 heeft Grolsch bij deze rechtbank ontbinding van de huurovereenkomst met de Zandloper gevorderd. Bij vonnis van 4 februari 2014 van de kantonrechter van deze rechtbank is de huurovereenkomst tussen Grolsch en de Zandloper ontbonden en is de Zandloper veroordeeld om de panden te ontruimen.
2.5
Op 11 februari 2014 is voornoemd vonnis aan de Zandloper betekend. Hierbij heeft (de bestuurder van) de Zandloper de sleutels van de panden aan de deurwaarder overhandigd. De roerende zaken van de Zandloper zijn in de panden achtergebleven.
2.6
Bij overeenkomst van 21 februari 2014 heeft de Ontvanger de beslagen roerende zaken van de Zandloper onderhands aan Grolsch verkocht en geleverd.
2.7
Bij brief van 3 maart 2014 heeft City Snooker aan Grolsch medegedeeld tot executie van het pandrecht te willen overgaan en heeft zij Grolsch verzocht haar medewerking daaraan te verlenen, althans City Snooker toegang te geven tot de verpande inventaris opdat City Snooker tot executoriale verkoop daarvan kon overgaan. Grolsch heeft geweigerd deze medewerking te verlenen.
2.8
Op 4 maart 2014 is de Zandloper in staat van faillissement verklaard. Daarbij is mr. G.H. de Wit, advocaat te Alkmaar, aangesteld als curator (verder te noemen: de curator).

3.Het geschil

3.1
City Snooker vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. Grolsch te veroordelen City Snooker toegang te verlenen tot de verpande inventaris;
b. Grolsch te veroordelen City Snooker medewerking te verlenen, althans in staat te stellen de openbare verkoop van de inventaris voor te bereiden;
c. Grolsch te veroordelen City Snooker medewerking te verlenen, althans City Snooker in staat te stellen de verpande inventaris openbaar te doen verkopen en aan de kopers uit te leveren;
d. te bepalen dat Grolsch een dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat Grolsch na dagtekening van dit vonnis in gebreke blijft met het voldoen aan één of meerdere van de hiervoor genoemde gedragingen;
e. Grolsch te veroordelen in de kosten van dit geding, de na de uitspraak vallende kosten daaronder begrepen.
3.2
Grolsch betwist de vorderingen van City Snooker en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van City Snooker in de proceskosten.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna -voor zover van belang- nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident
4.1
Ter zitting van 6 juni 2014 is de vordering van de Ontvanger om zich in het onderhavige geding te mogen voegen aan de zijde van Grolsch toegewezen. De Ontvanger heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij daarbij belang heeft. Een mogelijk beslissing ten nadele van Grolsch dreigt immers tot gevolg te hebben dat de rechtspositie van de Ontvanger wordt benadeeld aangezien Grolsch de Ontvanger aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die zij in dat geval zou lijden. De Ontvanger heeft dan ook een eigen belang bij afwijzing van de vorderingen van City Snooker.
4.2
Hoewel de Ontvanger evident belang heeft zich aan de zijde van Grolsch in deze procedure te scharen, ziet de voorzieningenrechter geen reden om City Snooker met de kosten in het incident te belasten en dient de Ontvanger zijn eigen kosten te dragen.
In de hoofdzaak
4.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onderhavige zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding. Er is sprake van een groot aantal geschilpunten van zowel feitelijke als juridische aard. De feiten en rechten dienen eerst vast te komen staan alvorens beslissingen als hier gevorderd kunnen worden genomen.
4.4
Allereerst is er discussie over de geldigheid en de omvang van het pandrecht van City Snooker. Niet in geschil is dat de pandakte op 1 oktober 2012 is ondertekend, terwijl deze akte pas op 1 augustus 2013 is geregistreerd. Voorts valt op dat de handtekening die de heer [M], als bestuurder van de Zandloper, onder aan de overeenkomst van geldlening heeft geplaatst niet gelijk is aan de handtekening die onder aan de pandakte is gezet.
Daarnaast is de in artikel 1 van de pandovereenkomst genoemde lijst van goederen en inventaris niet door City Snooker overgelegd. Voorts ziet het door de Ontvanger gelegde beslag op roerende zaken van de Zandloper aan de Oude Markt 2 en de Oude Markt 3 te Enschede en is niet duidelijk of de omvang van een eventueel pandrecht van City Snooker ook op al deze zaken rust nu voornoemd artikel 1 van de pandovereenkomst enkel de Oude Markt 2 noemt.
4.5
Vervolgens is tussen partijen in geschil of de onderhandse verkoop van de beslagen roerende zaken d.d. 21 februari 2014 van de Ontvanger aan Grolsch al dan niet kan worden aangemerkt als een executoriale verkoop. City Snooker stelt dat het niet kan worden aangemerkt als een executoriale verkoop en dat geen zuivering heeft plaatsgevonden. Zij verwijst daarbij onder meer artikel 463 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en een arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2001 (ECLI: NL: HR: 2001: AA FED 2001/133, V-N 2001/9.26). Grolsch heeft de eigendom van de door haar van de belastingdeurwaarder gekochte inventaris aldus verworven, terwijl deze inventaris nog was belast met het pandrecht van City Snooker, aldus City Snooker. Grolsch stelt daarentegen dat de onderhandse verkoop wel kan worden aangemerkt als een executoriale verkoop en verwijst hierbij onder meer naar artikel 14.1.10 van de Leidraad Invordering 2008 en haar bestendige praktijk. Hierdoor heeft volgens Grolsch van rechtswege zuivering plaats gevonden. Op grond van het bepaalde in artikel 21, lid 2, tweede volzin Invorderingswet 1990, heeft de Ontvanger een voorrecht ten aanzien van de bodemzaken en gaat dit voorrecht in rang boven een bezitloos pandrecht. De conclusie is volgens Grolsch dan ook dat City Snooker haar bezitloze pandrecht op de inventaris niet tegen de Ontvanger had kunnen inroepen en het pandrecht van City Snooker op de inventaris is gezuiverd. De Ontvanger deelt dit standpunt van Grolsch.
4.6
Indien in rechte komst vast te staan dat een onderhandse verkoop door de Ontvanger geen executoriale verkoop is, speelt voorts de vraag of de eigendom van de inventaris is overgegaan op Grolsch. City Snooker stelt dat dat het geval is. Grolsch stelt echter dat de Ontvanger de inventaris dan ook niet aan Grolsch heeft geleverd, omdat dan sprake is van een bevoegdheids- en titelgebrek. Dit zou volgens Grolsch dan tot gevolg hebben dat de inventaris zich nog altijd in het vermogen van De Zandloper bevindt. In die situatie zou het executoriale beslag van de Ontvanger daar nog altijd op rusten althans zou dit beslag zijn opgegaan in een algemeen faillissementsbeslag. Niet City Snooker, maar de curator of de Ontvanger zou volgens Grolsch in dat geval gerechtigd zijn om zich te verhalen op de inventaris.
4.7
Daarnaast staat tussen partijen vast dat de Rabobank een (in ieder geval) ouder pandrecht op de inventaris heeft dan City Snooker. Ter zitting heeft City Snooker betoogd dat de Rabobank geen belang heeft bij dit pandrecht omdat de schuld aan de Rabobank uit andere zekerheden kan worden voldaan. Zowel Grolsch als de Ontvanger hebben dit ter zitting betwist. Nu City Snooker geen stukken van de Rabobank heeft overgelegd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat thans onvoldoende aannemelijk geworden dat dit betoog van City Snooker juist is. Voorts hebben zowel Grolsch als de Ontvanger gesteld dat in geval van pluraliteit van pandhouders alleen de eerste pandhouder afgifte aan zichzelf kan vorderen, hetgeen City Snooker heeft betwist.
4.8
Voorts speelt de vraag welke vordering het hoogste in rang is bij de verdeling van de executieopbrengst.
De Ontvanger heeft immers betoogd dat het niet aannemelijk is dat City Snooker een netto-opbrengst zal genereren die haar (gedeeltelijk) ten goede zal komen nu zowel de curator in het faillissement van de Zandloper als de Rabobank als eerste pandhouder bij de verdeling van de opbrengst vóór City Snooker gaan.
4.9
Ten slotte acht de voorzieningenrechter problematisch dat de vorderingen van City Snooker erg ruim zijn geformuleerd en in onvoldoende mate is bepaald wat -bij een toewijzing van de vorderingen- concreet van Grolsch wordt verlangd. Zo is niet duidelijk wat concreet van Grolsch mag worden verwacht in het kader van het meewerken dan wel in staat stellen de openbare verkoop voor te bereiden en de verpande inventaris openbaar te doen verkopen en aan de kopers uit te leveren. City Snooker heeft evenmin bij haar vorderingen een tijdspanne genoemd.
4.1
Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een dermate groot aantal feitelijke en juridische geschilpunten dat deze zaak zich niet leent voor kort geding. Een bodemprocedure is daarvoor de geëigende weg. De vorderingen van City Snooker zullen dan ook worden afgewezen.
4.11
City Snooker zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld aan de zijde van Grolsch en van de Ontvanger.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In het incident
I. Laat de Ontvanger toe als voegende partij aan de zijde van Grolsch;
II. Bepaalt dat de Ontvanger zijn eigen kosten draagt;
In de hoofdzaak
III. Wijst de vorderingen af;
IV. Veroordeelt City Snooker in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Grolsch begroot op € 608,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat.
V. Veroordeelt City Snooker in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 608,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat.
VI. Verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.